Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: VISS. 2004/6631
datum: 24-12-2004
onderwerp: Voorlopig verslag Landbouw- en Visserijraad 21 en 22 december 2004 TRC 2004/8858

Bijlagen:

Geachte leden,

Vooruitlopend op mijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, wil ik u alvast informeren over de laatste Landbouw- en Visserijraad van 2004, die op dinsdag 21 en woensdag 22 december plaatsvond. Hierbij doe ik u het verslag toekomen van het visserijdeel van deze Raad. Over de overige punten ontvangt u een separaat verslag.

De Raad heeft na intensieve onderhandelingen met een tegenstem van Litouwen en onthouding van Griekenland en Letland overeenstemming bereikt over een pakket inhoudende de toegestane vangsthoeveelheden (TACs) voor 2005 en de toegestane vangsthoeveelheden voor diepzeesoorten voor 2005-2006. Voor een aantal bestanden zijn de TACs verhoogd, waaronder de TAC voor Noordzee-tong en voor Noordzee-haring. Voor enkele andere bestanden is een status-quo overeengekomen, waaronder Noordzee-kabeljauw en -horsmakreel in de westelijke wateren. Voor een aantal andere bestanden is besloten tot reductie van de TACs, waarbij in het algemeen door de Raad is gekozen voor een veel minder vergaande reductie dan de Commissie heeft voorgesteld. Noordzee-schol is één van de bestanden waarvoor een beperkte reductie is afgesproken en ook de verlaging van de TACs voor de met schol geassocieerde overige platvisbestanden is beperkt gebleven. Naast de besluiten over de vangsthoeveelheden, heeft de Raad ook besloten tot verdere beperking van de visserij-inspanning van vissersvaartuigen die kabeljauw (bij)vangen.

Voorafgaand aan de onderhandelingen in de Raad heb ik samen met Commissaris Borg bilateraal met mijn collega's gesproken om zodoende zicht te krijgen op de te formuleren compromissen. Op basis daarvan heb ik een eerste compromis aan de Raad voorgelegd. Daarin heb ik voorstellen gedaan voor de aanpak van de problematiek rondom kabeljauw in de Oostzee, over het verdere herstel van kabeljauw in en rondom de Noordzee, en voor de situatie rondom het Iberisch Schiereiland. Na plenaire debatten en verdere bilaterale ontmoetingen met een aantal van mijn collega's was het mogelijk om een tweede compromis aan de Raad voor te leggen. Een zeer ruime meerderheid van de Raad kon dit compromis steunen.
Daarbij bleken zowel lidstaten die in voorgaande jaren tegen de compromissen stemden omdat zij de beheersmaatregelen niet ver genoeg vonden gaan (zoals Duitsland en Zweden), als lidstaten die veel meer vanuit de belangen van de visserij-industrie posities innemen (zoals Spanje en Frankrijk) in te kunnen stemmen met het akkoord.

Litouwen stemde tegen omdat het ontwikkelde pakket maatregelen niet voldoende aan de Litouwse wensen tegemoet komt, Letland en Griekenland onthielden zich van stemming omdat beide op een voor hen belangrijk detail van het pakket niet akkoord zijn.

Voorstel inzake vaststelling toegestane vangsthoeveelheden (TACs) voor 2005
Mijn inzet in de Raad was gericht op evenwichtige resultaten, vanuit een verantwoorde afweging van de noodzakelijke biologische maatregelen enerzijds en de sociaal-economische positie anderzijds. Bovendien heb ik de compromisvoorstellen steeds in een meerjarig perspectief met waar mogelijk een stapsgewijze aanpak geformuleerd. Ik heb in mijn rol als voorzitter van de Raad de Commissie aan mijn zijde gehad bij het hanteren van deze uitgangspunten. Hierdoor is het mogelijk gebleken om voor de verschillende probleemgebieden de juiste balans te vinden, die bovendien steun vindt bij grote meerderheden van de betrokken lidstaten. In concreto heeft de Raad in de Oostzee concrete, ingrijpende maatregelen kunnen nemen om de problematische situatie met de oostelijke kabeljauw effectief aan te pakken. Door een combinatie van sluiting van belangrijke gebieden en effectieve seizoenssluitingen was het mogelijk de reductie van de TAC voor kabeljauw in dit gebied tot redelijke proporties te beperken. De Raad heeft het voornemen uitgesproken tot het opstellen van een herstelplan voor dit gebied.

Ook rondom het Iberisch schiereiland, waar de situatie van de zuidelijke heek en langoustines zorgelijk is, is een pakket maatregelen genomen. Sluiting van aanzienlijke gebieden stuitte hier op grote weerstand bij de betrokken lidstaten, omdat dit de visserij op andere soorten te ingrijpend zou treffen. Niettemin zijn ook hier afspraken gemaakt tot vermindering van de visserij op de betrokken bestanden, onder meer door introductie van een zeedagenregime. Bovendien heeft de Raad afgesproken volgend jaar nieuwe herstelmaatregelen te treffen die moeten leiden tot verdere reductie van de visserijdruk op deze soorten.

De Noordzeeproblematiek heeft eveneens centraal gestaan in de onderhandelingen. De door de Commissie voorgestelde sluiting van gebieden om het herstel van de kabeljauw verder te bevorderen, ondervond grote weerstand bij de betrokken lidstaten. Met name het negatieve effect op andere vloten en de beperkte effecten van sluiting van gebieden op het bestand, bleken doorslaggevende argumenten in dit debat. In plaats daarvan hebben de commissaris en ik de lidstaten ervan kunnen overtuigen dat een beperking van het aantal zeedagen noodzakelijk is. Bovendien is de Raad ermee akkoord gegaan in de loop van 2005 een aantal maatregelen te treffen die de handhaving en controle zullen verbeteren. Aangezien de naleving van de regels één van de centrale problemen van de rondvisvisserij is, kan de voorziene regelgeving voor uitgifte en mogelijkheid tot (tijdelijke) intrekking van de speciale visvergunning voor vaartuigen in de herstelgebieden een bijdrage leveren tot betere naleving en verder herstel van het bestand. Door deze combinatie van maatregelen was het mogelijk om de TAC voor kabeljauw op hetzelfde, lage niveau van 2004 te handhaven (27.300 ton).
Ook voor de Nederlandse visserij is mijns inziens een evenwichtig resultaat bereikt. De adviezen wezen voor schol op de noodzaak van een zeer drastische reductie en voor de tong op een vrijwel gelijkblijvende TAC.
De uiteindelijk vastgestelde vangstmogelijkheden wijken hiervan aanzienlijk af, omdat de Raad en Commissie de wenselijkheid van een meerjarige benadering ook hier hebben toegepast. Dit leidt tot een zeer beperkte reductie van de TAC voor schol tot 59.000 ton (61.000 ton in 2004) en een lichte verhoging van de TAC voor tong tot 18.600 ton (17.000 ton in 2004). Voor de overige platvisbestanden, die in combinatie met de visserij op schol en tong worden bevist, is in overeenstemming met de verminderde visserijdruk op schol een beperkte verlaging afgesproken. Voor schol daalt het Nederlandse quotum van 22.649 ton naar 22.064 ton, voor tong stijgt het Nederlandse quotum van 12,790 ton naar 13.980 ton.

De Nederlandse platvisvisserij dient in het kader van kabeljauwherstel één zeedag in te leveren, en mag nu dertien dagen per maand vissen. Daar staat tegenover dat deze vloot in 2005 automatisch twee extra zeedagen per maand ontvangt als compensatie voor eerdere sanering in de vloot. De Raad heeft voorts afgesproken begin 2005 de categorisering van de vloten in het zeedagenregime te zullen herzien.

Voor de pelagische visserij zijn zowel voor haring als blauwe wijting verhogingen van de TACs overeengekomen. De TAC voor haring in de Noordzee stijgt tot 535.000 ton (2004: 460.000 ton), die voor blauwe wijting (westelijke wateren) stijgt tot ruim 474.000 ton (2004: 388.000 ton). Voor horsmakreel (westelijke wateren) is de TAC gelijk gebleven op 137.000 ton. Voor makreel, waarvoor een drastische reductie werd geadviseerd, is de TAC verlaagd tot 420.000 ton (2004: 545.500 ton). De TAC voor zilversmelt (westelijke wateren) is, conform de algehele verlaging van de vangstmogelijkheden voor diepzeesoorten, verlaagd tot 5.310 ton (2004: 6.247 ton).

Commissie en Raad hebben verklaard voor een aantal bestanden meerjarige beheersplannen te willen aannemen, onder meer voor Noordzee-tong en -schol.

Voorstel inzake vaststelling toegestane vangsthoeveelheden voor diepzeebestanden voor 2005-2006
De Raad heeft eveneens een besluit genomen over de TACs voor diepzeebestanden. ICES had geadviseerd tot aanzienlijke reducties van de visserij op deze bestanden.
De Commissaris en ik zijn bij de formulering van de compromisvoorstellen voor deze bestanden nadrukkelijk uitgegaan van een voorzorgsbenadering, gezien de kwetsbaarheid van deze vissoorten en de beperkte kennis over deze vissoorten. Ondanks de wens in eerste instantie van een aanzienlijk aantal lidstaten om nu geen TAC's voor nieuwe bestanden vast te stellen, is in het uiteindelijke besluit hierover vastgehouden en zijn afspraken gemaakt over de vangsthoeveelheden over deze nieuwe bestanden. Niettemin is voor een aantal soorten, waaronder zilversmelt, besloten deze van de specifieke regelgeving over diepzeesoorten over te plaatsen naar de normale TAC-Verordening, omdat hier geen sprake is van gerichte diepzeevisserij.

In het kader van de meerjarige benadering zijn de TACs voor de diepzeebestanden opnieuw vastgesteld voor twee jaar, waarbij als algemene lijn is gehanteerd een verlaging van de TACs met 15%.
Bovendien is een inspanningsbeperking van 10% van de gerichte diepzeevisserij afgesproken. Ik ben tevreden over deze uitkomst, mede in het licht van de afspraak om in NEAFC-kader te komen tot een meerjarenbeheersstrategie voor deze bestanden, inclusief verdere beperking van de visserij-inspanning.

Mededeling inzake vereenvoudiging van regelgeving
De Commissie heeft een Mededeling aan de Raad en het Europees Parlement gepresenteerd inzake de mogelijkheden voor vereenvoudiging van regelgeving in het GVB. Vereenvoudiging van regelgeving en verlichting van administratieve lastendruk is kabinetsprioriteit en is onder het Nederlandse voorzitterschap nadrukkelijk in Europa onder de aandacht gebracht.

In de Mededeling, die een resultaat is van een onder Nederlands voorzitterschap georganiseerde informele bijeenkomst van visserijdirecteuren, worden de mogelijkheden geïnventariseerd voor vereenvoudiging van de regelgeving. In de Mededeling wordt een Actieplan aangekondigd, waarin concrete elementen voor vereenvoudiging zullen worden uitgewerkt. De Commissie hoopt dit Actieplan in de loop van 2005 te kunnen presenteren aan de Raad.

De Raad heeft de Mededeling met instemming ontvangen. Ik heb de Mededeling hartelijk verwelkomd en aangegeven uit te zien naar het Actieplan.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

© Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit