Ministerie van Buitenlandse Zaken

effectiever

MINBZ: Van Ardenne: hulp wordt effectiever

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Persbericht

2 maart 2005

Rijke en arme landen en de internationale ontwikkelingsorganisaties hebben vandaag in Parijs de weg geëffend naar effectievere inzet van de internationale hulpinspanningen. Minister Van Ardenne voor Ontwikkelingssamenwerking is opgelucht dat drie dagen van zware onderhandelingen zijn afgerond met de 'Verklaring van Parijs'. Van Ardenne: 'Minder versnippering en verspilling, minder regelzucht van donoren, meer regie bij de ontwikkelingslanden, meer samenwerking tussen de donoren. Met als resultaat dat we onze hulpinspanning effectiever maken. Dat is niet alleen nodig omdat de Nederlandse belastingbetaler dat van ons vraagt, maar vooral omdat de armsten in de wereld daar het meest mee zijn gebaat.' Met de Verklaring van Parijs is een fundamentele stap gezet op weg naar effectievere ontwikkelingshulp, wat absoluut nodig is om de Millenniumdoelen in 2015 te halen.

De internationale gemeenschap is er vandaag in is geslaagd om voor haar ambities 12 heldere indicatoren vast te leggen. Deze indicatoren zijn deels vertaald in meetbare doelen en een duidelijk tijdpad. Zo zal in 2010 minimaal 75 procent van de hulpgelden worden uitbetaald volgend het tijdpad zoals door landen afgesproken, waardoor ontwikkelingshulp meer voorspelbaar wordt. Zo zal minimaal 75 procent van de ontwikkelingslanden voor 2010 moeten beschikken over een nationale ontwikkelingsstrategie mede gericht op armoedebestrijding. Voor zover de doelen en het tijdpad nog ontbreken, zal dat worden ingevuld voordat we in september 2005 in New York bijeenkomen voor de evaluatie van de Millenniumdoelen.

Voor enkele van de indicatoren waarvoor heldere doelen en een tijdpad nog ontbreken, heeft Nederland in lijn met de Europese Unie zelf aangegeven waarop ze in wil zetten en waarop ze aanspreekbaar wil zijn. Nederland, evenals de overige Europese lidstaten, stopt met het sturen van eigen mensen die de uitvoering van hulpprogramma's in arme landen moeten coördineren en monitoren. Technische ondersteuning voor hulpprogramma's moet geleverd worden met maximale inzet van mensen en middelen in de ontwikkelingslanden zelf. En voor zover capaciteit of deskundigheid ontbreekt, zullen donoren daarin gezamenlijk voorzien, maar niet ieder voor zich.

Nederland en de EU willen dat 50 procent van de bilaterale hulp (van overheid tot overheid) zijn weg vindt via de programma's en systemen van het ontvangende land. Dat betekent meer geld via begrotingssteun en meer geld voor sectorale programma's in plaats van voor specifieke projecten of diensten. Dit wel onder voorwaarde dat het land serieus werk maakt van goed bestuur. De behoeften en prioriteiten als het gaat om armoedebestrijding van de ontwikkelingslanden zelf moeten leidend zijn voor de internationale hulp, en niet de wensen van de donorgemeenschap. Nederland en de Europese Unie willen dat het aantal ongecoördineerde missies van donoren naar ontwikkelingslanden in 2010 met de helft is afgenomen. Van Ardenne: 'Het is te gek voor woorden dat een ontwikkelingsland nu per week gemiddeld 4 missies moet ontvangen en begeleiden. Dat kan veel minder, veel effectiever.'