VVD



Inbreng Arno Visser - VVD-Tweede-Kamerfractie Hoofdlijnen debat Hoger Onderwijs

9 december 2004

Alleen gesproken woord geldt!

Waarom?
Het is goed aan het begin van dit hoofdlijnendebat eerst de vraag te stellen en te beantwoorden, 'waarom' we dit doen. Waarom wijzigingen in de studiefinanciering, de bekostiging van universiteiten en binnenkort ook de Wet op het Hoger Onderwijs?

Wat is het probleem in Nederland?
De hamvraag is waarom we 12 universiteiten en tientallen HBO-instellingen hebben, 7 rechtenfaculteiten en op vele plaatsen letterenstudies. Waarom niet één technische universiteit, één letteren-universiteit, één economische universiteit, één medische universiteit; het kan allemaal heel erg 'macrodoelmatig' lijken.

Die vele opleidingen op vele plaatsen hebben zin áls het uitmaakt aan welke universiteit je Frans studeert. Als het uitmaakt aan welke HBO-instelling je civiele techniek studeert. En omgekeerd, waar je die vakken doceert. Keuzevrijheid moet inhoud hebben, voor studenten en docenten - maar ook voor een werkgever op zoek naar de beste kenniswerker.

Want de 600.000 studenten verschillen in aanleg, ontwikkeling en ambitie. Hetzelfde geldt voor docenten en onderzoekers. Instellingen moeten een profiel kunnen hebben; zich kunnen specialiseren of juist breed willen zijn.

Het model voor het Hoger Onderwijs in de 21e eeuw zal anders moeten zijn dan in de 19e en 20e eeuw. Het moet meer ruimte en flexibiliteit bieden. Wat goed functioneerde toen, levert nu beperkingen op. We lopen tegen de grenzen aan van wet- en regelgeving en moeten die aanpassen.

Het systeem schrijft uniformiteit voor, dat resulteert in stagnatie. Studenten, docenten en instellingen hebben baat bij pluriformiteit. Dat zorgt voor een nieuwe dynamiek. "Levensdrift is distinctiedrift", schreef Carry van Bruggen in 1919. En ze zette er tegenover: "eenheidsdrift is doodsdrift."

Het Hoger Onderwijs is in de ogen van de VVD een raspaard dat te strak aan de teugel wordt gehouden. De VVD wil de teugels laten vieren, opdat studenten, docenten en faculteiten keuzes kunnen maken die nu niet mogelijk zijn - want bij wet verboden. Het onderwijs moet mensen stimuleren het beste uit zichzelf te halen.

Stappenplan
Bij het debat over het Hoger Onderwijs en Onderzoeksplan verzocht de Kamer via een motie Tichelaar cs. om stappenplan te maken opdat voor alle betrokken partijen duidelijk blijft in welk tempo en in welke richting er wordt gewerkt.

De voorstellen van de Staatssecretaris die nu voorliggen zijn in de ogen van de VVD een stap in de richting waar de Kamer om vroeg.


- In de Notitie over bekostiging van het Hoger Onderwijs wordt een duidelijke keuze gemaakt voor de leerrechten van studenten. Het doel is bevordering van vraagsturing.
- Bij de studiefinanciering wordt een duidelijke keuze gemaakt voor het faciliteren van de student. Het doel is bevordering van toegankelijkheid en keuzevrijheid.
- Bij het onderwerp 'open bestel' wordt een voorzichtige keuze gemaakt voor nieuwe onderwijsaanbieders en kwaliteitsbewaking. Het doel is verbreding van het aanbod.
- In de Internationaliseringbrief wordt een duidelijke keuze gemaakt voor de vrijheid en verantwoordelijkheid van de instellingen zelf bij de werving van niet-EU studenten. Het doel is bevordering van kwaliteit.
- Inmiddels is ook de Commissie-Korthals bezig met een inventarisatie van de voorgestelde experimenten met collegegelddifferentiatie en selectie.

Er gebeurt dus veel, en er gebeurt veel tegelijk. De eerlijkheid gebied te zeggen, dat van de VVD het tempo wel wat hoger mag. Maar uit realisme accepteren we dat je een diepgewortelde cultuur en structuur niet van de ene op de andere dag wijzigt.

