VVD



Speeches Jozias van Aartsen en Gerrit Zalm bij jubileum Teldersstichting

Dames en heren,

"Om het afglijden naar steeds meer bindingen te voorkomen, is een ernstige bezinning op de toepassing van liberale beginselen van node. Tegelijk dienen de moeilijke vragen welke bij het trekken van de grenzen in de maatstroom van het maatschappelijk leven bijna elke dag opkomen, telkens weer in het licht dezer beginselen te worden bezien en opgelost. Daartoe is voortdurende studie nodig, waarvoor de bestuurderen van het land in de jacht van de tijd steeds meer de rust en de gelegenheid ontbreekt." Dames en heren, dit citaat is afkomstig uit het voorwoord van het eerste geschrift dat de Teldersstichting uitbracht. Dat voorwoord zal de heer Witteveen, die hier aanwezig is, zich wellicht nog wel herinneren. De heer Witteveen zou overigens later minister van Financiën worden. Dat schept een band. De ernstige bezinning op de toepassing van liberale beginselen was toen, in 1955 van node en is dat nog steeds. Ook in de 21ste eeuw is weer een nieuwe afweging binnen en tussen de liberale waarden nodig. Het beginselprogramma van de de VVD uit 1948 sprak van de liberale waarden vrijheid, verantwoordelijkheid en sociale gerechtigheid. Later werden verdraagzaamheid en gelijkwaardigheid van alle mensen daaraan toegevoegd. Zo ontstond het vijftal fundamenten van de samenleving dat nu in artikel 1 van de beginselverklaring van de VVD genoemd staat. Weinig mensen zullen bezwaar maken tegen deze uitgangspunten. Ook een aanhanger van een andere politieke stroming, zeg een jeugdige aanhanger van de PvdA, heeft niets tegen deze begrippen. Het onderscheid zit hem erin dat bij liberalen de vrijheid voorop staat en dat de andere waarden daar aanvullend op zijn of daar logisch uit voortvloeien. Cruciaal is het liberale uitgangspunt van het autonome individu. Uitgaan van een autonoom individu betekent veronderstellen dat deze vrij is. Hij of zij is geen slachtoffer van de omstandigheden, niet afhankelijk van een leider die hij moet volgen, geen gevangene van een eeuwenoude cultuur. De mate van geestelijke en materiële vrijheid die wij nu, aan het begin van de 21ste eeuw, kennen, is in veel opzichten groter dan ooit. Het een mate van vrijheid waarvan de negentiende-eeuwse liberale voorlieden, toen zij werkten aan de moderne staat niet van konden dromen. We hebben de vrijheid om te leven zoals wij dat willen, te denken en te zeggen wat wij willen, zelfs te sterven zoals wij dat willen. Dat is een groot goed.

Het vrijheidsbeginsel - waaraan de naam van het liberalisme is ontleend - slaat primair op de vrijheid van burgers jegens de overheid. Ook de klassieke grondrechten uit de liberale Grondwet die wij kennen staan in het teken van het inperken van de almacht van de overheid jegens de burger. Mensen moeten primair zelf kunnen kiezen hoe zij willen leven. Zij moeten ook hun relatie met anderen zelf kunnen vormgeven. Terughoudendheid met overheidsinterventie geeft ruimte aan individuen, gezinnen, ondernemingen en verenigingen. Een overheid die niet naar willekeur kan handelen maar de burger vrij laat is de basis van het liberalisme. Tegelijkertijd geldt: waar burgers hun vrijheid misbruiken en anderen benadelen vraagt dit weer om overheidsoptreden, wat liberalen zo veel mogelijk willen vermijden. En toch is overheidsoptreden dan noodzakelijk omdat misbruik van vrijheid, de vrijheid van anderen in de waagschaal kan stellen. In de loop der tijd zijn Nederlandse liberalen meer aandacht gaan schenken aan de bedreigingen van de vrijheid van burgers door medeburgers. Een stevig optreden van de overheid wordt verlangd met betrekking tot criminaliteit en terrorisme. De toename van de criminaliteit van de afgelopen decennia dreigt zich door te zetten door ontwikkelingen als de internationalisering, de open grenzen en ontwikkelingen in de technologie. Dat vereist een herijking van de balans tussen de wens om de overheid afzijdig te houden met betrekking tot de privé levenssfeer van het individu, en een effectievere bescherming van burgers jegens kwaadwillende derden. De burger voelt zich in de 21ste eeuw meer in zijn vrijheid bedreigd door criminelen en terroristen dan door een overheid die zich te veel in zijn privédomein beweegt. De integriteit van het menselijk lichaam is een groot goed. Het afnemen van mondslijmvlies ten behoeve van DNA is daarmee in strijd. Maar als een grootschalige DNA-bank veel meer misdadigers achter slot en grendel zet? Cameratoezicht, betere identiteitsbewijzen, indentificatieplicht, het koppelen van gegevensbestanden, het is een inbreuk op de privacy, maar als dit leidt tot een grotere veiligheid voelt de burger zich vrijer, vrijer van geweld, vrijer van angst. Mijns inziens zullen we de koers moeten verleggen op dit vlak en de technologische mogelijkheden meer benutten dan we tot nu toe doen. De overheid is niet meer de grote bedreiger van de vrijheid, maar criminelen en terroristen. Onderzoek wijst uit dat criminaliteit op nummer één staat als het gaat om zorgen over de toekomst. Veiligheid (dan gaat hem om criminaliteit, fundamentalisme, terrorisme en agressie) is zelfs een grotere bron van zorg dan de eigen toekomst of die van de kinderen of kleinkinderen.

De vrijheid om te denken en meningen te ventileren behoort tot de klassieke verworvenheden van de Verlichting. Wij moeten ervoor waken en zullen ervoor strijden dat die vrijheid ook in de komende eeuw gewaarborgd blijft. Maar ook liberalen trekken een grens. Vrijheden scheppen de verantwoordelijkheid om de vrijheid zo te benutten dat het niet ten koste gaat van de vrijheid van anderen. Dat gaat ook op bij de vrijheid van meningsuiting. Ook daarin past zelfbeperking uit verantwoordelijkheidsgevoel. En in onze rechtstaat staat het mensen vrij om via de rechter of anderszins te appelleren aan die verantwoordelijkheid.

In onze nu nog prille 21ste eeuw is Nederland geconfronteerd met religieus ingegeven geweld. Intolerantie, al dan niet ingegeven vanuit orthodoxie, mag een vrije meningsuiting nooit in de weg staan. Als daarvoor middelen nodig zijn, bijvoorbeeld om degenen die hun mening ventileren en aan bedreigingen bloot staan te beschermen, moeten we die vrij maken. Wat betreft terrorismebestrijding zullen we meer in het algemeen de wetgeving door moeten lopen of die wel voldoende daarop is toegesneden.

Dames en heren,
Niet alleen moeten we de praktisch politieke toepassing van het begrip vrijheid opnieuw doordenken, dat geldt ook voor het begrip verantwoordelijkheid. In velerlei opzicht is in de 20ste eeuw de verantwoordelijkheid van burgers en ondernemers uitgehold. Dit is niet alleen het gevolg van de enorme uitbouw van de verzorgingsstaat. Daar kom ik straks op terug. Ook op allerlei ander gebied heeft de verantwoordelijkheid van individuen plaats moeten maken voor overheidsverantwoordelijkheid. Er is een omvangrijk regelgevingscomplex ontstaan dat gebaseerd lijkt te zijn op de hypothese dat als de overheid er niet zou zijn, ondernemers allemaal een asociaal en crimineel gedrag zouden vertonen. Arbeidstijden, arbeidsomstandigheden, warenwet, bouwvoorschriften, milieuwetgeving, ze staan allemaal in die toonzetting. Ze creëren de illusie dat de overheid garant kan staan voor een risicoloze samenleving. En als er een incident is voegen we er nog een extra schep regels aan toe. Niet alleen is dit zeer omvangrijke regelgevingscomplex niet door de overheid te handhaven, het leidt ook tot grote kosten voor alle bedrijven om aan allerlei verplichtingen te voldoen waarvan de zin vaak niet duidelijk is. Het leidt ook tot formalisme en uitholling van het verantwoordelijkheidsbesef. De overheid heeft toch voorgeschreven waaraan ik moet voldoen, binnen de grenzen van de wet mag ik dus verder alles. Ook hier ligt een grote uitdaging voor het liberalisme. Hoe kunnen we verantwoordelijkheid weer terugleggen bij burgers en bedrijven? Hoe brengen we het besef bij dat de overheid z'n beperkingen kent? Hoe kunnen we overbrengen dat er naast marktfalen ook overheidsfalen bestaat? Hoe kunnen we mensen afbrengen van het idee dat ze vrij en meeslepend kunnen leven en dat de overheid de overheid moet zorgen dat het toch risicoloos is?

