Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech van directeur-generaal Rijksgebouwendienst Peter Jäger namens minister Dekker op de nieuwjaarsreceptie Rabo Vastgoed op 26 januari 2005 Van Gogh museum in Amsterdam.

Geachte aanwezigen,

Laat ik beginnen met u namens de minister en mijzelf een ondernemend en succesvol 2005 te wensen. Dat is geen kwestie van hopen op betere tijden, maar van aanpakken, lef tonen en creatief zijn. Een opdracht die ik u, maar ook onszelf, voor wil houden.
Dat geldt voor de drie pijlers van de woningmarkt waarop de meesten van u actief zijn: de nieuwbouw (waarvoor de BLS-gelden bestemd zijn), de stedelijke vernieuwing (met het ISV) en het huurbeleid waarop ik zodadelijk nog terugkom. Daarnaast wil ik de kantorenmarkt niet onbesproken laten en evenmin de rijkshuisvesting waaraan ik sinds kort leiding mag geven.

Hoewel binnen de woningmarkt als geheel een verruiming heeft plaatsgevonden, staat de krapte in bepaalde segmenten de laatste jaren weer volop in de schijnwerpers. Kort gezegd: er is nog altijd een groot woningtekort. Daarom moet er eerst en vooral véél gebouwd worden.
Verhoging van de nieuwbouwproductie, vraaggericht bouwen en aandacht voor specifieke doelgroepen is daarom de belangrijkste, maar niet de enige manier om ervoor te zorgen dat ieder de woning vindt die hem past. De woningmarkt als geheel moet in beweging komen. Daartoe moeten we aan vier knoppen tegelijk draaien: aanjagen van de nieuwbouw, tempo in de stedelijke vernieuwing, instrumenten voor ruimtelijk beleid en modernisering van het huurbeleid.
Over dat laatste toch een paar woorden. De voorstellen tot modernisering van het huurbeleid doen veel stof opwaaien. De essentie van de liberalisatie is de verruiming van de vrije sector van 5% naar 25% van de huurmarkt. Dat betekent 750.000 huurwoningen in plaats van 170.000 woningen waarin op termijn de markt de huurprijs aan zal geven. Let wel: op een totaal van 3 miljoen huurwoningen!

Liberalisering in een deel van de huurmarkt en verruiming van de huren zou met name een deel van de middengroepen te zwaar treffen. Wie er om die reden vanaf wil zien heeft echter wél een aantal problemen op te lossen, zoals: alternatieve dekking voor kabinetsbezuinigingen bij VROM van 250 miljoen euro, nieuwe inzet van Rijk én markt voor stedelijke vernieuwing en handhaving van de individuele huursubsidie op het huidige niveau.

Het is om deze redenen én omdat het signaal van meer marktwerking in de huursector belangrijk is, dat een nieuwe modus gevonden moet worden om de werkelijke waarde van huurwoningen beter tot uiting te laten komen in de huurprijs. Maar de minister is niet doof voor de kritiek. Zij denkt na over een verlichting van de extra lastendruk die met de huurverruiming ontstaat voor specifieke categorieën huurders en het moment waarop de verruiming daadwerkelijk kan ingaan.

Terug naar de woningproductie: het gaat dus niet alleen om aantallen, maar ook om gericht bouwen voor de vraag, een goede prijs/kwaliteitverhouding en aandacht voor specifieke doelgroepen. Dat stelt eisen aan uw ondernemerschap, dat vraagt lef en creativiteit. We zien gelukkig ook dat er steeds meer diversiteit en creativiteit groeit. In de studentenhuisvesting wordt niet alleen gewerkt aan het opvoeren van het aantal reguliere studenteneenheden, maar worden ook semi-permanente of tijdelijke oplossingen gevonden met studentenschepen, wooncontainers, tijdelijke bewoning van slooppanden en kantoren.
Helemaal onder in de huurmarkt worden nieuwe vormen van sociale huisvesting gevonden. Woningen speciaal voor mensen die - tijdelijk - niet in staat zijn om op een voor hun omgeving aanvaardbare manier in een reguliere woning te wonen. En met nieuwe initiatieven op het gebied van particulier opdrachtgeverschap verrijzen niet alleen fraaie villa's op vrije kavels, maar blijken ook dorpsjongeren (samen met bouwers) in staat de krachten te bundelen voor betaalbare starterswoningen.

Een andere creatieve oplossing - die eigenlijk net niet past onder het kopje: woningproductie - wil ik toch niet onvermeld laten. Misschien speelt mijn vorige functie als directeur van de Dienst Justitiële Inrichtingen daarbij wel een rol. Het gaat om de recente oplevering van zogenaamde gevangenisboten. Opvang van illegalen is daarmee op creatieve wijze en op korte termijn gerealiseerd. Alweer een voorbeeld dus van een creatieve oplossing buiten de bestaande kaders.

