De Nederlandse Bank


Ten geleide van het ECB Maandbericht december 2004

Nieuwsbericht

Datum 09/12/2004 Organisatie DNB

In zijn op 2 december 2004 gehouden vergadering heeft de Raad van Bestuur van de ECB besloten de minimale inschrijvingsrente voor de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem onveranderd te laten op 2,0%. De rente op de marginale beleningsfaciliteit en die op de depositofaciliteit werden eveneens onveranderd gelaten op respectievelijk 3,0% en 1,0%.

De korte-termijnvooruitzichten voor de inflatie blijven zorgwekkend. Op dit ogenblik zijn de olieprijsontwikkelingen van grote invloed op de consumentenprijzen in het eurogebied. Er is echter geen belangrijk bewijs voorhanden dat zich binnenlands sterkere onderliggende inflatoire druk ontwikkelt. Dienovereenkomstig heeft de Raad van Bestuur besloten de basisrentetarieven van de ECB overanderd te laten op hun historisch lage niveau. Tegelijkertijd bestaan er opwaartse risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn. Aanhoudende waakzaamheid ten aanzien van deze risico's is van essentieel belang. Om te beginnen met de economische analyse die ten grondslag ligt aan de beoordeling van de Raad van Bestuur: na de positieve ontwikkelingen in de eerste helft van 2004 is de economische groei in de tweede helft vertraagd. In het derde kwartaal van het jaar is de reële bbp-groei kwartaal-op-kwartaal naar schatting slechts 0,3% geweest, na 0,7% en 0,5% in de twee voorafgaande kwartalen. Volgens Eurostat is de bijdrage van de netto uitvoer negatief geworden, hetgeen een weerspiegeling vormt van met name hoge invoergroei, en was de particuliere comsumptie gematigd, waarschijnlijk onder invloed van de hogere olieprijzen. Tegelijkertijd steeg de groei van de investeringen en werden voorraden opgebouwd. De beschikbare informatie uit enqûetes voor oktober en november duidt op aanhoudende groei in het vierde kwartaal, zij het in een bescheidener tempo dan in de eerste helft van het jaar. De condities voor verdergaande economische groei blijven aanwezig. Wat betreft de externe factoren zal naar verwachting de mondiale groei, hoewel deze enige tekenen van matiging laat zien, robuust blijven. De uitvoer uit het eurogebied zou moeten blijven profiteren van de mondiale vraagcondities. Wat betreft de binnenlandse factoren zouden de investeringen verder moeten worden gesteund door de zeer gunstige financieringscondities in het eurogebied, hogere winsten en de dankzij bedrijfsherstructureringen grotere efficiëntie van bedrijven. Ten slotte bestaat er ruimte voor een versterking van de particuliere consumptie, met name wanneer er een duidelijke committering aan begrotingsconsolidatie en structurele hervormingen plaatsvindt, waardoor de onzekerheid ten aanzien van de omvang en snelheid van vooruitgang op deze terreinen wordt verminderd. Dienovereenkomstig wordt een geleidelijk herstel in de economische bedrijvigheid in het eurogebied verwacht gedurende de komende twee jaar, met enigszins bescheidener groeicijfers dan een paar maanden geleden werd verwacht ten gevolge van de invloed van de olieprijzen. Deze beoordeling komt tevens tot uiting in de door staf van het Eurosysteem opgestelde projecties. De reële bbp-groei van het eurogebied zal, zo is de projectie, in 2004 gemiddeld tussen 1,6% en 2,0% liggen, tussen 1,4% en 2,4% in 2005 en tussen 1,7% en 2,7% in 2006. De beschikbare prognoses van internationale en particuliere organisaties laten globaal eenzelfde beeld zien. De neerwaartse risico's voor deze projecties zijn met name gelegen in potentieel ongunstige ontwikkelingen op de oliemarkt. Teneinde dergelijke risico's te beperken moeten tweede-ronde-effecten in de loon- en prijsvorming worden vermeden en dienen de begrotingsautoriteiten af te zien van maatregelen die het noodzakelijke aanpassingsproces zouden verlengen of verstoren. Bovendien is de concurrentiegraad in de energiesector van het eurogebied een belangrijke factor om het mogelijk te maken de hogere olieprijzen zonder aanzienlijke verstoringen te absorberen. Verdere vooruitgang met het vergroten van de concurrentie in deze sector zou een zeer goede uitwerking hebben. Wat betreft de consumptieprijzen bedroeg volgens de voorlopige (flash) raming van Eurostat de HICP-inflatie op jaarbasis in november 2,2%, vergeleken met 2,4% in oktober. Gedurende de komende maanden zullen inflatiecijfers van boven 2% waarschijnlijk blijven aanhouden, en kan enige tijdelijke verdere stijging van het huidige niveau niet worden uitgesloten. Iets verder vooruitblikkend geeft de tot nu toe beschikbare informatie echter aan dat de HICP-inflatie in de loop van 2005 tot onder 2% zou dalen indien zich geen verdere negatieve schokken voordoen, en deze informatie duidt er niet op dat zich sterkere onderliggende inflatoire druk in het eurogebied ontwikkelt. De loonstijging is de afgelopen kwartalen beperkt gebleven, en deze tendens zou, in de context van aanhoudende gematigde groei en zwakke arbeidsmarkten, in de toekomst moeten voortduren. De producentenprijzen stijgen, maar dit blijft geconcentreerd in energiegoederen en halffabrikaten, hetgeen de doorwerking ervan zou moeten beperken. Dit beeld komt ook naar voren in de door staf van het Eurosysteem opgestelde projecties. De gemiddelde HICP-inflatie op jaarbasis zal in 2004, zo is de projectie, tussen 2,1% en 2,3% bedragen. Naarmate de invloed van de recente olieprijsstijgingen groter wordt en de effecten van eerdere stijgingen van de indirecte belastingen en door de overheid gereguleerde prijzen geleidelijk wegebben, zal de HICP-inflatie op jaarbasis volgens de projectie in 2005 liggen tussen 1,5% en 2,5% en in 2006 tussen 1,0% en 2,2%. Deze projecties zijn globaal in overeenstemming met prognoses zoals die recentelijk door internationale en particuliere organisaties zijn gepubliceerd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met een aantal opwaartse risico's. De bezorgdheid richt zich met name op de toekomstige olieprijsontwikkelingen en, meer in het algemeen, op het potentiële risico van tweede-ronde-effecten in de loon- en prijsvorming in de gehele economie. Verdere ontwikkelingen in de indirecte belastingen en door de overheid gereguleerde prijzen dienen eveneens nauwlettend te worden gevolgd. Verder inzicht in de vooruitzichten voor de prijsontwikkeling vanuit middellange- tot lange-termijnperspectief wordt verschaft door de monetaire analyse. De laatste monetaire gegevens bevestigen dat de neerwaartse trend in de M3-groei op jaarbasis die vanaf medio 2003 te zien is geweest gedurende de recente maanden niet heeft voortgeduurd en zelfs een ommekeer heeft doorgemaakt. In de loop van 2004 is de monetaire dynamiek aangedreven door twee elkaar tegenwerkende krachten. Enerzijds heeft het historisch zeer lage rentepeil in het eurogebied de M3-dynamiek gestimuleerd, en dan met name de vraag naar de meest liquide componenten van M3 die zijn begrepen in het nauw gedefinieerde aggregaat M1. Anderzijds hebben over het algemeen de ontwikkelingen in het portefeuillebeheer zich gedurende het afgelopen jaar genormaliseerd, na de uitzonderlijk sterke voorkeur voor liquiditeit die te zien is geweest gedurende de periode van grotere economische en financiële onzekerheid tussen 2001 en medio 2003. De voorkeur van beleggers voor liquide activa lijkt echter groter gebleven te zijn dan normaliter kan worden verwacht in de huidige fase van de conjunctuur, hetgeen mogelijkerwijs een gevolg is van het feit dat de economische en financiële onzekerheden in de afgelopen jaren betrekkelijk krachtig en langdurig zijn geweest. Het zeer lage niveau van de rente voedt eveneens de vraag naar krediet vanuit de particuliere sector. Met name de vraag naar leningen voor huisaankopen is robuust gebleven, mede-ondersteund door de krachtige huisprijsdynamiek in verscheidene landen van het eurogebied. De groei van leningen aan niet-financiële ondernemingen is de afgelopen maanden verder aangetrokken. Ten gevolge van de hardnekkig hoge groei van M3 gedurende de afgelopen paar jaar blijft er aanzienlijk meer liquiditeit in het eurogebied dan nodig is ter finnaciering van niet-inflatoire groei. Dit zou risico's kunnen gaan vormen voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn. Om dit alles samen te vatten: de economische analyse duidt erop dat binnenlands de onderliggende inflatoire druk beperkt is, maar dat een aantal opwaartse middellange-termijnrisico's voor de prijsstabiliteit nauwlettend dienen te worden gevolgd. Onderlinge toetsing met de monetaire analyse geeft steun aan het argument voor aanhoudende waakzaamheid ten aanzien van de verwerkelijking van risico's voor prijsstabiliteit op de middellange termijn. Het is van essentieel belang enige doorwerking van korte-termijnontwikkelingen in de consumptieprijzen op de lange-termijninflatieverwachtingen te vermijden. Wat betreft het begrotingsbeleid, dienen de komende begrotingen en stabiliteitsprogramma's krachtige en vertrouwenbevorderende signalen te geven, namelijk dat wordt gestreefd naar gezonde overheidsfinanciën en groei-vriendelijke structurele aanpassingen in de overheidsfinanciën. Wat betreft het Europese institutionele kader vormen het Pact voor Stabiliteit en Groei en de buitensporige-tekortenprocedure de belangrijkste hoekstenen van de EMU op begrotingsterrein. Deze moeten stevig blijven. Het Pact en de buitensporige-tekortenprocedure dienen in hun huidige vorm ten volle in acht te worden genomen, hoewel de tenuitvoerlegging ervan verbeterd kan worden, met name wat betreft de in het Pact vervatte preventieve instrumenten. Ten slotte ondersteunt de Raad van Bestuur de in het rapport van de High Level Group onder voorzitterschap van Wim Kok neergelegde oproep om hernieuwde vaart te geven aan het Lissabon-proces en dit doelgerichter te maken. In dit kader spreekt de Raad van Bestuur nogmaals zijn krachtige steun uit voor alle inspanningen door overheden, parlementen en sociale partners die gericht zijn op tenuitvoerlegging van de hervormingsagenda en die hervormingen die werkgelegenheidsgroei ondersteunen, investeringen bevorderen en innovatie en productiviteit stimuleren. Voortgang in deze richting zal niet alleen het onderliggende groeipotentieel van de economie van het eurogebied op de middellange termijn vergroten maar zal tevens op de kortere termijn het consumenten- en producentenvertrouwen helpen versterken.