Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ferrier, Tjon-A-Ten, Karimi en Huizinga-Heringa over noodhulp aan Atjeh en toegang tot Papoea

Beantwoording kamervragen Ferrier, Tjon-A-Ten, Karimi en Huizinga-Heringa over noodhulp aan Atjeh en toegang tot Papoea

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag

Directie Azië en Oceanië
Afdeling Zuid-Oost Azië en Oceanië
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag

Datum

25 januari 2005

Behandeld

Bernhard Kelkes

Kenmerk

DAO/0025-05

Telefoon

070-348 5012

Blad


1/5

Fax


070-348 5323

Bijlage(n)

Bernhard.Kelkes@minbuza.nl

Betreft

Beantwoording vragen van de ledenFerrier (CDA), Tjon-A-Ten (PvdA), Karimi (GroenLinks) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over noodhulp aan Atjeh en toegang tot Papoea.

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Ferrier (CDA), Tjon-A-Ten (PvdA), Karimi (GroenLinks) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over noodhulp aan Atjeh en toegang tot Papoea. Deze vragen werden ingezonden op 6 januari 2005 met kenmerk 2040505950.

De Minister De Minister
van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking,

Dr. B.R. Bot
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Van Ardenne-Van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de leden Ferrier (CDA), Tjon-A-Ten (PvdA), Karimi (GroenLinks) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over noodhulp aan Atjeh en toegang tot Papoea

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht, dat stelt dat het Indonesische leger de ramp misbruikt door operaties tegen opstandelingen in Atjeh te intensiveren en hulp aan mensen die gezien worden als sympathisanten van de onafhankelijkheidsbeweging Gerakan Aceh Merdeka (GAM) weigert? 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Bent u ook op de hoogte van de uitspraken van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, de heer Lubbers, die stelt dat het moeilijk is om toestemming te krijgen van de Indonesische regering om hulp te bieden in Atjeh? 2)

Antwoord
Ja.

Vraag 3
Bent u bereid om in contact met de Indonesische autoriteiten, wellicht tijdens de op 6 januari geplande topontmoeting in Jakarta waar plannen voor de noodhulpverlening worden besproken, het belang van toegankelijkheid van het rampgebied voor internationale humanitaire hulporganisaties en het niet misbruiken van de ontstane chaos door het Indonesische leger in het conflict in Atjeh te benadrukken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
Tijdens de ASEAN-conferentie op 6 januari jl. in Jakarta heeft de Indonesische regering de Verenigde Naties gevraagd de noodhulpfase in Atjeh en noord-Sumatra te coördineren. De Indonesische regering verwelkomt de internationale steun en heeft internationale hulpverleners verzocht om hun inspanningen met de VN-organisatie OCHA te coördineren. De Indonesische regering heeft aangegeven dat het leger zoveel mogelijk wordt ingezet om de hulpoperatie op de grond te leiden en de inzet van buitenlandse militairen en buitenlands militair materieel te begeleiden. De Nederlandse regering meent dat deze rol ter ondersteuning van de logistiek bij de hulpverlening wordt verwelkomd in de noodhulpfase maar dat geleidelijk civiele hulpverleners deze rol moeten overnemen. Vanuit het Indonesische parlement is een toezichthoudende commissie opgezet om mogelijke corruptie en misbruik van hulp te signaleren. Voorts pleit de Nederlandse regering ervoor dat de inspanningen voor de wederopbouw aan de gehele lokale bevolking ten goede moeten komen. Naast de wederopbouw moet ingezet worden op een vreedzame beëindiging van het gewapende conflict.

Wat de toegankelijkheid van het rampgebied in Noord-Sumatra betreft, heeft de Indonesische overheid recent aangegeven zich zorgen te maken over de veiligheid van de duizenden hulpverleners die daar momenteel werkzaam zijn. Op grond hiervan heeft zij aangegeven dat alle bewegingen buiten Banda Atjeh moeten worden gemeld. Binnen 24 uur zal vervolgens worden besloten of veiligheidshalve begeleiding door militairen wenselijk is. Over de praktijk van deze maatregel is navraag gedaan bij betrokken hulpverleners. Daarbij is gebleken dat inderdaad sprake is van een actievere begeleiding van de hulpoperatie door de Indonesische overheid. Van tegenwerking is echter geen sprake.

Vraag 4
Hebt u tevens kennisgenomen van het feit dat recentelijk de visa van vier Nederlandse Kamerleden en overige delegatieleden die wilden deelnemen aan een door verschillende protestante en katholieke ontwikkelingsorganisaties georganiseerde reis naar onder andere Sulawesi en Papoea, 3) om onbekende redenen werden ingetrokken?

Antwoord
Ja.

Vraag 5
Kunt u de Indonesische autoriteiten opheldering vragen over het feit dat, ondanks eerdere verstrekking van sociaal-cultureel visa voor deze in januari 2005 te ondernemen reis, alsnog werd besloten visa voor vier Nederlandse parlementariërs en andere delegatieleden in te trekken?

Vraag 6
Acht u het onwenselijk dat Nederlandse parlementariërs de toegang wordt geweigerd tot gebieden als Sulawesi en Papoea om aldaar kennis te kunnen maken met initiatieven van religieuze leiders om tot vrede en ontwikkeling te komen in deze conflictgebieden? Zo ja, in hoeverre bent u bereid in de richting van Indonesische autoriteiten het belang van dergelijke initiatieven en de toegankelijkheid van in het bijzonder Papoea te benadrukken?

Antwoord op vraag 5 en 6
De Nederlandse regering acht het van belang dat Nederlandse parlementariërs de situatie in Indonesië ter plekke kunnen aanschouwen. Waar mogelijk heeft de regering de organisatoren van de parlementaire reis naar Indonesië in hun voorbereidingen bijgestaan. Tijdens de voorbereidingen van de reis is in het contact met de Indonesische autoriteiten het belang en wenselijkheid van deze reis duidelijk verwoord. De regering zal navraag doen naar de Indonesische bezwaren tegen de reis van Nederlandse parlementariërs naar Indonesië.


1) NOS-Teletekst, 3 januari jl.

2) De Telegraaf, 30 december 2004.

3) Persbericht ICCO/Kerkinactie/CORDAID/CMC en J en P, 4 januari jl.