Het gaat om ambitie. De Ambitie het morgen beter te willen doen dan vandaag. Wie de universitaire ranglijsten beziet, weet dat er veel verbetering mogelijk en nodig is.

Bekostiging
Stimuleren van vraagsturing door invoering van studentengebonden leerrechten is de reden voor deze voorstellen.

Belangrijker is dat bekostiging gekoppeld aan leerrechten van studenten de positie van de student versterkt. Als opleidingsprogramma's niet goed aansluiten, en studenten stappen over naar een andere instelling, dan heeft dat financiële consequenties. Als studenten zich goed organiseren, kunnen ze dat middel gebruiken om hun opleiding te verbeteren.

Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen het Amerikaanse voorbeeld van de "Student's right to know Act"? In die wet is bijvoorbeeld vastgelegd dat instellingen cohortsgewijs het studierendement moeten publiceren. Dat is relevante informatie voor studenten. Het past in de gedachtenlijn van de nieuwe voorstellen.

Nog een vraag over het studierendement. De diplomabonus van 25% wordt uitgekeerd over de tijdduur van studie van een student. Dat betekent, dat hoe langzamer een student studeert, hoe meer diplomabonus de instelling krijgt. Maar we willen juist rendement bevorderen? Is het dan niet logischer dit om te draaien?

Misschien kan het nog eenvoudiger: de diplomabonus afstemmen op de gemiddelde studieduur van de studenten die een bepaalde studie volgen. Dan bundel je kracht en bepaal je richting. Dan kunnen instellingen extra inspanningen leveren ten behoeve van studierendement en wordt dat financieel beloond. Dan koppel je de cohortsgewijze informatie waarop de student recht heeft, aan de bekostiging van het onderwijs.

Als nu die diplomabonus blijft zoals die is, en de leerrechten worden naar wens van de universiteiten opgerekt naar 2 jaar, wat is dan de consequentie? Dat vraag ik de staatssecretaris. Wat zijn de voor- en nadelen van zo'n stap?

De voorstellen zinspelen op wat heet: "dynamisering van de vaste voet" - het vaste deel van de bekostiging. De vraag is wat die dynamiek activeert. Mag ik een voorstel herhalen: maak gebruik van de kwalitatieve informatie bij de accreditatie. De NVAO geeft 5 mogelijke waarderingen. Laat dat de basis zijn voor mogelijke extra financiering. Dan beloon je kwaliteit. Wil de staatssecretaris die suggestie meenemen in de uitwerking van zijn plannen?

Studiefinanciering
De twee meest opvallende onderdelen van studiefinanciering zijn het instellen van de kredietfaciliteit en de inkomensafhankelijke terugbetalingsregeling.

Dat laatste lijkt te mooi om waar te zijn. De grafieken laten zien dat een kleiner deel van het inkomen nodig is voor terugbetaling, terwijl er meer faciliteit is om te lenen. Het is bijna een wisseltruc, een spel zonder nieten.

De gepresenteerde grafieken bij de briefing laat zien dat een alleenstaande 20% van zijn inkomen van Euro 50.000 zou betalen, lees: 12.500 Euro per jaar. Bij mijn weten gebeurt dat niet.

Uit aanvullende informatie begrijp ik dat in de nieuwe voorstellen jaarlijks 30 miljoen Euro zal worden kwijtgescholden, 8 miljoen Euro meer dan in het huidig systeem. Dat geld wordt terugverdiend de rente op studieleningen 1 procentpunt te verhogen. De conclusie is dan, dat de mensen die de lening behorende bij hun eigen studie nu al terugbetalen, in de toekomst nog meer gaan bijdragen aan de studiekosten van anderen!

Dit druist in tegen de motie Tichelaar cs. Die stelt dat "vanwege het individuele profijt een grotere bijdrage van studenten mag worden verwacht". Daar staat niet: een beperkte groep studenten.

De VVD geeft er de voorkeur aan dat in de nieuwe terugbetalingsystematiek niet meer dan het huidige bedrag - 22 miljoen - kwijt hoeft te worden gescholden. Liever minder. Als daar meer jaren voor nodig zijn dan 15, dan doen we dat. Kan de staatssecretaris aangeven op welk jaartal je dan uit komt?

Het belangrijkste bezwaar van de VVD is de dat afbetalingsregeling afhankelijk is van het inkomen van de partner. Dat is niet logisch en vooral: niet emancipatoir! Het belastingstelsel is kort geleden juist geïndividualiseerd. Dit staat haaks op die beslissing. Waarom zou het tweede inkomen van een partner, die helemaal niet gestudeerd hoeft te hebben, meetellen bij de terugbetalingsregeling? Wat zijn de effecten op de arbeidsparticipatie van vrouwen?

Open bestel
Inhoudelijk past het thema 'open bestel' beter bij de nieuwe Wet op het Hoger Onderwijs, die in voorbereiding is. Laat ik nu volstaan met de opmerking, dat de VVD de richting van experimenten-onder-voorwaarden steunt.

Dat geen enkel land een dergelijk bestel heeft is geen goed argument. Zijn we een keer innovatief, is het weer niet goed.

Maar ik vraag me wel af, hoe je experimenten gaat beoordelen. Wanneer kun je spreken van een geslaagd experiment en wanneer niet? Kun je tussentijds ingrijpen? Wie boordelen het experiment? Studenten en oud-studenten? Werkgevers? Graag een reactie.

Het lijkt alsof de experimenten zich richten op het binnenlaten van nieuwe partijen. Zal het ook mogelijk zijn, dat instellingen in het huidige publieke bestel eruit stappen zonder alle consequenties die nu in de wet vastliggen?

Stel dat een technische universiteit wil samenwerken met een Aziatisch top-instituut, maar de voorwaarden in de bekostiging en de WHO voorkomen dat. Eruit treden om die samenwerking mogelijk te maken zou ook een interessant experiment zijn. Houdt de staatssecretaris dat voor mogelijk?

Vrijheid in een 'open bestel' moet zich ook kunnen vertalen in personeelsbeleid. Waarom vasthouden aan uniforme salarisregels? Zou het mogelijk zijn top-hoogleraren of top-onderzoekers die internationaal een top-salaris waard zijn toch aan te trekken? Wil de staatssecretaris dat ook oppakken?

Internationalisering
Waarom is gekozen voor zowel het Huygens Scholarship met 5 mln. Euro in kas en daarnaast een nieuw Beurzenprogramma van 20 mln Euro? Wat zijn de verschillen in doelgroep en methode? Het verschil kan toch niet zijn de hoogwaardigheid en kwaliteit van de deelnemers?

Ik heb namens de VVD fractie bij de begroting aangegeven dat internationalisering niet een doel op zich is, en iedere student-van-buiten-de-EU een bewijs van goed gedrag. Duidelijker moet zijn 'waarom'. Ik heb drie redenen gegeven: (1) ten verbetering van het Nederlands onderwijs; (2) ter verbetering van de Nederlandse economie; (3) ter versterking en ondersteuning van het Nederlands IS/OS-beleid.

De staatssecretaris gaat nu werken op basis van een 'code of conduct' bij de werving van niet-EU studenten. Maar wat wordt de inhoud daarvan? Hoe wordt de uitvoering gecontroleerd?

Hoe omgaan met instellingen die niet-EU studenten zelf blijven financieren, beurzen geven etc, buiten bekostiging en buiten beurzen om? Ene kant bestedingsvrijheid. Andere kant; middelen bedoeld voor studenten worden niet aan hen besteed.

7) Conclusie
Het geheel overzien, is de conclusie van de VVD dat de staatssecretaris op de goede weg is. De weg is lang, en daarom moeten we het tempo er in houden. Er zijn ook nog wat beren op die weg, maar daarvoor moeten we niet terugschrikken. Het belangrijkste is dat we meer ruimte bieden voor 'distinctiedrift'. Er moet meer 'begeisterung' komen, zei de staatssecretaris onlangs. Als hij dat zelf ook toont, moet het mogelijk zijn binnen twee jaar dit omvangrijke traject succesvol af te ronden.

---- --