Partij van de Arbeid


8 december 2004


Bijdrage van Ferd Crone (PVDA) aan het Algemeen Overleg over het plan van aanpak Splitsing Energiebedrijven


In het voorjaar van 2004 besloten de minister van EZ en de meerderheid van de Kamer dat netwerk- en leveringsbedrijven moeten worden gesplitst ( unbundling ). Ik heb hier zelf ook steeds voor gepleit.


Splitsing geeft de beste garantie voor een level playing field, eerlijke concurrentie, voorkomen van kruissubsidiëring, het voorkomen van concurrentieverstorend gedrag, toegang tot het netwerkwerk en vooral het voorkomen van commerciële invloed op investeringsbeslissingen m.b.t. het netwerk. Daarom vindt de PvdA dat dit soort basisinfrastructuur in overheidscontrole en meerderheidseigendom moet blijven. Het risico van onderinvestering is te groot als buitenlandse concerns de netten gaan beheren, bovendien wil ik niet bij problemen met de pet in de hand naar Parijs of Berlijn of ze aub in Nederland willen investeren. Dit voor mij cruciaal nu we aan de vooravond staan van grote investeringen die nodig zijn voor energiebesparing en duurzame energie, die nodig zijn in het netwerk, en waar directe concurrentie en belangentegenstellingen zijn met platte stroomleveranciers die alleen maar veel Kilowatts willen leveren. Het marktfalen is hier naar verwachting groter dan het overheidsfalen!


We zijn het in de Kamer unaniem eens dat de hoogspanningsnetten naar Tennet moeten, plus 50kV: wil de minister dat zsm realiseren?


Een zeker zo belangrijk argument voor splitsing: we zijn de laatste jaren wijs geworden door ervaringen. Waarom willen de huidige bedrijven de netten houden?


Dat is maar op één reden: ze willen de opbrengst van de netten, de cashflow en de waarde van het netwerk benutten voor investeringen in het buitenland.


Ze willen niet eens in het binnenland investeren: als ze, zoals ik al weken aan ze vraag, nu een integraal investeringsplan voor nationale productiecapaciteit op tafel leggen, dan zou ik zeggen: waar is het kruisje en ik teken. Dan besteed je de netsubsidie voor iets nuttigs.


Maar dat doen ze niet, ze willen naar het buitenland! Zoals Boersma van Essent op vele openbare bijeenkomsten heeft gezegd: ik wil groeien in Europa naar schaalgrootte en heb daar alle kapitaalstromen in het bedrijf bij nodig!
Ik snap de ratio hiervan. Die is namelijk dat de schaalgrootte van de commerciële tak (de handel en productie) van de bedrijven en te kleine schaal heeft. En dat is waar: de optimale schaalgrootte is voor productie en handel meer dan 6-7 mln klanten minimaal. Daarom maken de commerciële delen van Nuon, Essent enz op dit moment verlies, want ze zijn te klein om er elk afzonderlijk een grote marketingafdeling, een eigen dealing room, voldoende inkoopmacht enz. in stand te houden. Maar je kunt op drie manieren opschalen:


- door in het buitenland bedrijven op te kopen of te fuseren. Dat is een moeizame weg en we hebben daarmee slechte ervaringen, zowel bij KPN, maar ook in deze sector zijn in het buitenland enorme investeringen gedaan die inmiddels allemaal honderden miljoenen hebben gekost, van Stadtwerk Bremen tot water en windbedrijven in de VS en China. De reden is vrijwel steeds dat de bedrijven voor veel te veel geld zijn gekocht, dat kon door de grote oorlogskassen van onze bedrijven die onbeperkt de subsidie uit het netbedrijf hebben gebruikt. Een andere reden is dat Nederlandse bedrijven ook tegen de bierkaai moesten vechten. De Duitse markt wordt gedomineerd door drie/vier bedrijven die ook nog eens de netten beheren. En het is dan onmogelijk om daar een sterke positie te verwerven tenzij je permanent geld meeneemt. Dat betekent dat we permanent kruislingse subsidie uit het netten naar het buitenland moeten sturen: de Nederlandse afnemers en de aandeelhouders. Uiteraard ben ik daar tegen: dat is klein duimpje die de wereld wil veroveren op andermans (onze) kosten. Ze kiezen de vlucht vooruit, een onbedachtzame strategie.


- Dit is overigens een duidelijke paradox: juist omdat in de omringende landen de markt potdicht zit en de bedrijven te rijk zijn door misbruik van hun netten, juist daarom moeten we ons daar niet laten zien, en zeker niet denken dat wij hun gedrag kunnen kopiëren. Tot mijn verbijstering gaan ze hiermee toch gewoon door: NUON en Essent gaan tegen elkaar opbieden om SPE in België te kopen, en Essent wil voor een mld investeren in Dtsl.


- De andere manier van opschalen is dat de commerciële activiteiten in Nederland worden samengevoegd, bv, door een fusie van twee bedrijven. Gegeven de beperkte markt vergt dat een scherper toezicht, en dan ben ik er niet tegen: een oranjekampioen, zonder netten, met een scherper toezicht.


- Of, de derde manier, je accepteert, net als bij KLM, Shell en Unilever en vele andere voorbeelden dat de schaalgrootte te groot is s landje en dat productie en handelsbedrijven onderdeel worden van internationale concerns. Zo is overigens al een groot deel van onze productie in handen van Electrabel en Eon. Zolang de buitenlandse concerns hier maar geen monopolie of kartel vormen is dat niet erg. Nma heeft bewezen daarvoor te zorgen, want toen NuoN Reliant kocht werd aangeven dat ze tanden hebben. Één speler mag nooit te groot worden.


Conclusie: Omdat maar 20 % van de stroom kan worden geïmporteerd, meer kan niet, zal er altijd meer dan 80% in Nederland moeten worden geproduceerd. Zolang het investeringsklimaat goed is, zullen die investeerders er altijd zijn, want de stroomvraag staat vast. Wel moet men af van de luie financiering (de subsidie uit het net) en zal men moeten wennen aan marktconforme financiering. Ook van de banken vergt dat een wending, zij zullen mee moeten delen in commerciële risico s.


Dat zijn belangrijkere randvoorwaarden dan het eigendom van de centrales.


.Het is van belang de lijn van splitsing vastberaden voort te zetten, zodat de directies van de energiebedrijven hun energie weer minder gaan steken in lobby activiteiten en fusie- en overnamepolitiek en zich weer meer gaan richten op het publieke belang en het belang van de consument. Ook de minister bekritiseerde in een eerdere fase de "bunkerhouding" van de directies.


De uitvoering van de splitsing roept nog wel enkele vragen op, die de minister op 8 december kan beantwoorden.


De belangrijkste vraag is hier de zeggenschap. Het is verbijsterend dat de aandeelhouders niks, maar dan ook niks te vertellen hebben op de strategie van hun eigen ondernemingen. Minister maak daar een einde aan: laat de aandeelhouders delen in moderne corporate zeggenschap. Of heeft Rotterdam/Dordrecht gelijk: is er wetgeving als paardenmiddel nodig om ze baas te laten zijn in eigen huis?
Wilt u een zeer actieve campagne opzetten om de aandeelhouders op hun rechten en mogelijkheden te wijzen, met een commissie van wijze mannen? Zoals de advocaten gisteren in het FD zeggen: Europa zal zich er nooit tegen verzetten als overheidseigenaren in hun eigen bedrijven de baas willen zijn, bv omdat ze willen splitsen!


Enkele vragen en opmerkingen:


M.b.t. de brief van Brinkhorst valt het op dat de minister wel voorstander is van het onderbrengen van het juridische eigendom van het fysieke netwerk bij de netbeheerder (blz. 11), maar zich daar alleen "in beginsel" voor uitspreekt en in het midden laat hoe en wanneer dit gaat gebeuren, terwijl dit een centraal onderdeel zou moeten zijn van de unbundling. Deelt de minister de mening dat zowel juridisch als economisch eigendom volledig bij de netbeheerder moeten worden ondergebracht?


De minister is ook voorstander van "vette" netbeheerder (dwz met veel eigen kapitaal en voldoende eigen medewerkers zodat alle taken zelfstandig gedaan kunnen worden). Voor de criteria hiervoor wordt teruggegrepen naar een Kamerbrief uit 1998 (blz. 6). Kan de minister ingaan op de indeling in strategische en operationele taken dat in 1998 is gemaakt? Is het niet een ongelofelijk bewijs van he onwilligheid van de bedrijven dat ze zelfs de wet van 98 voor een vette netbeheerder nog steeds niet hebben uitgevoerd? Deelt de minister de mening dat hier helderheid over moet bestaan? Kan de minister nog een keer het onderscheid toelichten tussen concurrerende en niet-concurrerende activiteiten (blz. 6)? Overigens kan ik hier de Ondernemingsraden en ook de concurrende installatiebedrijven geruststellen: dit is het beste voor de werkgelegenheid in nwederland.


M.b.t. institutionele beleggers: de minister stelt dat hij niet kan verbieden dat anderen de aandelen kopen en dat het dus niet mogelijk is om wettelijk te regelen dat alleen institutionele beleggers de aandelen van een netbeheerder in bezit hebben (blz. 12). Dat zou in strijd zijn met het Europese vrije verkeer van kapitaal. Een verbod kan wel voor bedrijven die actief zijn in de levering, handel en productie. Kan de minister hier nog een keer op ingaan?


De minister wijst er wel terecht op dat de publieke aandeelhouders ook nu al afgezien van d.m.v. certificering - een deel van het vermogen kunnen verzilveren door herkapitalisatie, dwz. het veranderen van de verhouding vreemd vermogen / eigen vermogen. In welke mate zijn de publieke aandeelhouders hiervan op de hoogte, of hoe gaat de minister ze daarvan op de hoogte brengen?


Waarover alle partijen het eens zijn, ook het CDA:


1 splitsen hoeft niet als de overheid 100 % eigenaar blijft, want dan houden we alle risico's beheersbaar. (wel moeten de provinciale en gemeentelijke overheden directere zeggenschap krijgen over strategische beslissingen zoals wel/niet investeren/fuseren in het buitenland, kwaliteit van de netten, productiecapaciteit in Nederland, enz!)


2. als de lokale overheden willen privatiseren dan mag dat niet voor de netten, daarin moeten zij (of wij) in ieder geval een meerderheidsbelang in houden. Wat je wel kunt privatiseren zijn de commerciële activiteiten, maar die moet je dan dus eerst afsplitsen en vervolgens verkopen.


3. het is dus aan de lokale overheden of zij aandeelhouder willen blijven in commercieel risicovolle activiteiten zoals productie en handel in energie, die immers sinds 1 juli volledig commerciële zijn geworden. Of dat ze die risico's te groot vinden en ze willen afsplitsen. Leveringszekerheid is daarbij ook een publiek belang en een vestigingsfactor.