European Union

IP/05/250

Brussel, 3 maart 2005

Staatssteun: Commissie verzoekt Duitsland, Ierland en Nederland om rol en financiering van openbare omroepen te verduidelijken

De Europese Commissie heeft Duitsland, Ierland en Nederland verzocht meer duidelijkheid te geven omtrent de rol en de financiering van publieke omroepen. Na onderzoek van de beweringen van verschillende klagers stelt de Commissie zich voorlopig op het standpunt dat het huidige financieringsstelsel in deze lidstaten niet langer strookt met de bepalingen van het EG-Verdrag op grond waarvan de lidstaten geen subsidies mogen verlenen die de concurrentie kunnen vervalsen (artikel 87). De betrokken lidstaten zijn thans in de gelegenheid gesteld hun opmerkingen te maken en wijzigingen voor te stellen op de financieringsregeling voor publieke omroepen.

Het lopende onderzoek in Duitsland, Ierland en Nederland weerspiegelt de algemene aanpak die de Commissie volgt om de nodige doorzichtigheid te verzekeren bij de toetsing van de evenredigheid van overheidsfinanciering en om kruissubsidiëring tegen te gaan voor activiteiten die geen verband houden met de openbare opdracht zoals vastgelegd in haar mededeling van 2001 over de toepassing van de staatssteunregels op openbare omroepen (zie IP/01/1429). Het onderzoek doet niets af aan het prerogatief van de lidstaten om de publieke omroepen te organiseren en te financieren, zoals erkend wordt in het protocol betreffende het publiekeomroepstelsel in de lidstaten (Verdrag van Amsterdam).

De Commissie heeft in het verleden soortgelijke financieringsregelingen in Frankrijk, Italië, Spanje en Portugal onderzocht. Naar aanleiding van het optreden van de Commissie hebben deze lidstaten reeds maatregelen aangenomen of voorgesteld om ervoor te zorgen dat hun financieringsregeling voldoet aan de grondbeginselen inzake duidelijkheid, doorzichtigheid en marktgedrag.

Overeenkomstig deze aanpak verzoekt de Commissie thans Duitsland, Ierland en Nederland om dezelfde principes toe te passen: duidelijke omschrijving van de openbare opdracht, gescheiden boekhouding waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen openbare diensten en andere activiteiten, en passende mechanismen om overcompensatie van activiteiten in het kader van de openbare diensten te voorkomen. De lidstaten dienen er ook voor te zorgen dat de commerciële activiteiten van de publieke omroepen overeenkomstig de marktprincipes worden verricht. En tenslotte dient er een onafhankelijke (nationale) autoriteit te worden opgericht die moet toezien op de naleving van deze regels.

De klachten over Duitsland en Nederland hebben ook nieuwe vraagstukken aan de orde gesteld, zoals de financiering van de on-lineactiviteiten van publieke omroepen. De Commissie maakt er geen bezwaar tegen dat publieke omroepen on-linediensten aanbieden in het kader van hun openbare opdracht.

Maar het is niet aan de publieke omroepen maar aan de betrokken lidstaat te bepalen wat dergelijke on-lineactiviteiten behelzen en of deze met overheidsmiddelen worden gefinancierd, teneinde te verzekeren dat hieronder alleen diensten vallen die in dezelfde democratische, sociale en cultureel behoeften van de samenleving voorzien als de traditionele omroepactiviteiten.

De drie lidstaten zullen in de gelegenheid worden gesteld om in de komende maanden hun opmerkingen te maken over dit voorlopige standpunt. De Commissie en de lidstaten zullen met elkaar bespreken welke wijzigingen noodzakelijk worden geacht om meer duidelijkheid verschaffen omtrent de rol en de financiering van de publieke omroepen. Indien de lidstaten deze maatregelen goedkeuren, zal de Commissie de zaak sluiten.

Voor nadere informatie over de toepassing van de staatssteunregels op publieke omroepen, zie MEMO/05/73.