Partij van de Arbeid


Den Haag 3 maart 2005


Bijdrage Gerdi Verbeet aan het Algemeen Overleg over oorlogsgetroffenen WOII


Gesproken woord geldt


Voorzitter,


Gisteravond heb ik met ingehouden adem zitten kijken naar de prachtige documentaire van Louis van Gasteren, De Prijs van Overleven. Hij heeft ons de diepe sporen laten zien van het leed dat de oorlog heeft aangericht aan slachtoffers maar ook aan hun nabestaanden. Het trauma dat ouders onbewust hebben overgebracht op hun nakomelingen is groot en zwaar te dragen. Het toont aan hoe onmisbaar nog steeds de organisaties zijn die hulp verlenen en hoe zorgvuldig en fijngevoelig de politiek moet handelen. Laat ik daarom beginnen de staatssecretaris te danken voor de afgewogen wijze waarop zij in haar brief van 15 oktober 2004 op verzoek van de Kamer rapporteert over de uitvoering van de wetten en voorstellen doet voor de toekomst. Het uitgangspunt van de wetten, te weten de beginselen van ereschuld en bijzondere solidariteit wordt komt volledig tot zijn recht.


Ik wil vandaag een paar punten bespreken

* De uitvoerbaarheid van de wetten en speciaal het probleem van de bewijslast
* De voortgang betreffende de dwangarbeiders
* De voorlichting over WOII


Uitvoerbaarheid en toekomst wetten


Zestig jaar na de oorlog doen zich bij de uitvoering van deze wetten steeds meer problemen voor, die in de toekomst alleen maar groter zullen worden. Het verifiëren van gebeurtenissen uit de oorlog en het noodzakelijke vaststellen van de causaliteit tussen de oorlogsgebeurtenis en het blijvende letsel, wordt steeds moeilijker. Mede hierdoor is het afwijzingspercentage bij het beoordelen van de eerste aanvragen spectaculair gestegen: van 50 procent in 1998 naar 70 percent in 2004. Het kabinet is hier terecht bezorgd over. Steeds meer worden verwachtingen gewekt die niet kunnen worden waargemaakt met alle schadelijke gevolgen vandien.


In de brief wordt veel aandacht besteed aan het vraagstuk van verificatie en causaliteit.


Mijn fractie pleit ervoor de beoordeling door de PUR van vrouwen die geleden hebben onder seksueel geweld( troostmeisjes) ruimhartiger te laten zijn. Het leveren van bewijs stelt de betrokken vrouwen in velerlei opzicht voor een onmenselijke opgave. Bij de causaliteit wordt de redenering vergaand gebaseerd op het onderzoek van Prof. Dr. B.J.N. Schreuder. Zou u dat rapport openbaar willen maken? Dat geeft eventueel andere onderzoekers de gelegenheid hun visie hiernaast te leggen en kan bijdragen tot een nog beter gefundeerd beleid en uitvoering.


Mijn fractie steunt de keuze van het kabinet beleid te ontwikkelen dat het aantal kansloze aanvragen vermindert. Daarnaast wordt de groep mensen die nog recht kan doen gelden op de wetten gericht benaderd. Afhankelijk van de uitkomsten daarvan wordt in 2007 beoordeeld hoe verder te gaan. Dit lijkt mij een verstandige koers. Maar waarom is gekozen voor 2007 als jaar van de mogelijke keuze voor nieuw beleid? Ik wil opmerken dat ik niet gelukkig ben met het begrip poortwachter. Ik geef de voorkeur aan het begrip gids , omdat deze meer naast de aanvrager staat. Kunt u wat meer ingaan op de werkwijze bij de aanloop van een aanvraag en een beoordeling. Met andere woorden hoe worden kanslozen bejegend? En hoe worden kansrijken gericht benaderd? Een apart punt van aandacht is de nazorg voor degenen die bij gebrek aan bewijs zijn afgewezen. Hebben instellingen als JMW en Pelita daarvoor voldoende menskracht. Mij bereiken geluiden dat dat niet zo is.


Apart aandacht verdient de PUR als uitvoeringsorganisatie, zoals de voorziene overgang naar de S.V.B., en de mogelijkheid de uitvoeringslast van de wetten, bijvoorbeeld door vereenvoudiging te beperken. Kunt u de Kamer een actuele stand van zaken geven. Verder wil ik u vragen voor de woordvoerders een briefing organiseren waarin we precies uitgelegd krijgen hoe de beoordeling en de uitvoering momenteel gestalte krijgt en hoe dat in de toekomst zou kunnen. Klopt het dat de wetten als gevolg van wijziging in het ziektekostenstelsel in ieder geval gewijzigd moeten worden?


Duitse fonds ex-dwangarbeiders


De frustratie en het verdriet onder de voormalige dwangarbeiders (van wie de meesten de tachtig zijn gepasseerd!) wordt versterkt door de ronduit trage en chaotische uitvoering van de regeling door het IOM en de zeer gebrekkige communicatie. Eerder heb ik dit publiekelijk aan de kaak gesteld en heb ik de staatssecretaris verzocht bij het IOM en het Duitse fonds aan de bel te trekken. Het lijkt allemaal weinig zoden aan de dijk te zetten. Het na onze suggestie gedane verzoek om VWS-ambtenaren tijdelijk naar Geneve te sturen om mee te werken aan de behandeling van de aanvragen, werd door het IOM beleefd doch beslist afgeslagen. Tot overmaat van ramp verschenen krantenberichten dat vanwege hogere uitvoeringskosten en tegenvallende rente-inkomsten er minder geld beschikbaar is. Kunt u mij de stand van zaken schetsen. Zijn alle aanvragen inderdaad in 2004 afgerond? We krijgen nog steeds brieven en telefoontjes van mensen die nog steeds niets hebben gehoord, zelfs geen afwijzing! En hoe zit het nu met die tweede tranche? Was van tevoren bekend dat de tweede tranche voorwaardelijk is? Hoe en wanneer is dat aan de mogelijke aanvragers bekend gemaakt? Is de staatssecretaris het met mij eens dat alle betrokkenen op zo n kort mogelijke termijn, maar uiterlijk binnen drie maanden, geïnformeerd moeten worden? Hoe gaat zij dit bewerkstelligen?


Wij zijn geattendeerd op een initiatief om een monument op te richten voor de vele dwangarbeiders, vooral werknemers van het bedrijf dat nu Corus heet, die hebben geleden onder de oorlog. Ondanks het feit dat bijvoorbeeld in Overloon al een indrukwekkend monument staat, lijkt mij dit een prima initiatief. Steunt de staatssecretaris dit, bijvoorbeeld met een bescheiden bijdrage? Hoe gaat zij eigenlijk om met dit soort verzoeken?


Herdenken en (jeugd)voorlichting


Gelukkig gebeurt er nog steeds veel op het gebied van documentatie, geschiedschrijving, herdenken en voorlichting aan generaties die de oorlog niet hebben meegemaakt. Het stripboek De Ontdekking , uitgedeeld aan alle tweedeklassers van de middelbare school, geeft op een knappe manier een evenwichtig beeld van de verschrikkingen in de oorlogsperiode. Ook ben ik blij dat de staatssecretaris ruimte biedt voor initiatieven ter gelegenheid van de zestigjarige verjaardag van de bevrijding. Maar in schril contrast tot dit alles staat helaas uw nogal afstandelijke brief over het Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum Overloon, dat in financiële moeilijkheden zit. U schuift de bal door naar uw collega van cultuur, maar die heeft het geld net verdeeld. Vindt het kabinet ik maak hierbij natuurlijk geen onderscheid tussen OCW en VWS- het voortbestaan van Overloon nu wel of niet van belang? Zo ja, is het bereid in goed overleg met de directie van Overloon naar constructieve oplossingen te zoeken?


Overig


Wat is de stand van zaken rond het eventueel te vormen nationaal historisch museum en de rol van de oorlog daarin?


Wat is de stand van zaken van het NIOD-onderzoeksproject Van Indië tot Indonesië ? Staat publicatie van de deelstudie Schade en rechtsherstel nog steeds gepland voor zomer 2005?