Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


-

Directie Europese Integratie

Afdeling EU Externe Betrekkingen

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 25 januari 2005

Behandeld


- N.J. Dijkstra


Kenmerk


- DIE-26/05

Telefoon


- + 31 (0) 70 3487155


Blad


- 1/1

Fax


- + 31 (0) 70 3486381


Bijlage(n)


- Beantwoording


- nj.dijkstra@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen van het lidVan Bommel over Economic Partnership Agreements

Graag - bieden wiju hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Van Bommelover - Economic Partnership Agreements. Deze vragen werden ingezonden op - 6 december 2004met kenmerk 2040504350.


-
De ministerDe staatssecretaris

voor Ontwikkelingssamenwerking,voor Economische Zaken,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven C.E.G. van Gennip

Antwoord van mevrouw Van Ardenne-Van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, en mevrouw Van Gennip, staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van het lid Van Bommel(SP), over dehandelspolitiek van de EU ten aanzien van de ACP-landen.

Vraag 1
Wat is uw inhoudelijke reactie op de uitkomsten van de expert meeting die in april jl. in het Europees Parlement gehouden is over het thema 'Afrika en globalisering',- en de verklaring van 120 maatschappelijke organisaties uit Afrika en Europa tegen de voorgenomen Economic Partnership Agreements (EPA) in hun huidige vorm?-

Antwoord
Zoals bekend, was Nederland in de aanloop naar het afsluiten van het Cotonou-verdrag geen groot voorstander van de EPAs. Nederland kreeg echter onvoldoende steun. Het Cotonou-verdrag inclusief de vorming van Economic Partnership Agreements per 1 januari 2008 is nu een feit en de onderhandelingen zijn van start gegaan. De Europese Commissie is daarvoor verantwoordelijk en handelt hierbij op basis van een uitgebreid mandaat van de lidstaten.

De punten die Nederland naar voren heeft gebracht tijdens de onderhandelingen over het Cotonou-verdrag en vervolgens over het mandaat, zijn nog steeds geldig. Zo vreest Nederland dat het voorziene tijdpad voor de onderhandelingen te kort is. Dit kan gedeeltelijk ondervangen worden door de implementatietermijn voor de EPAs zelf voldoende lang te stellen, om essentiële hervormingen te bereiken (zie ook antwoord op vraag 2). Ook meent Nederland dat regionale integratie niet moet worden afgedwongen en dat er een reëel alternatief beschikbaar moet komen voor de ACS-landen die het niet opportuun achten een EPA af te sluiten met de EU. Tevens moet worden voorkomen dat de positie van de Minst Ontwikkelde Landen (MOLs) negatief beïnvloed wordt door het EPA-proces.

De vorming van regio's en uiteindelijk EPAs is een gecompliceerde zaak en daarom heeft Nederland eveneens gepleit voor voldoende technische assistentie en financiële hulp op alle terreinen, waaronder SPS, fiscale hervormingen en 'supply-side constraints'. Op dit vlak delen wij de zorgen die geuit worden in de stukken waar u naar verwijst.

Dit neemt niet weg dat Nederland het belang van internationale handel en investeringen voor ACS-landen onderkent en daarom voorstander is van verdergaande handelsliberalisering, met name ook tussen ontwikkelingslanden onderling. Op dit moment zijn de markten van met name vele MOLs in Afrika te klein om aantrekkelijk te zijn voor investeringen. Het Nederlandse beleid is gericht op het zoveel mogelijk wegnemen van belemmeringen waardoor regionale integratie bevorderd wordt en ACS-landen betere aansluiting vinden bij de wereldmarkt- . De EPAs zouden hieraan kunnen bijdragen, mits de ontwikkelingsdimensie voldoende wordt gewaarborgd. Dit betekent dat de Europese Unie adequate hulp en assistentie moet verlenen bij het aanpakken van de eerder genoemde beperkingen aan de aanbodzijde en andere terreinen zoals het voldoen aan SPS-regels en het doorvoeren van fiscale hervormingen. Wij zullen dit actief, in samenwerking met andere EU lidstaten, onder de aandacht blijven brengen van de Commissie.

Vraag 2
Wat is uw inhoudelijke reactie op de studie van ECDPM waaruit blijkt dat door het voorgenomen EPA-beleid zeven ACP-landen (landen in Afrika, in het Caraïbische gebied en in de Stille Oceaan) geconfronteerd dreigen te worden met een vermindering met 70% of meer van de inkomsten uit importheffingen?-

Antwoord
Het is inderdaad zo dat sommige landen voor hun fiscale opbrengsten sterk afhankelijk zijn van de inkomsten uit importheffingen. Dit geldt echter niet voor alle landen. In Kenia en Kameroen (twee van de zeven genoemde landen) nemen de inkomsten uit importheffingen het sterkst af. Maar, Kenia en Kameroen hebben óók de kleinste vermindering van inkomsten uit fiscale opbrengsten, wat erop duidt dat de importheffingen een relatief klein deel uitmaken van de totale belastingen.

Hoe dan ook, structurele hervormingen in het belastingstelsel in de ACS-landen omwille van armoedebestrijding zijn noodzakelijk en onvermijdelijk, zodat zij minder afhankelijk worden van inkomsten uit importheffingen. Terecht wordt opgemerkt dat dit een lang proces is dat hoge kosten met zich kan brengen. De termijn die nu voorzien is voor de implementatie van de EPAs (tenminste tien jaar) biedt in principe voldoende tijd om essentiële hervormingen, zoals de hervorming van het belastingstelsel door te voeren. Uiteraard dient de Europese Unie deze landen daarbij financieel en technisch te ondersteunen.

De 'Sustainability Impact Asessments' die in opdracht van de Europese Commissie worden uitgevoerd voor zowel de afzonderlijke ACS-landen als de regio's kunnen meer licht werpen op de daadwerkelijke gevolgen van de EPAs voor de vermindering van de inkomsten uit importheffingen.

Vraag 3
Deelt u de kritiek dat de EU onder het mom van 'deskundigheidsbevordering' de regionale integratieprocessen in Afrika verstoort en haar eigen vrijhandelsbelangen promoot?- Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord
Wij delen de kritiek niet. Het doel van de EPAs is, zoals in het Cotonouverdrag is vastgelegd, het bevorderen van de soepele en geleidelijke integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie, met inachtneming van hun politieke keuzes en ontwikkelingsprioriteiten, zodat duurzame ontwikkeling wordt gestimuleerd en wordt bijgedragen aan de armoedebestrijding in de ACS-landen, op basis van (versterkte) regionale integratie. Het verstoren van de regionale integratieprocessen is dus niet aan de orde, integendeel. In het begeleidende memorandum waarin de Europese Commissie het onderhandelingsmandaat voor de EU toelicht, staat vermeld dat EPAs de rol van versterking van regionale integratie alleen kunnen spelen als voldoende rekening wordt gehouden met de economische en sociale beperkingen van de ACS-landen, evenals met hun aanpassingscapaciteit. Daarnaast zullen EPAs effectief bij moeten dragen aan de doelen en principes van ontwikkelingssamenwerking. Ook de Europese Commissie zal hierop uiteindelijk worden afgerekend als het uiteindelijke resultaat voor goedkeuring aan de lidstaten wordt voorgelegd.

Natuurlijk hebben ACS-landen hierbij hun eigen verantwoordelijkheid. Zij zitten zelf aan de onderhandelingstafel. Zij kunnen zich organiseren om hun positie ten opzichte van de EU zo sterk mogelijk te maken. In dit opzicht vormen de EPAs ook een kans voor de ACS-landen hun lot in eigen handen te nemen. De prikkel die de EPAs in dit opzicht kunnen betekenen, beschouwen wij als positief.

Vraag 4
Deelt u de mening dat de opheffing van het niet-wederkerigheidsbeginsel, dat decennialang het uitgangspunt vormde voor de handelsbetrekkingen met ACP-landen, de minst ontwikkelde landen van Afrika nog verder in het slop zal helpen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, is de Nederlandse regering bereid vast te houden aan dit beginsel?

Antwoord
Nee, wij delen deze mening niet. Door de veranderde relatie tussen de ACS-landen en de EU in de richting van een partnerschap met wederzijdse verantwoordelijkheden en verplichtingen, zal ook het niet-wederkerigheidsbeginsel verdwijnen. Vanuit het perspectief van 'ownership' acht Nederland deze evolutie in principe als gunstig en zal het niet vasthouden aan dit beginsel. Wel dient er sprake zijn van een asymmetrische wederkerige relatie waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.

Nederland is van mening dat de asymmetrie zowel betrekking moet hebben op de mate van handelsliberalisatie als op de implementatietermijnen. Dit moet Afrikaanse landen de gelegenheid bieden om eerst de 'supply-side constraints' aan te pakken alvorens een overeenkomst met de EU te sluiten.

Wederkerigheid kan ook voordelen hebben doordat ACS-landen niet alleen de vragende partij zijn, maar ook iets aan te bieden hebben. Voor de ACS-landen is het voor het vervolg van de onderhandelingen van belang duidelijk hun offensieve en defensieve belangen te bepalen en hierop de asymmetrie-afspraken te laten aansluiten.

In aanvulling hierop kan worden opgemerkt dat in WTO-kader wordt toegewerkt naar de geleidelijke afschaffing van exportsubsidies in de landbouw. Aangezien de opheffing van de invoer­belemmeringen in de ACS-landen ook slechts geleidelijk zal plaatsvinden, menen wij dat kan worden voorkomen dat ACS-landen, zoals sommigen vrezen, worden overspoeld door gesubsidieerde producten uit de EU.

Mochten asymmetrische afspraken over liberalisatie en overgangstermijnen onverhoopt onvoldoende blijken om ernstige schade als gevolg van een overspoeling van de markten van ACS-landen met bepaalde EU-producten te voorkomen, dan kunnen de ACS-landen in kwestie altijd nog een beroep doen op de vrijwaringsregeling die in dit soort handelsakkoorden pleegt te worden opgenomen.

Vraag 5
Bent u ervan op de hoogte dat het Europees Parlement zich in 2002 in een resolutie heeft uitgesproken voor de tijdelijke instandhouding van het niet-wederkerigheidsprincipe in de handelsrelaties tussen de EU en de ACP-landen?-

Antwoord
Ja.

Vraag
Is de Nederlandse regering bereid zich in lijn met deze resolutie binnen de EU in te spannen voor een grondige herziening van het voorgenomen EPA-beleid?

Antwoord
Zie antwoord op vraag 1 en 4.

Vraag 6
Deelt u de mening dat de minst ontwikkelde landen zich geen verdere vermindering van haar inkomsten kunnen permitteren? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid dit als expliciete doelstelling op te nemen in het nieuwe EPA-beleid?

Antwoord
Vermindering van inkomsten kan nooit alleen aan de EPAs worden toegeschreven, dit is bijvoorbeeld ook afhankelijk van het algemene macro-economische beleid. Voor zover het de vermindering van inkomsten uit importheffingen betreft, verwijzen wij naar het antwoord op vraag 2.

Vraag 7
Bent u bereid zich in EU-verband in te zetten voor verdergaande schuldenverlichting of -kwijtschelding ten behoeve van de ACP-landen?

Antwoord
Veel ACS-landen maken reeds deel uit van het HIPC-initiatief (Highly Indebted Poor Countries) en/of zijn een schuldenregeling overeengekomen in de Club van Parijs. Ook in de toekomst zullen landen die een onhoudbare schuld hebben in de Club van Parijs terecht kunnen. De Nederlandse regering zet zich actief hiervoor in. Tevens wordt samengewerkt met de WB en het IMF voor de ontwikkeling van een "schuldhoudbaarheidsraamwerk" om te voorkomen dat in deze landen opnieuw onhoudbare schulden ontstaan. De EU is niet het juiste forum voor schuldverlichting. Schuldverlichting is een exclusieve competentie van de lidstaten waarover de EU geen zeggenschap heeft.

Vraag 8
Deelt u de mening dat het billijk zou zijn het equivalent van de Europese agrarische inkomenstoeslagen te investeren in de economieën van de ACP-landen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord
Nee, wij delen deze mening niet. Zoals u bekend, is Nederland voorstander van het verminderen van de handelsverstorende Europese landbouwsubsidies, hetgeen gunstig is voor ontwikkelingslanden. Daarnaast draagt de Europese Unie bij aan de ontwikkeling van de ACS-landen via financiële ondersteuning uit het Europees Ontwikkelingsfonds en bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Dit is precies wat nodig is: eerlijke handelsmogelijkheden, ondersteund door ontwikkelingssamenwerking om te kunnen profiteren van deze mogelijkheden. De gesuggereerde koppeling tussen subsidies en hulp, zou hier haaks op staan en het verkeerde signaal afgeven. Bovendien zouden dan alle ontwikkelingslanden die hiervan hinder ondervinden gecompenseerd moeten worden en niet alleen de ACS-landen.


- Peter Custers, 'Report of the International Experts' Meeting on Globalisation and Africa. The European Parliament, Brussels, Belgium, April 15-17, 2004' (XminusY Solidarity Fund, Amsterdam, The Netherlands, October 2004).


- Zie - www.epawatch.net; - www.stopepa.org.


- Zie notitie Afrika en Handel, juni 2004, ministerie van Buitenlandse Zaken


- Stefan Szepesi, 'Coercion or Engagement? Economics and Institutions in ACP-EU Trade Negotiations' (European Centre for Development Policy Management ECDPM, Discussion Paper 56, Maastricht, 2004); voor ditzelfde thema zie ook 'Six Reasons to Oppose EPAs in their Current Form', een verklaring gepresenteerd door Afrikaanse en Europese maatschappelijke organisaties (ActionAid/Christian Aid/ Both Ends/CAFOD/Agir Ici/Eurostep/Econews Africa/SEATINI/Tradcraft/TWN Africa/11.11.11 en OXFAM tijdens de Joint Parliamentary Assembly (JPA), gehouden in Den Haag, november 2004.


- Volgens de Oegandese handelsexpert Yash Tandon, in zijn speech in het Europese Parlement in april jl.­ zie Peter Custers (2004), op.cit, p.39/40; zie ook Richard Kamidza, 'The Economic Partnership Agreement Negotiations: Subregional Development Challenges in the EU-ESA Relations' (SEATINI, 2004).


- The European Parliament, Final Edition of Text Adopted on 29/09/2002, P5-TA (2002) 0453.

===