Aver Heino produceert `andere' mest
Bij de nieuwbouw van Aver Heino is gekozen voor stalsystemen waarmee
verschillende soorten mest kunnen worden geproduceerd. In de
biologische bedrijfsvoering wordt veel waarde gehecht aan mest. Door
mest in verschillende fracties te scheiden kan deze gerichter worden
ingezet en beter worden benut. Elke fractie heeft namelijk een andere
bemestende waarde.
De ligboxenstal voor het melkvee op Aver Heino is gedeeltelijk
voorzien van een roostervloer. In dit gedeelte wordt drijfmest
geproduceerd. Door een ingenieus kelderplan is het echter mogelijk
gebruik te maken van het verschijnsel dat drijfmest in een mestput uit
zichzelf scheidt: de dikke fractie komt omhoog, de dunne fractie
blijft onderin de put. Door de dunne fractie weg te pompen ontstaat
een dikkere drijfmest. Uit de cijfers in de tabel blijkt dat het
drogestof percentage van deze mest ongeveer 1 procent hoger is dan de
norm. De drijfmest op Aver Heino bevat stikstof-, fosfaat- en
kaligehaltes die vergelijkbaar zijn met de norm. Opvallend is echter
dat de mest minder minerale en meer organisch gebonden stikstof bevat.
De stikstof uit deze drijfmest zal dus geleidelijker beschikbaar komen
dan de stikstof uit gewone drijfmest.
Naast een gedeelte met roostervloer heeft de ligboxenstal een gedeelte
dat voorzien is van een sleuvenvloer. Ook deze vloer wordt benut om
mest te scheiden. Door de gaten in de sleuven kan de dunne fractie
direct weglekken in een kelder. De dikke fractie wordt via een schuif
verwijderd en afgestort in een grup die leeg draait op de mestplaat.
De dunne fractie bestaat uit gier maar bevat ook mest. Dit blijkt
onder andere uit het percentage drogestof en het aandeel organische
stof die duidelijk hoger zijn dan de norm voor gier van rundvee. De
dunne fractie bevat meer kali en minder fosfaat dan de drijfmest.
De dikke fractie van de sleuvenvloer wordt gemengd met stromest buiten
opgeslagen op een mestplaats. De stromest is afkomstig van het jongvee
en uit het potstalgedeelte in de melkveestal. Zo zitten alle kalveren
op stro en is het jongvee van drie tot achttien maanden op stro
gehuisvest in een hellingstal. Door toevoeging van de mest uit de
ligboxenstal is de mest op de mestplaat wat natter dan gemiddeld en
zijn de gehaltes aan drogestof, fosfaat en kali lager dan de norm. De
invloed van regenwater speelt hierbij waarschijnlijk ook een rol.
De verschillende fracties zijn afgelopen groeiseizoen ingezet in een
demo op grasklaver. De resultaten hiervan worden binnenkort
gepubliceerd.
Vergelijking van gevonden mestsamenstellingen in verschillende mestfracties
met normcijfers (ASG-WUR 2004)*
Mestfracties DrogeStof
Kg/ton Org. Stof
Kg/ton N-min
Kg/ton N-org
Kg/ton P O
Kg/ton K O
Kg/ton
Drijfmest uit roosterkelder 97,3 76,0 1,3 3,0 1,5 6,5
Vaste mest vanaf mestplaat 193,0 135,8 1,2 5,0 2,8 5,8
Gier uit sleuvenkelder 70,9 49,0 2,2 1,8 1,0 7,6
Norm voor drijfmest van rundvee* 86 74 2,2 2,2 1,6 6,2
Norm voor vaste mest van rundvee* 248 150 1,2 5,2 4,1 8,8
Norm voor gier van rundvee* 25 10 3,8 0,2 0,2 8
---
*: Adviesbasis Bemesting Grasland en Voedergewassen (ASG-WUR 2004)
---
© Praktijkonderzoek - Animal Sciences Group - Wageningen UR. Laatst
bijgewerkt: 31-01-2005 14:57.
Mail vragen en opmerkingen over de Praktijkonderzoek Website naar:
webmaster.po.asg@wur.nl
Praktijkonderzoek Veehouderij