De Nederlandse Bank


DNB publiceert Statistisch Bulletin december 2004 Persbericht

Datum leeg 22 december 2004

Sparen neemt niet meer toe; hypotheken met korte rentelooptijd populair, Laagste netto inleg in drie jaar bij beleggingsinstellingen, Uitgifte obligaties stabiel in derde kwartaal, Omslag in het effectenverkeer, Beeld directe investeringen ongewijzigd.

Spaarder beter af bij Nederlandse banken
Tussen Nederland en het eurogebied blijken aanwijsbare verschillen te bestaan in rentetarieven. Op deposito's wordt bij Nederlandse banken gemiddeld een hogere vergoeding ontvangen (circa 0,7%), hetgeen gevoed wordt door onderlinge concurrentie. Voorts blijken veel krediettarieven in Nederland lager te liggen dan die in het eurogebied, vooral op leningen aan huishoudens en bedrijven met een korte rentevaste periode. Daardoor zijn de bancaire rentemarges, op uitstaande en nieuwe leningen en op deposito's in Nederland lager dan in het eurogebied. Zo is voor bedrijfsleningen de marge in Nederland ongeveer ¾%-punt lager.

Ook `roodstaan' is voor huishoudens en bedrijven in Nederland goedkoper dan in het eurogebied. Dit blijkt uit een vergelijking van gemiddelde tarieven op rekening-courant krediet in Nederland en het eurogebied over de laatste twaalf maanden. Voor huishoudens bedraagt het verschil 2,9 procentpunt. Sinds oktober 2003 is dit tarief in Nederland en in het eurogebied nagenoeg constant. Het maximumtarief in het eurogebied ligt ruim boven de 10%. Renteverschillen binnen het eurogebied in roodstand van huishoudens kunnen onder andere verklaard worden door de uiteenlopende rol die deze kredietfaciliteit speelt in de totale kredietverlening aan huishoudens en de beschikbare alternatieve financieringsvormen. Ook bedrijven betalen bij Nederlandse banken minder voor roodstaan. Het verschil bedraagt meer dan een half procentpunt.

Sparen neemt niet meer toe
In verband met de beperkte vooruitzichten voor economische groei en onzekerheid op de financiële markten hielden huishoudens de laatste jaren uit voorzorg steeds meer spaargeld bij banken aan. Sinds mei 2004 echter valt er geen stijging meer waar te nemen van bij Nederlandse banken aangehouden spaartegoeden. Het aandeel van `deposito's met een opzegtermijn tot en met 3 maanden' in het totaal van aangehouden spaargelden blijft echter nog altijd stijgen. Dit weerspiegelt onder meer de toenemende populariteit van internet(spaar)rekeningen en omvat sinds enige tijd ook in toenemende mate spaarrekeningen waarop extra loyaliteitsrente wordt gegeven.

Hypotheken met korte rentelooptijd populair
De groei in de hypothecaire kredietverlening heeft zich in 2004 sterk voort gezet. In het derde kwartaal van 2004 was sprake van een stijging van meer dan EUR 10 miljard, terwijl het hypotheekvolume in de drie daaraan voorafgaande kwartalen telkens met ruim EUR 6 miljard groeide. Eind oktober 2004 kwam de totale, bij Nederlandse banken, uitstaande hypotheekschuld uit op ruim EUR 327 mld. Deze ontwikkeling bevestigt de signalen van de banken dat de kredietvoorwaarden voor hypotheken op dit moment niet worden aangescherpt.

Als gelet wordt op de maandelijks afgesloten nieuwe hypotheekcontracten, dan blijkt dat hypotheken met een variabele rente of een korte rentevaste periode tot 1 jaar aan populariteit winnen, vooral ten koste van leningen met een looptijd tussen 5 en 10 jaar. In september van dit jaar stelde DNB voor het eerst vast dat deze kortlopende hypotheken de gangbare hypotheken met een rentevaste periode van 5 tot 10 jaar voorbij zijn gestreefd. Kortlopende hypotheken nemen momenteel 38 % van de nieuwe hypotheekproductie van banken voor hun rekening. Het verschil tussen tarieven voor 5-10 jaar en die voor korter dan 1 jaar bedraagt sinds begin van dit jaar ongeveer 1,5 procentpunt. Dit is een stijging ten opzichte van 2003 toen dit verschil gemiddeld 1,2 procentpunt bedroeg.

Laagste netto inleg in drie jaar bij beleggingsinstellingen De netto inleg bij beleggingsinstellingen bedroeg in het derde kwartaal van 2004 EUR 258 miljoen. Vergeleken met de voor bijzondere gebeurtenissen gecorrigeerde netto inleg van de voorgaande kwartalen is dit de laagste inleg sinds het derde kwartaal van 2001, het kwartaal van de aanslagen in de Verenigde Staten. De obligatiefondsen boekten met EUR 199 miljoen de hoogste netto inleg van alle fondscategorieën. In de afgelopen vier jaar werden bij de obligatiefondsen in alle kwartalen middelen ingelegd. Ook de gemengde fondsen (fondsen met een mix van in ieder geval aandelen en obligaties) deden het met een inleg van EUR 127 miljoen goed ten opzichte van andere fondstypes.

Licht herstel pensioen- en verzekeringsbranche in 2003 De pensioen- en verzekeringsbranche heeft zich, na een moeizame periode, in 2003 enigszins hersteld. De toegenomen beleggingsopbrengsten als gevolg van de opleving op de aandelenmarkten hebben hier toe bijgedragen. Bij verzekeraars verbeterden de resultaten zodat in 2003 de solvabiliteitsmarge in de levens- en schadebranche licht steeg. Daarmee is er een einde gekomen aan de dalende trend die binnen deze branches vanaf 1999 gaande was.

De dekkingsgraad van de pensioenfondsen komt ultimo 2003 uit op 114 procent (2002: 108 procent). Daarmee is de negatieve trend vanaf 2000, in het boekjaar 2003 doorbroken. Na drie opeenvolgende jaren een negatief resultaat te hebben geboekt behaalden pensioenfondsen in 2003 een positief resultaat van EUR 11 miljard. Slechts een op de acht actieve deelnemers bouwt in 2004 nog pensioen op volgens een eindloonregeling, terwijl dit in 2003 nog een op de twee was. Deze verschuiving wordt in grote mate veroorzaakt door enkele grote bedrijfstakpensioenfondsen die met ingang van 1 januari 2004 op het middelloonstelsel zijn overgestapt.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Herman Lutke Schipholt, 020 - 524 2712 of 06 - 52 49 69 00.

Downloads

Download leeg Statistisch bulletin december 2004

Zie het origineel