Erasmus MC


03-03-05: Pilot donorwerving: Stijging donorherkenning, geen stijging orgaandonoren

Rotterdam, Leiden - 2 maart 2005: In 2004 is op initiatief van de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) in een pilot in de regio Rotterdam voor het eerst de maximale opbrengst aan orgaandonoren in kaart gebracht door systematische donorherkenning en het verbeteren van het toestemmingsproces. De uitvoering van de pilot stond onder supervisie van het Erasmus MC. Andere deelnemende ziekenhuizen waren: Albert Schweitzer Ziekenhuis, Reinier de Graaf Groep, Medisch Centrum Rijnmond Zuid, Sint Franciscus Gasthuis en Vlietland Ziekenhuis. Uit de resultaten van de pilot blijkt dat de donorherkenning gestegen is van 84% in 2003 naar 96% in 2004. Het aantal gemelde orgaandonoren is in 2004 gestegen met 14%, maar er is geen significante verbetering in het aantal geëffectueerde donoren.

De arts speelt een cruciale rol in het donatieproces. Hierbij zijn twee momenten van doorslaggevend belang: de donorherkenning (is deze overledene al dan niet een potentiële donor) en het verkrijgen van toestemming van nabestaanden in het geval er geen wilsbeschikking van de overledene in het Donorregister is vastgelegd.

Onderdeel van de pilot was het toetsen van een bij de NTS ingericht Callcenter, waar alle overledenen, jonger dan 76 jaar werden aangemeld. Samen met de behandelend arts werd in het Callcenter de eerste donorscreening uitgevoerd. Ter ondersteuning van de arts zou in geval van een potentiële orgaandonor een requester ingezet worden. Deze ondersteunt in het stellen van de donatievraag en het begeleiden en opvangen van nabestaanden. Op deze manier kan een gegronde keuze voor wel of geen toestemming voor donatie gemaakt worden door de nabestaanden. Doel hiervan was het aantal weigeringen door nabestaanden te verlagen.

De ondersteunde rol van het Callcenter werd met name gewaardeerd door arts-assistenten. De requester is gedurende de pilot beperkt ingezet; van de 83 keer dat deze ingezet had kunnen worden, is dit slechts in 30 gevallen daadwerkelijk gebeurd. De artsen wilden de donatievraag graag zelf stellen. De inzet van een requester heeft niet bijgedragen aan een meetbare afname van het aantal weigeringen door nabestaanden. Artsen, die wel gebruik hadden gemaakt van de ondersteuning door de requester waren hierover zeer positief: zij bieden ondersteuning op drukke momenten en beschikken over inhoudelijke kennis en deskundigheid.

Op basis van de pilotresultaten wordt aanbevolen om ziekenhuizen te ondersteunen in hun verantwoordelijkheid voor donorherkenning en donormelding. Toezicht op naleving is wenselijk. Ten behoeve van de donorherkenning zal een snelle screeningsmethode ontwikkeld moeten worden, gekoppeld aan het donormeldingsproces. Tenslotte wordt aanbevolen om requesters in te zetten in die ziekenhuizen met een groot donorpotentieel waarbij het van belang is dat zij op de voor orgaandonatie relevante afdeling werken om hun taak goed uit te oefenen. Naast verbetering van de ondersteuningsstructuur voor donatie wordt aanbevolen, maatregelen te nemen om het aantal toestemmingen te verhogen.