Rechtbank Den Haag


Hof verbiedt uitlevering Kesbir aan Turkije

Den Haag, 20 januari 2005 - Het Gerechtshof âs-Gravenhage heeft vandaag in hoger beroep minister Donner verboden Nuriye Kesbir aan Turkije uit te leveren. Het hof acht het risico dat Kesbir, een prominent PKK-lid, in Turkije zal worden gemarteld vooralsnog te groot.

Kesbir is Koerdische en prominent lid van de PKK. Zij bevindt zich thans in hechtenis in Nederland. Turkije heeft Nederland om haar uitlevering verzocht omdat zij ervan wordt verdacht betrokken te zijn geweest bij terroristische activiteiten. Minister van Justitie Donner heeft besloten Kesbir uit te leveren. Hij is van oordeel dat de mensenrechtensituatie in Turkije ten opzichte van de situatie in het verleden sterk is verbeterd. Ook heeft de minister in aanmerking genomen dat de Turkse regering desgevraagd heeft toegezegd dat Kesbir in overeenstemming met de geldende mensenrechtenverdragen zal worden behandeld.

Kesbir heeft het besluit van minister Donner aangevochten bij de kortgedingrechter van de Rechtbank âs-Gravenhage. De kortgedingrechter stelde Kesbir in november 2004 in het gelijk en verbood de minister haar aan Turkije uit te leveren. Minister Donner is van dit vonnis in hoger beroep gegaan.

Het hof is van oordeel dat Kesbir als vrouw en als prominent PKK-lid een verhoogd risico loopt om tijdens haar detentie in Turkije te worden gemarteld. Het hof erkent wel dat de Turkse regering op het gebied van de mensenrechten recentelijk belangrijke verbeteringen heeft doorgevoerd. Tegelijkertijd constateert het hof dat martelingen nog niet tot het verleden behoren. Kennelijk bestaat nog discrepantie tussen hetgeen de regering in Turkije wil en wat op lager niveau in de gevangenissen en de politiebureaus gebeurt. Het aldus voor Kesbir bestaande risico zou kunnen worden weggenomen indien de Turkse regering concrete garanties geeft dat zij erop zal toezien dat Kesbir niet zal worden gemarteld. Er is geen reden om garanties van de Turkse regering te wantrouwen. De toezeggingen die Turkije tot nu toe heeft gedaan zijn echter te algemeen en te weinig concreet om het risico op marteling uit te sluiten.

Partijen hebben acht weken de tijd om van de uitspraak in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.

LJ Nummer

AS3366