Het laatste complex dat ik met u wil bespreken is het onderwerp verantwoordelijkheid in relatie met sociale rechtvaardigheid. In de 20ste eeuw hebben we geleidelijk aan een enorm systeem aan welvaartstaatvoorzieningen opgebouwd. De fictie van de verzorgingsstaat is geboren: van de wieg tot het graf verzorgd. Het sociaal minimum gelijk aan het netto minimumloon, individuele huursubsidie voor mensen die in verhouding tot hun inkomen duur 'moeten' wonen, een royale en gemakkelijk toegankelijke WAO, een lange WW-duur, fiscale faciliteiten voor VUT en pre-pensioen. Ze zijn allemaal ontstaan in de afgelopen 50 jaar. Dat geldt ook voor de AOW maar die acht ik onomstreden en zou ik graag onomstreden houden.

Marx zei: de economische onderbouw bepaalt de sociaal-culturele bovenbouw. En toen we al die regelingen introduceerden dachten we, ach het zijn er maar zo weinig die in nooddruftige omstandigheden verkeren daar moeten iets voordoen. Vanuit het beginsel van sociale rechtvaardigheid heeft ook de VVD daaraan meegewerkt.

De 21ste eeuw verschilt in veel opzichten van de vorige eeuw. De beroepsbevolking is beter opgeleid, mondiger en calculerender geworden. Bovendien worden we geconfronteerd met een ongekende demografische ontwikkeling. Vanaf 1946 tot begin jaren zeventig hebben we een geboorte-explosie gehad. Sindsdien is het aantal geboorten drastisch gedaald. Dit leidt ertoe dat er in 2040 tegenover 100 mensen van 20-64 jaar, 43 65-plussers staan. Nu zijn dat er nog 22. Dit leidt tot een sterk extra beroep op de AOW en gezondheidszorgvoorzieningen. Reeds nu neemt de groep 55-plussers sterk toe, want de eerstelingen van de na-oorlogse geboortegolf hebben die leeftijd al bereikt. Thans werkt van de 55-64 jarigen minder dan 40%.

Het huidige kabinet is bezig met minder en andere regels meer ruimte te laten voor individuele creativiteit. Met deze hervormingen wordt de eigen verantwoordelijkheid benadrukt. De overheid is er niet voor om alle risico's in het leven uit te bannen. Dit is geen gemakkelijke boodschap. Mensen hechten immers, begrijpelijk, aan de vrijheden die zij hebben. De vrijheid wordt gezien als een verworvenheid, terwijl als de kosten daarvan van het collectief worden teruggelegd bij het individu, dit wordt beleefd als een lastenverzwaring of tekortschietende overheid. Ik beschouw het leggen van de verantwoordelijkheid bij het individu als een centrale opgave van het liberalisme aan het begin van de 21ste eeuw. Niet alleen omdat daarmee een beter evenwicht wordt gevonden tussen twee belangrijke liberale waarden, namelijk vrijheid en verantwoordelijkheid. Ook maken we de Nederlandse samenleving sterker in een wereld waarin mensen, kennis en geld steeds makkelijker migreren. Het nemen van beschermingsmaatregelen wordt immers moeilijker als grenzen minder belangrijk worden. We moeten mensen meer eigen verantwoordelijkheid geven in plaats van alle consequenties weg te sluizen naar anderen of de overheid. Met het zichtbaar maken van de individuele consequenties van handelen, of dat nu positieve consequenties zijn zoals meer verdienen als men meer werkt, of negatieve consequenties zoals het daadwerkelijk opsluiten van misdadigers, wordt het gevoel van complexiteit tegengegaan dat de afgelopen decennia is toegenomen. Het koppelen van verantwoordelijkheid aan vrijheid moet gestalte krijgen in inzicht. Inzicht in de koppeling tussen de situatie van een individu en de individuele gevolgen. Individuele verantwoordelijkheid in plaats van consequentieloze vrijheid betekent beloond worden voor inzet op school, hard werken in een baan, of sparen voor later. Als dat verantwoordelijkheid nemen wordt beloond, als de koppeling tussen het gedrag van mensen en de consequenties daarvan directer wordt gelegd, zal daarmee het vertrouwen toenemen. Vertrouwen in de maatschappij, en uiteindelijk ook in de overheid. Immers, als de overheid wordt ontlast van haar rol als oplossend instituut van alle problemen die er zijn, kunnen de taken die zij nog wel doet beter worden vervuld. Meer verantwoordelijkheid bij het individu in plaats van bij de overheid zal ook meer vertrouwen brengen in de maatschappij en de overheid vanwege het wegnemen van overspannen en irreële verwachtingen. En bovendien kunnen de regels die overblijven beter worden gehandhaafd.

Dit betekent niet dat men verder aan zijn lot wordt overgelaten. Integendeel, hiermee wordt een liberaal beginsel gegarandeerd dat reeds in 1948 als een grondbeginsel van de VVD werd opgenomen in de beginselverklaring: sociale rechtvaardigheid. De overheid moet wel degelijk een vangnet bieden, het liefst in de vorm van een trampoline. Het draagvlak daarvan kan echter alleen worden geboden als mensen hun verantwoordelijkheid nemen of hebben genomen, maar er desondanks niet uitkomen. Die mensen wordt met liefde dat vangnet geboden. Dat waarborgt de sociale rechtvaardigheid in een 21ste eeuw, in grote mate door liberalen voorgestaan en ingevoerd.

Het zal ook de verdraagzaamheid, nog een centrale liberale waarde, beter waarborgen. Vertrouwen in de ander omdat misbruik niet mogelijk is. Men staat verdraagzamer tegenover het handelen van iemand die verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen situatie en de vrijheid van anderen niet belemmert, dan tegenover iemand die vrijheden neemt maar verder rekent op de zorg van anderen of het collectief.

NA DE LOSSE ZINEN:

Wat is het liberale antwoord op de uitdagingen van de 21ste eeuw? We hebben in de vorige eeuw vooral matigend gewerkt. Mag het ook een onsje minder? Maar dat is voor de komende tijd niet meer het goede antwoord en misschien toen ook al niet. Er is een analogie met het milieubeleid. Daar kennen ze de uitdrukking end-of-pipemaatregelen. Als het water vervuild is maak je het schoon, als de bodem verontreinigd is doe je aan bodemsanering. Inmiddels weten we daar dat voorkomen beter is. Dat geldt ook voor het begrip sociale rechtvaardigheid in relatie tot verantwoordelijkheid. Sociale rechtvaardigheid is niet de kwestie meer van de hoogte van het vangnet waarbij ieder over één kam geschoren wordt en de VVD het vangnet lager spant dan de anderen.

Dames en heren,
Ik sluit af met een citaat uit de kennisgeving van de oprichting van de Teldersstichting, nu vijftig jaar geleden: "Het is van belang op wetenschappelijke wijze te toetsen, wat door anderen, vaak met vertoon van quasi-diepzinnige argumentatie den volke als begerenswaard wordt voorgehouden. Zo kon de Teldersstichting bijdragen tot ontleding van hetgeen anderen propageren en tot het op juiste waarde terugbrengen van hetgeen zij betogen, zo kan de Teldersstichting tevens - en o.i. vooral! - bijdragen tot het uitstippelen van de lijnen der liberale politiek in de zich voortdurend wijzigende omstandigheden. " Met dit symposium bewijst de Teldersstichting dat zij hieraan onverminderd verder werkt. Ik dank de organisatoren dat ik daaraan mijn steentje mocht bijdragen. Ik dank u voor uw aandacht.


---- --
De staat, de burgers, de school

Door Jozias van Aartsen

Toespraak bij het symposium ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Teldersstichting, "Het liberalisme in de 21ste eeuw" Den Haag, 17 december 2004

Dames en heren, liberale vrienden,

Wat gebeurt er als er een boom op de openbare weg ligt? De jonge Alexis de Tocqueville maakte in het begin van de jaren 1830 een studiereis door de Verenigde Staten. Hij keek zijn ogen uit. Hij was in Frankrijk gewend dat men bij een wegversperring naar de vertegenwoordiger van het centrale gezag holde. "Monsieur l'Inspecteur, er ligt een boom op de weg!" Zelden was het obstakel binnen 48 uur verwijderd. In de jonge Amerikaanse Republiek ging dit anders. Was er een boom op de weg gewaaid, dan organiseerden de omstanders en voorbijgangers zichzelf. Eentje ging een paard halen bij de buurman, een ander een ketting een dorp verderop. Meestal was het zaakje in een paar uur geklaard. De publieke orde hersteld zonder dat er een intendant aan te pas kwam. Just do it.

Dit zijn twee oerbeelden van de verhouding tussen staat, samenleving en burgers. Gezond particulier initiatief enerzijds, verstikkend staatscentralisme anderzijds. Liberalen leunen vanouds meer op het eerste dan op het tweede beeld. Ik denk dat deze tweedeling te simpel is. Er is meer onder de zon dan 'Jefferson' versus 'Colbert'. Onze tijd vraagt om een herwaardering van de maatschappelijke rol van de staat. Terugtrekken uit sommige domeinen, het bezetten van nieuwe flanken. Ik wil spreken van de 'burgerstaat'.

Wij liberalen streven van oudsher streven naar een samenleving van vrije en betrokken burgers. Dat is te allen tijde ons uitgangspunt. Hoe we die bereiken, verschilt steeds. Steeds hangt het van de politieke urgentie af, welke rol de overheid krijgt in de organisatie van onze samenleving. Veel staat, weinig staat, wat voor staat? Dat is steeds de vraag.

Naar mijn mening vereist de historische situatie van dit moment een herwaardering van de rol van de staat. Het Kabinet-Balkenende-II heeft die beweging al voorzichtig in gang gezet, bijvoorbeeld in het integratiebeleid. Naast "eigen verantwoordelijkheid", horen we immers ook van "verplichtingen" voor de burger - en de inburgeraar. Sommige liberalen zijn daar verlegen mee. Verplichtingen, hoor je dan, past dat wel bij ons?

Ik wil vandaag uiteenzetten waarom die gêne misplaatst is. Voor ons doel - een samenleving van vrije en betrokken burgers - hebben ook liberalen de staat nodig. Die staat moet dan wel hervormd worden: kleiner, sterker, politieker. Dat is de opdracht waarvoor wij staan. Dat leek mij een passend thema voor dit jubileumsymposium over "het liberalisme in de 21ste eeuw".

Mijn betoog valt uiteen in drie delen: ik wil eerst iets zeggen over onze historische situatie, dan over burgerschap, en ten slotte over onderwijs.


1. DE LIBERALE STAAT

Laat ik beginnen met een historische situering. Want waarom juist nu deze liberale herwaardering voor de staat? Als getuige neem ik Francis Fukuyama, de liberale denker die sinds anderhalf decennium steeds weergaloos de tijdgeest weet te vatten. Tot driemaal toe.

Ieder van u kent de eerste Fukuyama, die van 'Het einde van de geschiedenis'. In dat beroemde artikel uit de zomer van 1989 riep de Amerikaanse politocoloog de historische overwinning uit van de liberale democratie en de markteconomie. Drie maanden later viel de Muur. Zelden werd een profeet beter bediend... De publieke aandacht ging vooral naar de overwinning van de markt op de socialistische planeconomie. "Minder staat" was daarmee het adagium. De jaren tachtig en negentig waren de decennia van de privatisering en vermarkting, van de afslanking van de verzorgingsstaat, van de economische globalisering. Bij deze hervormingen wees in heel Europa het liberale denken de weg. Tot mijn blijdschap doet het dat nog steeds.

Na de Fukuyama van de markt, uit 1989, kwam de tweede Fukuyama, de auteur van het boek Trust (1995). Dit is de Fukuyama van de maatschappij, van het belang van vertrouwen voor sociale cohesie, maar die sla ik hier over. Ik ga meteen naar de derde en laatste Fukuyama, die van de staat. Zijn laatste boek heet namelijk State building. Onderwerp: het belang van een sterke staat voor een krachtige economie en goed gespreide welvaart. Keert Fukuyama zich nu af van liberale uitgangspunten? Gaat hij terug naar Colbert? Nee, integendeel.

De auteur heeft het vooral over ontwikkelingslanden. Hij betoogt dat privatisering in sommige landen te ver ging. Wie zover in het staatsapparaat snoeit dat geen rechtsorde en markttoezicht meer over is, die is ook economisch veel slechter af. Volgens Fukuyama moet de omvang van de staat naar beneden, maar de sterkte omhoog. Dus: minder economische inmenging, maar wel de regels strenger handhaven. Bij state building gaat het vooral om dat laatste: om de rechtsorde, om publiek gezag, het geweldsmonopolie. Aldus deze metapolitieke trendwatcher.

Mooi en aardig, maar nu Nederland, denkt u. Moeten wij soms ook aan state building doen, net als Angola of Somalië? Nee, dat niet.

Alhoewel... Sommigen zijn het misschien vergeten, maar eind mei 2004 meldde het Amerikaanse Ministerie van Financiën dat de in Amsterdam gevestigde islamitische 'liefdadigheidsstichting' Al-Haramein op hun zwarte lijst van terreurfinanciers stond. Daarop stonden Al-Harameinvestigingen uit nog vier landen: Afghanistan, Albanië, Bangladesh en Ethiopië. Fraai rijtje. Voor het eerst vroeg ik mij af: is ook Nederland een 'failed state'? Dan zouden we in meest letterlijke zin aan state building moeten doen!

Zonder gekheid, wij liberalen zullen de slag om de politieke vraagstukken verliezen als we alleen aan de staat denken als obstakel voor economisch verkeer, als marktmeester en belastinginner, zoals in de jaren negentig het uitgangspunt was. Nu leven we echter in de wereld van na 2001. De gouden periode tussen de Val van de Muur en 11 september is voorbij. De vrijheid en veiligheid van burgers en van de samenleving als geheel wordt op nieuwe, onvermoede manieren bedreigd. Wij liberalen moeten onze gevoeligheid daarvoor in stand houden.

Natuurlijk denk ik dan aan het klassieke thema Veiligheid. De staat als beschermer van de fysieke veiligheid van burgers. Dat beslaat het hele spectrum; van: "Kunnen onze kinderen nog op de fiets van school naar huis?", tot: "Kan ik deze column over de profeet Mohammed wel publiceren?". De boom van het terrorisme kunnen de burgers niet zelf van de weg slepen. Just-do-it schiet hier tekort.

De Nederlandse staat zou die taak serieuzer kunnen opvatten. Ik ga echter niet het vertrouwde liberale verhaal van de nachtwakersstaat afsteken, klein en krachtig. Nee, er is meer aan de hand. Nachtwaken volstaat niet. Het gaat mij om de Burgerstaat, om wat Locke de 'Commonwealth' noemde en de Fransen de 'République'.

II. BURGERSCHAP

Ik heb het woord 'staat' vandaag al ettelijke keren gebruikt. Typerend genoeg spreken wij in het Nederlands liever van 'overheid', het centrale bestuur. Dat is een amorf en onpersoonlijk iets, in Den Haag, waar je als burger alleen maar ergernis over kunt voelen. Een gevoel van trots en historische betrokkenheid is daarbij moeilijk. De overheid zelf zoekt dat ook niet op. Zij meldt ons via Postbus 51: "De samenleving, dat ben jij!" Niemand denkt: "De overheid, dat zijn wij!"

Deze zwakte van de Nederlandse staat was vanouds geen probleem. Er waren andere maatschappelijke verbanden die de samenleving bijeenhielden. Grof gesteld hebben sinds 1960 drie ontwikkelingen die situatie achterhaald: individualisering, ontzuiling en immigratie. Die laatste zet de zaak nu op scherp, maar hoe dan ook zou ons land in de problemen zijn gekomen.

Er is meer aandacht voor burgerschap dan ooit tevoren. Neem het debat over de dubbele nationaliteit, of over een ceremonie bij de verlening van het staatsburgerschap. Terecht zei mijn fractiegenoot Arno Visser laatst: "Een paspoort, dat doe je niet over de post." Staatsburgerschap moet je markeren.

Maar wat behelst dat burgerschap dan? In dezen heb je twee scholen. Je hebt de mensen die zeggen: het gaat puur om de spelregels van een democratische samenleving, om de basisnormen en grondwaarden: gelijkheid van man en vrouw, verbod op discriminatie, scheiding van Kerk en Staat. Dit idee is het beste uitgewerkt door Jürgen Habermas met zijn Verfassingspattriottismus. Je hoeft je geen Duitser te voelen; trots op de Grondwet volstaat om te zorgen dat die beter wordt nageleefd. Het is een mooie, zuiver liberale opvatting, maar erg formalistisch. Een lege huls, een 'wij' zonder 'zij'.

De andere school zegt: formalisme is niet genoeg, je moet aan burgerschap ook inhoud meegeven, substantie, emotie. Niet alleen de kale regels, maar ook geschiedenis, een gedeelde toekomst. Je moet spreken over Rembrandt en Van Basten, over Lobith en de Deltawerken, over christendom en humanisme. Deze groep zou ik de neo-patriotten willen noemen. De discussie gaat dan over de invulling van die identiteit. Daar is het dilemma: hoe preciezer je het invult, hoe meer mensen je buitensluit.

Daarom blijft het schipperen tussen de lege huls en het ingevulde plaatje, tussen de 'dunne' en de 'dikke' vorm van nationale identiteit. Mijn sympathie gaat uit naar de landen die beide combineren. Frankrijk deed het handig: iedereen is trots op om citoyen te zijn, juist omdat de Fransen aan de wereld het idee van vrijheid en gelijkheid schonken. De trots van de natie is gelinkt aan de formaliteit van het burgerschap. Vandaar ook dat de Franse Republiek goed in staat vreemdelingen op te nemen. Evenzo voor de Amerikanen: elke immigrant wil onmiddellijk Amerikaan worden. De green card is de sleutel tot de vrijheid. Dat is de kracht van een politiek burgerschap.

Wat zou hier toch een formidabele kans schuilen voor een invulling van het Nederlandse burgerschap! Want ook wij hebben een eeuwenlange bijdrage geleverd aan de totstandkoming en verbreiding van de moderne vrijheid. Daarop kunnen wij onze nationale trots baseren. Te denken valt aan de inspirerende rol van de 17de-eeuwse Republiek, aan de invloed van de Amsterdams-joodse filosoof Spinoza, of aan de vluchthaven die ons land bood aan verlichte denkers als René Descartes, Pierre Bayle of John Locke. Nederland heeft gouden materiaal voor een liberale heldengalerij, waaraan àlle inwoners van dit land zelfbewustzijn zouden kunnen ontlenen. Wij liberalen kunnen het neo-patriottisme de kleuren geven van de democratie en van de vrijheid. In dit debat moet de VVD leidend zijn!

De nationale identiteit is wat mij betreft de eerste pijler onder de zo belangrijke band tussen burger en staat. Maar er is ook een minstens zo belangrijke tweede pijler: die van een stevige wederkerige relatie tussen staat en burger, waar beiden rechten én plichten hebben ten opzichte van elkaar. Heel in het kort: er is het recht op onderwijs versus leer-plicht. Net zo staat tegenover het recht op sociale voorzieningen de belastingplicht. En zo stond vroeger tegenover het kiesrecht de stemplicht, en tegenover het recht op veiligheid de dienstplicht. De staat vraagt en geeft, de burger levert en krijgt. Ook dat houdt ons allemaal in dit land bijeen. Zo schep je zekerheid en vertrouwen. De staat krijgt staatsburgers, en de burger, die krijgt een burgerstaat.

Daarom was ik ook zeer gecharmeerd van het idee van werkstages voor schoolverlaters, zoals vorig jaar voorgesteld door Dake en anderen. Geen sociale dienstplicht, maar wel op basis van vrijwilligheid iets voor de samenleving doen, om te voelen dat wij een gemeenschap van burgers zijn.

III. ONDERWIJS

Laat ik tot slot beide pijlers toelichten aan de hand van het Onderwijs. Ons onderwijs is de plek waar kinderen burger worden. Als het lukt staan zij buiten met een diploma, als volwaardige deelnemers aan onze razend-complexe maatschappij. Zoals immigranten die van buiten komen moeten inburgeren, zo geldt dat ook - op hun manier - voor kinderen die in ons land worden geboren. Voor de VVD is het van wezenlijk belang dat dit proces slaagt. Vanuit het algemeen belang en het belang van de individuele kinderen, kan en moet ook de overheid daaraan bijdragen.

Ten eerste via de pijler van het verhaal van burgerschap. Dat betekent: inhoudelijke invloed op het curriculum. Worden de kernnormen uit de Nederlandse samenleving wel onderwezen? Principes als gelijkheid van man en vrouw, omgangsvormen zoals handen geven, en het gebruik van de Nederlandse taal horen daarin thuis. Alleen met die dingen op zak kun je meedoen aan het vrije en democratische spel van burgers - en dan kun je verder geloven, eten, schrijven, je kleden wat je wilt. Maar zelfs aan dit 'dunne' minimumpakket voldoet ons stelsel nog niet, als je leest dat onze inspectiediensten op islamitische scholen met open mond - want zonder tolk - staan te luisteren naar godsdienstlessen in het Turks of Arabisch. Dat moet snel beter.

Daarbovenop pleit ik voor een gedeeld verhaal over ons land, voor geschiedenisonderwijs. Het burgerschap mag kleur krijgen, invulling. Ik kies dan voor het liberale patriottisme: trots op Nederland vanwege de bijdrage van ons land aan de geschiedenis van de vrijheid.

Ten tweede is er de pijler van rechten en plichten. Laten wij de plichten die nog niet zijn afgeschaft weer de volle glans geven. Ook dat kan uitstekend in het onderwijs. Soms is het ronduit nodig.

In dat verband wil ik vandaag speciaal aandacht vragen voor het VMBO, het Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs. Daar gaat het mis. In grote steden verlaat soms meer dan de helft van de kinderen de school zonder diploma. Dat is dramatisch in alle opzichten. Voor de kinderen, voor de samenleving. De VVD-Tweede-Kamerfractie wil doen wat ze kan om dat proces te keren. Daarom hebben wij een notitie voorbereid. Eén element daarin is om te bezien of voor deze specifieke groep van drop-outs de leerplicht verlengd kan worden: moet de staat aanvaarden dat kinderen van zestien zonder diploma en zonder arbeidsmarktperspectieven op straat staan? Maar het belangrijkste punt: splits die scholen in drieën. In grove streken: we moeten terug naar de oude MAVO, we moeten een aparte route herinvoeren voor de probleemleerlingen, en de romp die overblijft verdient een betere naam: 'vakwerkschool'. Daarom bied ik graag het eerste exemplaar van deze notitie aan, aan de directeur van de Teldersstichting. Bij wijze van cadeautje van de fractie voor uw verjaardag, en om te onderstrepen hoezeer onderwijs voor ons verbonden is met "het liberalisme in de 21ste eeuw".

Liberale vrienden, wij zullen altijd een haat-liefde verhouding met de staat houden. Wij moeten hem temmen waar hij te opdringerig wordt of afhankelijkheid kweekt; die boodschap geldt onverkort. Maar wij moeten hem te hulp roepen als de samenleving van vrije burgers onder druk komt. Ik zei 'hem' te hulp roepen, maar dat is niet precies. De staat, dat zijn wij. Ik weet daarom zeker, Francis Fukuyama stemt Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.


---- --