Een speciale doelgroep op de woningmarkt waar ik iets uitgebreider bij stil wil staan is die van de ouderen. Ik hoef u niet uit te leggen dat de vergrijzing een geweldige impact zal gaan hebben op de economie en ook op het vastgoed in ons land. Ouderen willen graag zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Ook het beleid van dit kabinet is daar op gericht. Dit betekent dat er meer voor ouderen geschikte woningen beschikbaar moeten komen.
Het ministerie van VROM heeft samen met VWS afgelopen zomer een actieplan uitgebracht met de naam 'Investeren voor de toekomst'. Dit actieplan bevat een uitwerking van de opgave zoals die is berekend: in 2010 moeten er 255.000 volledig toegankelijke woningen extra beschikbaar komen. Hiervan moeten er 99.000 geschikt zijn voor mensen die zorg nodig hebben. Dat betekent extra ruimte voor zorgverlening en diensten in de nabije omgeving. Totaal gaat het om 104.000 nieuw te bouwen woningen, de rest zal door verbouw en woningtoewijzing ingevuld worden.
Een groeimarkt van formaat dus. We weten echter ook dat er de nodige knelpunten in deze markt zitten. U als private aanbieders stelt zich tot dusverre daarom voorzichtig op. Woningcorporaties nemen ongeveer driekwart van de huidige markt voor senioren voor hun rekening. Zoals u mogelijk weet hebben de ministeries VROM en VWS, samen met het Universitair Platform PPS op 7 oktober een ontmoetingsdag georganiseerd over nieuwe vormen van samenwerking in wonen, zorg en dienstverlening voor publieke en private partijen. Rabo Vastgoed speelde daarin een actieve rol.
Een vaak genoemd knelpunt in dit verband is de veelheid aan regelgeving in de zorg en het gebrek aan slagkracht van zorginstellingen. Welnu: het ministerie van VWS is in snel tempo bezig de marktwerking in de zorg te vergroten. Zorginstellingen krijgen meer ruimte en worden risicodragende ondernemers, de noodzaak om te ondernemen als marktpartij is dus groot. Daarbij zien we een tendens dat steeds meer zorginstellingen zich concentreren op het proces van zorg verlenen en hun vastgoed afstoten. Dit wordt ook gestimuleerd door het ministerie van VWS en schept kansen voor private vastgoedaanbieders.

Dan de kantorenmarkt. Wachten tot het vanzelf weer beter gaat, kan niet meer. Hoewel het aanbod zich na een jarenlange stijging lijkt te gaan stabiliseren, begint de leegstand voor een deel structureel te worden, mede doordat een relatief groot deel van het aanbod is verouderd. Er is schaarste aan 'goed product', ofwel aan kwaliteit. Zowel gebruikers als beleggers zijn selectief in hun keuzes. De verwachting is dat deze situatie nog enige tijd zal aanhouden. De komende jaren zal er voornamelijk sprake zijn van een vervangingsmarkt. Het is daarom noodzakelijk dat het huidige aanbod kritisch tegen het licht wordt gehouden. Van belang is om te zoeken naar nieuwe mogelijkheden voor verouderd vastgoed. Bijvoorbeeld door middel van renovatie of herontwikkeling, waarbij ook functiewijziging een rol kan spelen. De minister heeft daarover al meer dan eens duidelijke signalen afgegeven.
Ik noemde al studentenhuisvesting, maar het kan bijvoorbeeld ook gaan om appartementen of herontwikkeling naar woon/werkpanden. Zo kan een bijdrage worden geleverd aan stedelijke vernieuwingsprocessen, verruiming van de woningvoorraad en versterking van creativiteit in de stad. Een kans voor alle betrokken partijen. Initiatieven, zoals het NVB-plan, mogen bij ons op een warme belangstelling rekenen.De Rgd is samen met het Directoraat Generaal Wonen bezig met dit onderwerp en beziet de mogelijkheden om overtollige Rijkskantoren een woonbestemming te geven.

Die overtolligheid is vaak het gevolg van afslanking bij departementen en een trend richting concentratie. Efficiëntie wordt steeds belangrijker. Daarbij ziet de Rijksoverheid zichzelf in toenemende mate als concern, dat door middel van shared services besparingen kan realiseren. Bijvoorbeeld op het gebied van ondersteunende functies zoals ICT en huisvesting.
Als het gaat om huisvesting is ook voor de overheid kwaliteit van belang. De Rijksgebouwendienst is een uitvoerende dienst die zich ten doel stelt om de onderdelen van de Rijksoverheid op efficiënte wijze passende huisvesting aan te bieden. Het gaat in de eerste plaats om de klantwaarde. Maar we willen ook toegevoegde waarde leveren op gebieden als architectuur, stedenbouw, monumenten en kunst. Dat is van belang voor zowel de voorbeeldfunctie van de overheid als voor de toekomstwaarde van de gebouwen. En kwaliteit betaalt zich op termijn altijd terug.

De Rijksgebouwendienst streeft als agentschap van VROM dus naar tevreden klanten, en stuurt daarom op een vastgoedportefeuille tegen lagere kosten, met een hoge toekomstwaarde en met genoeg flexibiliteit. Klantwaarde, kwaliteit en duurzaamheid. Begrippen die, naar ik begrepen heb, ook Rabo Vastgoed hoog in het vaandel heeft staan.

Aanpakken, lef tonen en creatief zijn. Daar begon ik mee. Dat vraagt om duidelijke rijkskaders en regelgeving die stimuleert in plaats van ontmoedigt.
Ik vertel u geen nieuws als ik zeg dat in het grondbeleid de afgelopen jaren veel is veranderd. Meer dan voorheen hebben ontwikkelaars, maar ook speculanten, grondposities ingenomen op locaties die mogelijk in aanmerking komen voor woningbouw. Dit betekent dat partijen, ontwikkelaars en overheden, meer dan voorheen moeten samenwerken bij locatieontwikkeling.
Vaak gaat dit goed, maar soms ook niet. Partijen worden het niet altijd eens over een goede verdeling van de kosten en baten bij locatieontwikkeling. Het kabinet heeft daarom onlangs de lang verwachte Grondexploitatiewet voor advies naar de Raad van State gestuurd. Deze wet biedt een goede regeling voor de samenwerking tussen marktpartijen en de gemeente bij locatieontwikkeling. Vrijwillige samenwerking staat voorop, maar als partijen er niet uitkomen biedt de Grondexploitatiewet de gemeente de mogelijkheid om kostenverhaal publiekrechtelijk af te dwingen. De wet biedt duidelijkheid over de locatie-eisen die een gemeente kan stellen, maar ook over de vraag welke publieke kosten verhaald kunnen worden. Zo weet iedereen waar hij aan toe is en kan de gemeente de regierol vervullen die nodig is om impasses te doorbreken en tot daadwerkelijk bouwen te komen.

Dat past ook in de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte die onlangs door de Tweede Kamer is behandeld: decentraal wat kan, centraal wat moet. Ik wil u ook attenderen op de ontwikkeling richting een regionaal grondbeleid die in deze nota is uitgewerkt. Hierin ligt een sterk accent op samenhangende gebiedsontwikkeling op regionaal niveau. Het gaat om integrale ontwikkeling van wonen, werken, natuur, water en recreatie. Kortom: alles wat in het betrokken gebied relevant is. Het gaat dus om planelementen die geld opbrengen en planelementen die geld kosten, vooraf bijeengebracht. Uitvoering van dergelijke regionale plannen vraagt om een goede regeling voor kostenverhaal en verevening op regionaal niveau. Het kabinet heeft onlangs voorstellen naar de Kamer gestuurd die dit mogelijk moeten maken.

De uitdaging voor u als grote bank ligt mijns inziens in het toepassen van uw financiële kennis en kunde bij de locatieontwikkeling en samenhangende gebiedsontwikkeling. Het kabinet biedt met de onlangs in de kamer behandelde Nota Ruimte immers de ruimte om initiatieven van burgers, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven vaker en betere tot uitvoering te laten komen. Ik hoop dat u zich hierdoor uitgedaagd voelt.

Dat brengt mij op de samenwerking tussen overheid en de bouwwereld. Die samenwerking heeft met de uitkomsten van de bouwenquête een gevoelige klap gekregen. Justitie en Nma zijn verantwoordelijk voor een snelle afwikkeling van oude problemen. Een positieve stimulans moet komen van de Regieraad voor de Bouw die door drie ministers is ingesteld.
Het hoofddoel is de normalisering van de betrekkingen, wederzijds vertrouwen is hiervoor belangrijk. Maar tegelijk wil de overheid dat de Regieraad ook impulsen gaat geven om de bouw te vernieuwen. De drie mottos die daarbij voorop staan zijn transparantie, innovatie en prijs/kwaliteit. Het gaat niet alleen om de aannemer maar om de gehele keten. Dus ook u maakt deel uit van de doelgroep van de Regieraad. Een goede samenwerking is echter van groot belang. Zeker gezien de huidige ontwikkelingen binnen de vastgoedmarkt en binnen de overheid, zoals ik net heb aangegeven.
Dat het de overheid ook dáármee ernst is blijkt uit recente initiatieven voor publiek private samenwerking. Het kabinet heeft duidelijk ambitie in die richting. De Rijksgebouwendienst is er, zoals u misschien wel heeft vernomen, toe overgegaan om voor alle projecten boven de 25 mln. euro een zogenaamde public private comparator te maken. Daarbij zal de renovatie en toekomstige exploitatie van de hoofdzetel van het ministerie van Financiën door middel van publiek private samenwerking gebeuren.
Herstellen van vertrouwen, vernieuwen van de bouwwereld in brede zin, instrumenten ontwikkelen om de resultaten vast te houden. Dat is de drieslag waar het nu om gaat in de samenwerking overheid en bouwbedrijfsleven, maar ook hier komt direct daar achteraan die andere drieslag: aanpakken, lef tonen en creatief zijn.