WOONCOMPAGNIE


Persbericht

25 februari 2005

Het huurbeleid en de mythe van het scheefwonen

Op 3 maart a.s. debatteert de Tweede Kamer over het door minister Dekker voorgestelde huurbeleid. De minister wil de huren verhogen en daarmee de prijs-kwaliteit verhouding verbeteren. Deze gedachte komt voort uit de veronderstelling dat veel mensen te goedkoop wonen, dat wil zeggen dat zij een te lage huur betalen in verhouding tot hun inkomen. Of veel mensen te goedkoop wonen is maar de vraag. Al een groot aantal jaren wordt goedkope scheefheid als een probleem gezien. Te veel huurders met een hoog inkomen zouden de goedkope woningvoorraad bezet houden en moeten doorstromen naar koopwoningen en dure huurwoningen.

Scheef wonen is echter in grote mate een mythe. Het ministerie van VROM hanteert zeer lage inkomensgrenzen. Bij een eenpersoonshuishouden ligt de grens bij een netto jaarinkomen van 13.938 euro ( netto 1161 euro p/m); bij een meerpersoonshuishouden is de grens 19.007 euro ( netto 1583 euro p/m). Met deze lage inkomensgrenzen is het niet verwonderlijk dat er veel huishoudens zogenaamd goedkoop scheef wonen. Bijna de helft van de goedkope scheefwoners heeft echter een inkomen dat minder is dan modaal ( netto 1759 euro p/m.) Ruim 80% van de goedkope scheefwoners heeft een inkomen dat niet hoger is dan 1 ½ maal modaal (netto 2639 euro p/m). Voor deze huishoudens is de koopsector niet toegankelijk.

Deze inkomensgrenzen zijn niet meegegroeid met de marktontwikkelingen van de afgelopen jaren. Objectief gezien zouden deze huurders heden ten dage moeten vallen onder de primaire doelgroep. Dat is de groep van huurders die zich niet zelfstandig op de woningmarkt kan begeven omdat zij gezien het inkomen geen toegang heeft tot de koopmarkt en dure huurmarkt. Voor deze groep huurders is dan ook in de praktijk geen mogelijkheid van doorstroming. Het voorgestelde huurbeleid gaat uit van oude, achterhaalde veronderstellingen.

Het nu ingezette huurbeleid van minister Dekker lijkt steeds meer uitsluitend het resultaat te zijn van de bezuiningsopgave. In een periode van vier jaar moet ruim 1 miljard bezuinigd worden. In de voorstellen van de minister wordt aan corporaties en commerciële verhuurders de ruimte geboden om een groot deel van de huren fors te verhogen. In ruil daarvoor wordt van de verhuurders een bijdrage verwacht van vier keer 250 mln euro op jaarbasis. De bezuiniging van de minister wordt aldus neergelegd op de schouders van de huurders, met name huurders die wonen in huurwoningen waarvan de minister de huren op termijn wil vrijgeven. Daardoor worden huurders vooral uit de lage middeninkomens, op korte termijn getroffen door forse huurstijgingen en inkomensachteruitgang. Alternatieven voor deze groepen zijn niet voorhanden zeker niet in die gebieden met een groot tekort aan betaalbare huurwoningen, los van de sociale en financiële gevolgen van een gedwongen verhuizing.

De DAB-groep, een groep van ca. 40 maatschappelijk georiënteerde corporaties die op een positief kritische wijze willen bijdragen aan het debat over de volkshuisvesting

Zie ook het persbericht: VROM beleid op oude schoenen