De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: VISS. 2004/6460
datum: 02-03-2005
onderwerp: IJsselmeervisserij TRC 2005/974
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Reeds geruime tijd bevindt de IJsselmeervisserij zich in een
neerwaartse spiraal.
De visserij-inspanning is niet meer in evenwicht met de visbestanden
en ik ben van oordeel dat de wijze waarop de visserij plaatsvindt niet
voldoende duurzaam is.
Dit heeft zijn weerslag op de visbestanden en de natuurwaarden van het
IJsselmeer.
Het economische perspectief voor de visserij neemt af en de situatie
van de IJsselmeervisserij wordt steeds zorgelijker.
In mijn brief (Viss. 2004/1997) van 15 april 2004 heb ik u op de
hoogte gebracht van de voorstellen die de heer Bulte heeft gedaan,
inzake de IJsselmeervisserij. Met uw Kamer heb ik hierover gesproken
tijdens het Algemeen Overleg van 30 juni en 16 december 2004. Met de
betrokken partijen is het overleg zover gevorderd dat ik een
uitgewerkt beleid aan u kan voorleggen.
Doelstelling en uitgangspunten
Gelet op de recente evaluatie van het Beleidsbesluit Binnenvisserij
(zie mijn brief Viss. 2004/3128) zal ik het tot dusver bestaande
verschil in visserijbeleid tussen het IJsselmeer (inclusief
Markermeer) en de overige binnenwateren waar mogelijk opheffen. Dat
houdt in dat de beheersstructuur zoals die op de overige binnenwateren
van toepassing is ook voor het IJsselmeer zal gelden. Ik zal derhalve
een Visstandbeheerscommissie (VBC) instellen. Behalve voor de
beroepsvisserij biedt het IJsselmeer ook aanzienlijke potenties voor
de sportvisserij. Dit is een reden om ook de georganiseerde
sportvisserij bij het toekomstige beheer een plaats te geven.
Het internationale belang van het IJsselmeer als natuurgebied is groot
en daarom is het gebied aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Dit
brengt de verplichting met zich mee om het leefgebied van de
voorkomende vogelsoorten te behouden en waar mogelijk te versterken.
Voorts zal het toekomstig beheer van de visstand en de visserij in het
Ijsselmeer moeten aansluiten bij de streefbeelden en doelstellingen,
zoals die voor de Europese Kaderrichtlijn water (KRW) geformuleerd
zullen worden. Ook de maatregelen die zullen voortvloeien uit het
Europese actieplan voor het beheer van de aal zijn van belang.
Daarom streef ik ernaar de volgende situatie te realiseren ten aanzien
van de visstand en de visserij op het IJsselmeer:
* Een gevarieerde visstand en evenwichtige populatieopbouw;
* Een duurzaam visstandbeheer vormgegeven door een samenwerking
tussen verschillende belangengroeperingen, instellingen en
organisatie;
* Een beperkt aantal professionele en economisch gezonde bedrijven
oefent de visserij op een duurzame en maatschappelijk verantwoorde
wijze uit.
De uitwerking van dit streefbeeld zal plaatsvinden door een ad interim
commissie (zie onder 3), door de toekomstige VBC, en door partijen die
bij het proces rondom de Kaderrichtlijn water zijn betrokken.
Daarnaast zal ik, in overleg met de betrokken partijen, bezien of
aanvullende initiatieven gewenst zijn om de potentie van het
IJsselmeer voor de sportvisserij verder te ontwikkelen.
In het vervolg van deze brief ga ik nader in op drie aspecten van het
visstandbeheer en de visserij:
1. Een verduurzaming van de visserij;
2. Een vermindering van het aantal visserijbedrijven;
3. Het toekomstig beleid (waaronder het beheersmodel).
De belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn:
* Een versterking van de ecologische kwaliteit van het
IJsselmeergebied (inclusief Markermeer);
* Herstel van de visstand, waardoor zowel de mogelijkheden voor de
beroepsvisserij als die voor de sportvisserij verbeteren;
* Onttrekking van vis op een ecologisch verantwoorde wijze, dat wil
zeggen rekening houden met de populatieopbouw en bescherming van
de paaistand, en met gebruik van selectief vistuig zodat de
bijvangst van andere dieren dan de doelsoort geminimaliseerd wordt
(dit betreft zowel vis als vogels);
* Behoud van de IJsselmeervisserij als bedrijfsactiviteit voor een
beperkt aantal en economisch gezonde beroepsvisserijbedrijven die
ondernemen op een maatschappelijk verantwoorde wijze;
* Een vereenvoudiging van de regelgeving en vermindering van de
administratieve lastendruk voor zowel de visserijsector als voor
de betrokken overheden.
1. Verduurzaming van de visserij
Momenteel wordt de beroepsvisserij op het IJsselmeer gekarakteriseerd
door een te hoge visserij-inspanning en weinig selectieve
visserijmethoden. Dit resulteert enerzijds in een aantasting van de
natuurwaarden van het IJsselmeergebied en anderzijds komen door
afnemende opbrengsten uiteindelijk ook de economische perspectieven
steeds meer onder druk te staan. Onder deze omstandigheden is een
duurzame visserij niet mogelijk. Bovendien heeft de sector te maken
met een snel veranderende omgeving, zowel fysiek als beleidsmatig, en
een toenemende maatschappelijke druk. Daarom zal ik de volgende
maatregelen nemen.
A) Om een herstel van de visstand te bewerkstelligen en tegelijkertijd
de totale omvang van de bijvangst te verminderen, zal ik de totale
visserij-inspanning tenminste terugbrengen tot 50% van het huidige
niveau, uiterlijk te realiseren op 31 december 2006.
Hierbij hanteer ik als huidig niveau de toegestane visserij-inspanning
(circa 45.000 aaleenheden1) na aftrek van de reductie welke de vissers
momenteel zelf realiseren door middel van het visplan van de
Producenten Organisatie IJsselmeer (tot ca. 34.000 aaleenheden) of die
wordt opgelegd (voor niet aangesloten vissers). Dit betekent dat ik
streef naar een visserijcapaciteit van ca. 17.000 aaleenheden.
Hiervoor zal ik een saneringsregeling opzetten (zie 2).
B) Onderzoek heeft uitgewezen dat met name bij de aalvisserij met
schietfuiken de bijvangst meer dan 90% van de totale vangst bedraagt
en dat technische aanpassingen aan de fuiken om deze bijvangst te
verminderen weinig effect hebben. Daarom zal ik het gebruik van dit
vistuig voor de aalvangst op het IJsselmeer en Markermeer per 1
januari 2008 verbieden, tenzij de sector voor deze datum heeft
aangetoond dat de bijvangstproblematiek beheersbaar is. Ook bij de
aalvisserij met grote fuiken is sprake van substantiële bijvangst van
schubvis. Echter, nader onderzoek zal moeten uitwijzen of door middel
van aanpassingen aan de grote fuik dit probleem technisch beheersbaar
wordt. Aan de hand van de resultaten van dat onderzoek zal ik
besluiten of een verbod op het gebruik van dit vistuig noodzakelijk
is. Tenslotte is uit onderzoek gebleken dat het probleem van de
bijvangst van watervogels in staande netten beheersbaar wordt indien
zowel het aantal netten beperkt wordt alsmede wanneer de vissers zelf
bepaalden maatregelen nemen zoals het plaatsen van extra jonen en
reflecterende strips.
De PO IJsselmeer en de Vogelbescherming Nederland hebben aangegeven
dit nader uit te willen werken via een gedragscode, welke zal worden
opgenomen in het visplan van de PO IJsselmeer. Voor de niet
aangesloten vissers zal ik een vergelijkbare voorziening in de
vergunning treffen.
Naast een ecologisch verantwoorde visserij-inspanning is in mijn
optiek ook een economisch gezonde bedrijfsvoering een voorwaarde voor
de totstandkoming van een duurzame visserij. In dit kader heb ik de
betrokken andere overheden en sectororganisaties opgeroepen een
bijdrage te leveren in de vorm van flankerend beleid. Vanuit de
provincie Fryslân wordt onder andere aangegeven dat men inzet op een
verbreding en vernieuwing van de bedrijfstak. De provincie
Noord-Holland heeft het initiatief genomen voor een doorstart van de
Stuurgroep Flankerend Beleid IJsselmeervisserij. Vanuit het
Bestuurlijk Overleg IJsselmeervisserij (visserijgemeenten) wordt onder
andere aangegeven dat men zich zal inzetten voor goede
havenfaciliteiten, het ontwikkelen van toeristisch-recreatieve
activiteiten waarbij de IJsselmeervisserij gepromoot wordt, en het
stimuleren van aquacultuurprojecten als alternatief voor vissers die
de visserij verlaten.
2. Vermindering van de visserij
Ten einde een reductie van tenminste 50% van de visserij-inspanning te
realiseren heb ik voor een sanering van de beroepsvisserij op het
IJsselmeer uit mijn begroting een bedrag van EUR 7 miljoen
beschikbaar. Andere betrokken overheden en sectororganisaties hebben
desgevraagd te kennen gegeven niet in staat te zijn een financiële
bijdrage te leveren.
In EU-rechtelijke zin is de saneringsregeling een steunmaatregel ten
behoeve van de sector en moet als zodanig ter goedkeuring worden
aangemeld bij de Europese Commissie. Pas nadat de regeling is
goedgekeurd door de Europese Commissie kan deze worden opengesteld. Ik
streef ernaar om de regeling op korte termijn in Brussel aan te melden
en na goedkeuring open te stellen voor een periode van zes weken. Om
zorg te dragen dat de regeling resulteert in de beoogde versterking
van de ecologische kwaliteit van het gehele IJsselmeergebied, de
visstand en een verduurzaming van de visserij zal ik de regeling
zodanig inrichten dat een maximum aan complete vergunningen kan worden
gesaneerd en bij voorkeur (gedeelten van) vergunningen op grond
waarvan met het minst selectieve vistuig kan worden gevist. Overigens
zijn de kosten voor de uitvoering van de regeling inbegrepen bij het
totale saneringsbedrag.
3. Toekomstig beleid
Het is in het belang van de IJsselmeervisserij om - alvorens een
beslissing te kunnen nemen over deelname aan de sanering - een
duidelijk inzicht te hebben onder welk regime de visserij in de
toekomst mogelijk is. De volgende zaken zijn van belang.
Een nieuw beheersmodel
Ik zal uiterlijk per 1 januari 2008 het visstandbeheer vormgeven door
de instelling van een Visstandbeheerscommissie (VBC). De VBC zal op
basis van een door haar geformuleerd visstandbeheersplan dat uitgaat
van duurzaam beheer, de ruimte voor visvangst vaststellen door middel
van een jaarlijks visplan. Conform het huidige uitgiftebeleid in de
binnenwateren, streef ik ernaar om de visrechten ook vanaf 2008 te
verhuren aan de sport- en beroepsvisserij gezamenlijk. Aan deze
huurovereenkomst zal ik dan voorwaarden verbinden die een verplichting
tot het vissen op basis van het door de VBC opgestelde visplan
inhouden. De VBC zal worden voorbereid door een ad interim commissie,
waarvoor ik de volgende organisaties heb uitgenodigd: de Producenten
Organisatie (PO) IJsselmeer, de Nederlandse Vereniging van
Sportvisserfederaties (NVVS), Vogelbescherming Nederland, het
ministerie van V&W, en een vertegenwoordiger van het Bestuurlijk
Overleg IJsselmeervisserij. De commissie zal voorstellen ontwikkelen
voor de organisatie en het functioneren van de VBC, het
visstandbeheersplan en het visplan. Ik ben verheugd dat de heer
Th.A.G.M. van der Weijden, voormalig dijkgraaf van het Waterschap
Brabantse Delta zich bereid heeft verklaard het voorzitterschap van
deze commissie op zich te nemen.
Parallel aan dit traject zal ik in overleg met het bestuur van de PO
bezien in hoeverre het noodzakelijk, mogelijk en gewenst is om de rol
van de PO IJsselmeer aan te passen aan de nieuwe situatie zodat de PO
ook in de toekomst zorg kan dragen voor een evenwichtige verdeling en
bewaking van de beroepsvisserij op het IJsselmeer. Een belangrijk
element hierbij is de invulling van toezicht op de visserij door de
sector zelf. Hiertoe zal ik de sector uitnodigen voorstellen te
ontwikkelen die de controle op een eenvoudig verifieerbare wijze
mogelijk zullen maken.
Overigens laat de overdracht van het visstandbeheer naar een VBC
onverlet dat voor de visserij op het IJsselmeer publiekrechtelijke
vergunningen zijn vereist op grond van de Visserijwet en de
Natuurbeschermingswet en dat ik in het kader van de verlening van
laatstgenoemde vergunning zal moeten bezien of, en zo ja in hoeverre,
artikel 6 van de Habitatrichtlijn de mogelijkheid biedt om de visserij
uit te oefenen.
Voorts zal ik mijn verantwoordelijkheid voor de visstand vanaf 2008
invullen door het visstandbeheersplan en de daarbij behorende
visplannen te toetsen aan een aantal ecologische visparameters zoals
de soortensamenstelling, de abundante en de leeftijdsopbouw en op de
in deze brief geformuleerde algemene uitgangspunten.
Resultaat sanering
Mocht de belangstelling vanuit de visserijsector tot sanering minder
zijn dan verwacht zodat de reductiedoelstelling niet gehaald wordt,
dan zal ik aanvullende beperkende maatregelen opleggen. Ik zal dan ook
bezien of het gewenst is om de wijze waarop de bij de PO IJsselmeer
aangesloten vissers nu hun visserij-inspanning reduceren via het
visplan te continueren.
Europees aalplan
Op verzoek van de Landbouw- en Visserijraad werkt de Europese
Commissie momenteel aan een voorstel voor maatregelen die op de korte
termijn een bijdrage kunnen leveren aan het herstel van de aalstand.
Het is op voorhand niet uit te sluiten dat deze maatregelen een
verdere beperking van bepaalde vormen van aalvisserij omvatten. Na
besluitvorming over de voorstellen van de Europese Commissie zal ik
bezien of - en zo ja - hoe het beleid in deze brief zal worden
aangepast.
Visserij met de zegen
Iedere IJsselmeervisser mag (buiten de gesloten periode) met het
hoekwant en de zegen vissen. Er zijn aanwijzingen dat de brasemstand
afneemt ten gevolge van de intensieve onttrekking door de
zegenvisserij. Bovendien is deze vorm van visserij niet selectief.
In overleg met de sector zal ik bezien of de inspanning van de
zegenvisserij kan worden bevroren. Uitwerking hiervan kan geschieden
binnen de kaders van de VBC.
Draagkracht van het ecosysteem.
Ik merk tenslotte op dat het niet is uit te sluiten dat na realisatie
van de reductie van de visserij-inspanning tot 50% van het huidige
niveau de draagkracht van het IJsselmeer voor de visstand verder zal
verminderen ten gevolge van de veranderingen in de waterkwaliteit (met
name de afname van voedingsstoffen). Een verdergaande aanpassing van
de visserij-inspanning op de middellange termijn kan noodzakelijk
zijn. Door middel van het vormgeven van een gedecentraliseerd
visstandbeheer in een VBC kan hierop worden geanticipeerd. Het kabinet
is niet voornemens hiervoor nogmaals een saneringsregeling open te
stellen.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
---
1 De IJsselmeervisserijcapaciteit wordt uitgedrukt in 'aaleenheden'.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit