Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: DN. 2005/654
datum: 07-02-2005
onderwerp: Vragen over drijfjacht op wilde zwijnen in Gelderland TRC 2005/346

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door Kamerlid Van Velzen over de drijfjacht op wilde zwijnen in Gelderland.


1
Klopt het dat uw ministerie in gesprek is met de provincie Gelderland om de drijfjacht op wilde zwijnen opnieuw mogelijk te maken? Zo ja, onder welke voorwaarden gaat u de drijfjacht toestaan?

Antwoord:
Nee, het bericht in de Stentor, als ook in andere kranten, is niet juist. In de Gelderlander is onlangs een rectificatie geplaatst.


2
Is er sprake van een ernstige calamiteit die drijfjacht legitimeert? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord:
De drijfjacht is verboden. De Flora- en faunawet staat met betrekking tot wilde zwijnen wel toe dat zij worden gedood door middel van de zogenaamde één-op-één-drukjacht. Hiertoe is vereist dat de minister heeft bepaald dat in enig jaar het leggen van lokvoer niet voldoende effectief is om het benodigde afschot anderszins te realiseren. Tevens is vereist dat Gedeputeerde Staten deze methode toestaan. De provincie Gelderland heeft vorig jaar een faunabeheerplan goedgekeurd, op basis waarvan het aantal zwijnen door middel van afschot jaarlijks wordt teruggebracht tot een voorjaarsstand van 800 tot 1.000 dieren, afhankelijk van het voedselaanbod. Vanwege het grote voedselaanbod op dit moment hebben jagers moeite het benodigde afschot te realiseren. De dieren komen nauwelijks op het lokvoer af. De provincie tracht daarom met een verlenging van de reguliere afschotperiode te bevorderen dat het benodigde afschot alsnog wordt gerealiseerd.


3
Door welke oorzaken is de Faunabeheereenheid Veluwe er niet in geslaagd om de populatie wilde zwijnen op de Veluwe op niveau te houden?

Antwoord:
De jagers van de Faunabeheereenheid plegen jaarlijks afschot om het aantal zwijnen tot de gewenste voorjaarsstand terug te brengen. Afgelopen jaar was zeer gunstig voor het zwijn, waardoor er een grote aanwas was en er nu meer dieren geschoten moeten worden. De zachte winter en het grote voedselaanbod van dit moment zorgen er echter voor dat zwijnen minder snel op het lokvoer afkomen. Jagers hebben hierdoor moeite het benodigde afschot te halen.


4
Klopt het dat de populatiegrootte van wilde zwijnen op natuurlijke wijze zich aanpast aan het draagvlak van het territorium? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord:
Ik ga ervan uit dat met deze vraag bedoeld wordt of de draagkracht van het leefgebied bepaalt hoeveel dieren er rondlopen. De zwijnenstand op de Veluwe wordt inderdaad in hoge mate bepaald door het natuurlijk voedselaanbod. Met name het aanbod van eikels en beukennoten bepaalt hoeveel dieren de winter doorkomen. Het voedselaanbod verschilt echter van jaar tot jaar. Dat betekent dat na een aantal gunstige jaren bij slechte jaren grote sterfte kan optreden. Bovendien nemen bij hoge zwijnendichtheden de kans op verkeersongelukken toe. Ook de landbouwschade zal sterk stijgen, omdat de Veluwe geen volledig afgesloten gebied is en meer dieren hun heil op aanliggende landbouwgronden zullen zoeken. Een dergelijke situatie achten zowel de provincie als ik niet gewenst. In het onlangs vastgestelde faunabeheerplan is daarom opnieuw voor populatieregulatie gekozen.


5
Is het uitgesloten dat de wilde zwijnen op de Veluwe zijn bijgevoederd? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord:
Bijvoeren teneinde de stand van wilde zwijnen te bevorderen is bij wet verboden. Het verbod betreft niet het gebruik van lokvoer ten behoeve van afschot. Het is met name het natuurlijk voedselaanbod dat de overleving en daarmee de aanwas van de zwijnenstand bepaalt.


6
Zijn alle rasters rond de Veluwe in goede staat, zodat overlast door wilde dieren tot een minimum beperkt is? Zo nee, wat zijn de oorzaken hiervan?

Antwoord:
Het is een verkeerd beeld dat de Veluwe volledig met rasters is omgeven. Alleen op plaatsen, waaronder normale omstandigheden - lees de huidige vastgestelde zwijnenstand - schade optreed, zijn rasters geplaatst.
Bij een hogere zwijnenstand neemt daardoor het risico op landbouwschade toe. Om de uitwisseling tussen de verschillende natuur- en bosgebieden op de Veluwe mogelijk te maken is afgelopen jaar wel een groot aantal binnenrasters opgeruimd of passeerbaar gemaakt. Samen met de gerealiseerde en nog aan te leggen ecoducten over snelwegen moet dit een grenzeloze Veluwe mogelijk maken.


7
Beschouwt u de drijf- of drukjacht als een effectieve methode om de populatie wilde zwijnen op niveau te houden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord:
Zie eerste allinea van het antwoord op vraag 2.


8
Is deze kwestie voor u aanleiding om het functioneren van de Faunabeheereenheid Veluwe nader te evalueren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer de resultaten daarvan tegemoet zien?

Antwoord:
Nee, zoals uit voorgaande blijkt, heb ik geen enkele aanwijzing dat de Faunabeheereenheid in gebreke blijft.


9
Is het u opgevallen dat bijna elk jaar er een moment ontstaat waarop geconstateerd wordt dat er teveel zwijnen op de Veluwe zijn en de jagers helaas tot drijfjacht moeten overgaan? Zo ja, welke conclusies trekt u daaruit omtrent het functioneren van de Faunabeheereenheid Veluwe?

Antwoord:
De drijfjacht is verboden; regulier afschot vindt elk jaar plaats om het aantal zwijnen tot de vastgestelde voorjaarsstand terug te brengen. De afgelopen periode was zeer uitzonderlijk, omdat er vanaf 2000 drie opeenvolgende voedselrijke jaren, zogenaamde mastjaren, zijn geweest. De jagers hebben toen extra inspanningen moeten leveren om het benodigde afschot te halen. Dat is toen niet geheel gelukt, waardoor de stand kon blijven toenemen.
Pas in 2004 konden de aantallen weer tot de vastgestelde voorjaarsstand worden teruggebracht. De provincie heeft daarvoor toen de afschotperiode met een maand verlengd, wat succesvol bleek te zijn. Op grond van de beschikbare informatie concludeer ik dat de hoge aantallen zwijnen van de afgelopen jaren vooral aan de omstandigheden te wijten waren en niet aan het functioneren van de Faunabeheereenheid en haar voorloper.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman