Ministerie van Algemene Zaken

Hoofdlijnen van de speech van de minister-president, mr. dr. Jan Peter Balkenende,
ledenbijeenkomst Besturenraad 'De waarde van de school', 3 maart 2005, Apeldoorn.

Dames en heren.

Eind januari las ik een artikel in een groot weekblad. In het artikel deed een journalist met een onderwijsbevoegdheid, verslag van zijn persoonlijke belevenissen als leraar. Die logen er niet om.

Hij vond het eigenlijk onmogelijk Grieks en Latijn te geven aan de klas vol sms-ende, mp3-spelende, weerwoord-gevende leerlingen.

De journalist had een scherpe pen. En hij gaf een behoorlijk indringend beeld van de realiteit zoals hij die beleefd had. Ik werd er niet echt vrolijk van.

Het artikel ontketende een stroom van reacties. Leraren, lezers en leerlingen klommen in de pen. En gaven - gelukkig - flink tegengas. Ik laat u daarvan meegenieten.

Natuurlijk. De leraren herkenden de rotzooi in de klas. Iemand beschreef de riedel die je steevast moet afdraaien voor je aan de les kunt beginnen.

'Jongens, geen kauwgom, niet drinken, niet eten, weg dat mobieltje, wil je je jas uitdoen, wil je die walkman uit je oren doen, heb je alweer je boek niet bij je, doe je voeten van de stoel .'

Maar veel docenten gaven aan dat er doorgaans toch echt niets mis is met de leerlingen.

Leraren schreven wel in te zien dat jongeren van nu, zich weer heel anders gedragen dan jonge mensen van tien, twintig jaar geleden. Maar dat zag men niet per se als iets negatiefs. Je kunt, schreef een lerares uit het VMBO, middelbare scholieren ook zien als de voorlopers van maatschappelijke ontwikkelingen. De maatschappij komt immers op kindervoeten de school binnen. Dat heeft negatieve kanten. Maar ook positieve.

De leiding van een school schreef dat zij leerlingen stimuleert kritisch te zijn. Ze hoopt leerlingen de bagage mee te geven om verdraagzame, democratische burgers te kunnen worden. Burgers die ook tegenspel geven. En vanzelfsprekendheden ter discussie stellen.

Dat dat ook in de klas tot mondige leerlingen leidt die niets voor zoete koek slikken, is misschien lastig. Maar toch ook heel erg gewenst.

Er waren leraren die het opnamen voor de leerlingen. Leraren die juist te maken hadden met hele betrokken leerlingen. Leerlingen die wél respect toonden voor hun leraar.
En ze lieten weten dat die leerlingen niet alleen op het VWO te vinden waren. Maar net zo goed op het VMBO.

Er waren leerlingen die schreven zelf heel gemotiveerd te zijn. En die motivatie ook om zich heen zien.

En er was een communicatiedeskundige. Die in het artikel een voorbeeld zag van een negatieve ontwikkeling. Een ontwikkeling waarbij de media incidenten uitvergroten. En daarmee het imago van het VMBO bijvoorbeeld en de positie van de docent, verder afbreken.

Ik was blij met al die tegenreacties.

Want er zijn veel vooroordelen over het onderwijs. Tè veel.

Je leest vaak dat het onderwijs een verloren zaak is. Dat er met de jeugd geen land te bezeilen is.
Dat de onderwijsprestaties onder de maat zijn. En dat het normbesef iets is uit vervlogen tijden.

Nu wil ik niet betogen dat het allemaal van een leien dakje gaat. Dat er geen problemen zijn. Dat uw werk gemakkelijk is.

Ik schrok bijvoorbeeld van het bericht dat 6% van de ouders dreigementen uit aan uw adres. Dat ze de boel wel eens even zullen komen verbouwen. Of dat ze u uitschelden. Dat is natuurlijk ongehoord. Ook is het moeilijk wennen aan beveiligingspoorten op school. Aan onveiligheid op school.

Gelukkig is de Besturenraad een organisatie die u dan helpt. Bijvoorbeeld met een stappenplan om uw school veiliger te maken. Of met ideeën over hoe je ouders meer kunt betrekken bij de school.

Er is veel veranderd in de maatschappij. En dus ook op de scholen. En dus ook in uw beroep.

We verwachten dat de school en de leraar méér doen - nog meer - dan alleen kennis overdragen.

En dat traditionele 'lesgeven' is toch eigenlijk al zo moeilijk. Om leerlingen te bezielen. Aan te spreken. Om ze enthousiast te maken over de tafel van drie, Max Havelaar, of het schrijven van een paper. Dat vraagt veel energie en overtuigingskracht.

We vragen van u, van de school, ook een bijdrage aan het oplossen van sociale problemen. Van overgewicht bijvoorbeeld. Van tieners met schulden. Van de opkomst van loverboys.

In een klimaat waarin het gezag van de leraar niet meer zo vanzelfsprekend is als vroeger. Want als je vroeger thuis vertelde dat je straf had gekregen op school, dan kreeg je er nog een schepje bovenop van je vader of moeder.
Nu zie je wel eens het omgekeerde: kwade ouders die verhaal gaan halen bij de school.

We vragen van u medeopvoeder te zijn in een samenleving waarin leerlingen uit alle windstreken komen. Waarin het woord 'opvoeden' voor sommige mensen betekent dat je je kind zonder ontbijt naar school stuurt. Of uren achter de televisie zet.

Investeren in de ontwikkeling van onze zonen en dochters doen we uit liefde. En vanwege de intrinsieke waarde van persoonlijke ontwikkeling. Maar investeren in jonge mensen is ook economisch noodzakelijk. Zeker nu.

We gaan toe naar een situatie van veel oudere mensen. En weinig jonge mensen. We hebben straks alle hoofden, harten en handen heel hard nodig. Dus al die kinderen die nu bij u in de klas zitten. Of op uw school zitten.

Het gaat dan om mensen met goed ontwikkelde vaardigheden. En moderne kennis. Breed toegeruste mensen. Op alle niveau's. We kunnen ons geen uitval permitteren.

En daarom besteedt het Innovatieplatform bijvoorbeeld, óók veel aandacht aan het beroepsonderwijs. Leren en werken moeten dichter bij elkaar komen. Zodat leerlingen echt geboeid en uitgedaagd worden.

Alles bij elkaar drukt er een enorm zware last van verwachtingen en verantwoordelijkheden op uw schouders. Daar ben ik me goed van bewust.

Ik wil de problemen waarmee u te maken heeft niet bagatelliseren. Toch wil ik eens wat feiten op een rij zetten. Positieve feiten wel te verstaan. Waaruit blijkt dat u uw werk uitstekend doet.

Dat blijkt uit het rapport van de Onderwijsraad: 'De stand van educatief Nederland'. En uit 'Education at a glance', van de OESO.

Vergeleken met andere landen, zijn de prestaties van onze scholen goed. Met relatief weinig geld, weet u ontzettend veel te bereiken. Vooral als het gaat om lezen, wis- en natuurkunde.

Ook ouders zijn overwegend positief over de kwaliteit van onze scholen. Dat zegt het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Vaders en moeders waarderen uw inspanningen om leerlingen wat bij te brengen. En men waardeert uw inspanningen om de zelfstandigheid te stimuleren.
Ouders zijn ook positief over uw deskundigheid. En over de manier waarop u optreedt tegen probleemgedrag zoals pesten, spijbelen, vandalisme, diefstal en geweld.

Ik ben bijvoorbeeld op een school geweest in Utrecht. Daar was veel aandacht voor conflictbeheersing. Leerlingen moesten zelf voorkomen dat kleine aanvaringen tot grote problemen zouden uitgroeien.

Dames en heren.

In het onderwijs gaat het om meerdere doelen. We bereiden kinderen voor op deelname aan de maatschappij. Dat heeft een economische component: zorgen dat je de arbeidsmarkt op kunt. Maar ook een sociale: zorgen dat je kunt deelnemen en bijdragen aan de samenleving.

En nu is het zo dat we op dat laatste punt - op de sociale werking van het onderwijs, op dat punt van kinderen helpen hun weg te vinden in onze samenleving - wat dieper zouden moeten ingaan.

Dat zegt de Onderwijsraad. En ik ben het van harte met de Onderwijsraad eens.

Nu is die sociale functie van het onderwijs niet onomstreden. Mensen denken al snel aan staatspedagogiek. Bovendien verstaan we onder die 'socialiserende functie' of de 'pedagogische taak', allemaal weer wat anders.

Ik zie de school als een plaats waar je kennis en vaardigheden opdoet. Maar ik zie de school ook als een plaats waar je je persoonlijkheid ontwikkelt. En je je ook sociaal vormt. Je leert er wat het betekent om deel te nemen aan de maatschappij.

Gelukkig zien ouders dat ook.
Uit onderzoek van het SCP blijkt dat ouders een goede sfeer op school erg belangrijk vinden. En de ontwikkeling van sociale vaardigheden ook.

Als je kijkt naar de taakverdeling tussen school en gezin, dan vinden ouders dat de school wel degelijk een rol moet spelen in het bijbrengen van respect voor mensen uit andere culturen. En ook het leren rekening te houden met elkaar, is een zaak van gezin én school.

De grote vraag is natuurlijk hoe je daar met elkaar invulling aan kunt geven?

Want als ik naar uw agenda kijk, dan is die eigenlijk vol genoeg.

Daarom proberen we ook zo min mogelijk nieuwe plannetjes uw kant op te gooien. Zodat er rust is in het onderwijsveld. En ruimte. Om als professional te kunnen doen wat u goed vindt. En goed kunt. De 'basisvorming' en het 'studiehuis' verder inrichten bijvoorbeeld. Of meer met ouders aan de slag binnen de school. Dat staat in het hoofdlijnenakkoord van dit kabinet.

Hoe kun je invulling geven aan de sociale taak van het onderwijs? Zonder overbelasting te veroorzaken?

Eén van de voorstellen komt van de Onderwijsraad. Het voorstel heeft al veel stof doen opwaaien. Het is de culturele canon.

De culturele canon zou je kunnen zien als een capita selecta van de Nederlandse cultuur, taal en geschiedenis. Waar alle leerlingen op een gegeven moment kennis van moeten nemen. Niet om te indoctrineren. Maar om te informeren. Om jonge mensen te helpen inzien waar we, waar ze, vandaan komen.

Maarten Doorman - hoogleraar aan de UvA - zei daarover:

'Niet het principe van de canon, maar de inhoud dient ter discussie te staan. En dat met die inhoud ook de waarden van de eigen cultuur ter discussie komen te staan, dat is winst. De canon vormt namelijk juist de context voor een debat over onze culturele identiteit en diversiteit'.

Einde citaat.

Ik vind het goed dat er een brede discussie op gang komt. Niet over het principe. Maar juist over de inhoud van de culturele canon.

Een tweede voorstel is om het sociale bewustzijn van onze kinderen te vergroten langs de weg van het 'burgerschap'.

Dat betekent dat je kinderen leert op en rond de school goed met elkaar om te gaan. En maatschappelijke activiteiten met leerlingen te ontplooien. Zo kunnen zij zich voorbereiden op hun rol als burger.

Burgerschap betekent ook dat je de maatschappelijke en politieke praktijken van onze samenleving leert kennen. Dat je je politiek vormt. Dan gaat het over kennis en begrip van de democratische rechtsstaat en het stimuleren van een actieve deelname daaraan later.

Een derde manier om aan de socialiserende kant te werken, is door kinderen heel bewust aan te zetten tot bezinning op waarden en normen.

De inhoud daarvan wordt dan opengelaten. Geen canon van staatsdeugden of zoiets. Maar veel meer iets als het prikkelen van de cognitieve creativiteit van leerlingen. Socratische gesprekken voeren. Vooronderstellingen onderzoeken. En daarover in de klas debatteren bijvoorbeeld. Daar weet u meer van dan ik.

Dames en heren.

Ik rond af. Ik sprak over de negatieve beeldvorming die er rond het onderwijs - rond uw werk - hangt.

Ik heb willen laten zien dat de veranderingen in de samenleving ook veranderingen in uw beroep met zich meebrengen. Ik heb u verteld dat u ondanks die fikse veranderingen, goede prestaties weet te leveren. En dat de sociale taak van de school steeds belangrijker wordt.

Ik heb veel waardering voor de bezieling die u in uw werk - in onze toekomst eigenlijk - legt.

Elke keer als ik een school bezoek, ben ik onder de indruk van de leerkrachten. Zo veel hartstocht is er voor het onderwijs. Zoveel warmte voor de leerlingen. Zoveel betrokkenheid bij de school!

We beseffen het niet altijd, maar de toekomst van ons land ligt in uw handen. En het mooiste wat we hebben - onze kinderen - vertrouwen we aan u toe.

Ik weet, denk ik, ook wel waarom u het doet.

Omdat u óók het mooie moment meemaakt waarop die dwarse jongen bijvoorbeeld waar niemand in leek te geloven, tòch zijn diploma krijgt. Of omdat u ook wel eens een trommeltje zelfgemaakte baklava krijgt van een Turks meisje. Of misschien wel omdat u het ook bent die de hele klas ziet stil vallen bij een gedicht van Toon Tellegen.

Kortom. U bent écht van betekenis. U maakt school. En u maakt onze toekomst.

Ik dank u wel.