Universiteit Twente

Plotseling verdwijnen in droog drijfzand

Nature-publicatie van UT-onderzoekers
Mensen en zelfs voertuigen die in een zandwoestijn plotseling van de aardbodem verdwijnen, het zijn favoriete mythische verhalen van woestijnreizigers. De Britse schrijver T.E. Lawrence, beroemd geworden werd met zijn "Lawrence of Arabia", schrijft erover in zijn boek "Seven pillars of wisdom" uit 1926. Ook in een van dé standaardwerken over woestijnen, "The physics of blown sand and desert dunes" van R.A. Bagnold uit 1941, komen deze verhalen voor. Hoe onwaarschijnlijk ze ook klinken, ze kunnen zeer wel op waarheid berusten, zo blijkt uit experimenten die in de groep van prof. Detlef Lohse aan de Universiteit Twente zijn gedaan. Lohse, Remco Rauhé, FOM-oio Raymond Bergmann en Devaraj van der Meer rapporteren over hun proeven in de Nature van 9 december 2004.
In hun laboratorium in Enschede hebben de UT-onderzoekers iets gemaakt wat zij droog drijfzand noemen. Zand draagt gewicht goed, zoals de zandbak van onze kinderen bewijst. Nat zand is nog 'steviger', zoals het strand laat zien. Het geheim zit hem in de zogeheten krachtketens, zoals onder andere aannemelijk gemaakt wordt in een artikel in Physical Review Letters van 6 februari van dit jaar. Wanneer deze krachtketens worden verzwakt, neemt de draagkracht af. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij een bepaalde combinatie van zand, water en klei: het bekende drijfzand.
Om `droog drijfzand' te maken, hebben de Twentse onderzoekers een bak gevuld met zeer fijn zand (korrelgrootte rond 0,04 millimeter). In de bodem van de bak zitten gaatjes en daar lieten ze lucht door blazen om de zandkorrels op te warrelen. Als ze de luchtstroom afsluiten, zakken de korrels tot een heel losse pakking (slechts 41 volumeprocent) samen. Net rakend aan het oppervlak hingen ze aan een dun koord een ping-pong balletje met een doorsnede van vier centimeter op. Het balletje vulden ze voor een deel met bronzen kogeltjes. Zo konden ze de massa van het balletje variëren. Daarna lieten ze het koordje doorbranden. Wanneer het koordje het begeeft valt het balletje ongestoord in één keer in het zand. Uit de experimenten blijkt dat het balletje moeiteloos het zand in zakt. Hoe diep het zand in, bepaalden de onderzoekers door aan het balletje een vrijwel massaloze verticale staart te bevestigen.

Een balletje met een massa van 133 gram valt, rakend aan het oppervlak, naar beneden en zinkt onmiddellijk in het zand weg. Na ongeveer 130 microseconden verschijnt een zandstraaltje (een jet) dat zijn maximale hoogte ongeveer 50 microseconden later bereikt. Na ongeveer 600 milliseconden bereiken ingesloten luchtbelletjes het oppervlak.
Bij een massa van 133 gram (zie de foto) zakte het balletje tot 22,4 centimeter diep het zand in, dus meer dan vijf keer zijn doorsnede. Wanneer de massa meer dan 28,5 gram bedraagt blijkt kort nadat het balletje in het zand is verdwenen een straaltje zand recht omhoog te schieten. Zo'n jet treedt ook op bij objecten die met een bepaalde snelheid op een oppervlak inslaan, maar hier dus ook, vanuit een stilstaande beginsituatie. De diepte die het balletje in het zand bereikt en de hoogte van de jet blijken rechtevenredig te zijn met de massa van het balletje. Het gedrag van het balletje blijkt perfect te kunnen worden beschreven met een eenvoudig model waarin de zwaartekracht die het balletje versnelt en de wrijvingskracht die het balletje in het zand afremt zijn verdisconteerd (zie de figuur).

De gemeten relatie tussen de massa van het balletje (horizontale as), de maximaal diepte die het balletje in het zand bereikt (de linker verticale as en de blauwe meetpunten) en de hoogte van de zandstraal (jet) die ontstaat (de rechter verticale as en de rode meetpunten). Het ontwikkelde krachtmodel beschrijft de beweging van het balletje in het zand perfect (de inzet, waarbij de blauwe lijn de waarnemingen aangeeft en de rode de modelberekening).
In woestijnen - en misschien ook op Mars - kunnen zandmassa's voorkomen die zijn gevormd uit zeer fijn zand dat door de wind bijeengeblazen is. De experimenten in Enschede maken het aannemelijk dat objecten (mensen, voertuigen) daar inderdaad plotseling in kunnen verdwijnen.
Op http://stilton.tnw.utwente.nl/dryquicksand/ is meer informatie en beeldmateriaal te vinden over het onderzoek.
Dit bericht is tot stand gekomen in samenwerking met de Stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM), www.fom.nl Meer informatie bij prof.dr. Detlef Lohse, e-mail d.lohse@utwente.nl, telefoon 053-489 8076

Laatst gewijzigd op 09-12-2004 © Universiteit Twente Printversie (opent in een nieuw venster)