CDA Rotterdam


Actueel

Rotterdam, 3 maart 2005
CDA: Extremisme aanpakken is één, voorkomen is minstens zo belangrijk

Bijdrage aan het debat over het Actieprogramma Meedoen of Achterblijven
in de vergadering van de gemeenteraad op 3 maart 2005 door CDA-woordvoerder Alaattin Erdal

De uitwerking van de motie is een eerste opsomming van een 40-tal acties/wensen om radicalisme en extremisme te voorkomen. Deze stappen van het College moeten leiden tot een concrete uitwerking van al deze voornemens. Het is een legitieme actie wanneer een overheid allerlei voorzorgsmaatregelen neemt tegen individuen en groepen in de samenleving die de veiligheid van andere burgers in gevaar brengen. Maar, het is ook een plicht en een taak van de overheid om via allerlei preventieve en curatieve maatregelen de tendensen, feiten en gevoelens die leiden tot uitsluiting, marginalisering en radicalisering tegen te gaan.

Niet alleen het land, maar ook de stad is in rep en roer. De emoties vieren hoogtij. Er is leiderschap en vertrouwen nodig om de rust en de orde weer terug te doen keren in de stad. Met leiderschap bedoelen wij dat de sociale infrastructuur en de maatschappelijke instituties in de stad hun morele en maatschappelijke domein in de stad opnieuw gaan invullen, herdefiniëren. Het lijkt alsof de stad en de sfeer in de stad constant ontevreden burgers creëert en de mensen in verwarring achterlaat; in het bijzonder een deel van de moslimburgers, dat niet anders behandeld en aangesproken willen worden dan elke andere gemiddelde Rotterdammer. Het is onze taak om die gevoelens, zonder die te verwaarlozen, te kanaliseren. Rotterdam heeft op dit punt een imago op niveau te houden.

Ik herinner er dan ook aan, dat het een primaire taak is van ons allen (de overheid, de overheidsdienaren en de maatschappelijke instituties) om paal en perk te stellen aan alle stromingen en ideologieën die het vertrouwen, de integriteit en de loyaliteit van de individuele burgers en groepen op de proef stellen.

We horen dan ook graag van de Burgemeester of de effecten van de maatregelen aan de Raad kunnen worden gerapporteerd en zo ja, op welke termijn wij deze rapportage tegemoet kunnen zien.

Mijn fractie wil haar bijdrage in deze, focussen op de integratieve en de preventieve elementen in het actieprogramma. De vele gezinsproblemen, de opvoedings- en de identiteitscrisis bij de vele jonge generatie Rotterdammers leiden en hebben geleid tot het verspillen en het vernietigen van waardevol sociaal en productief kapitaal in de stad. Als een jonge stad, met een jonge populatie, niet in staat zal blijken het aanwezige jonge potentieel maximaal te benutten en te koesteren, zou dat pas een regelrechte aanslag zijn op de welvaart en het welzijn van de burgers van ons stad. De jonge stad met veel werkloosheid en hoge schooluitval kan het zich niet veroorloven zo met de toekomst van de stad om te gaan. Zolang deze vicieuze cirkel niet wordt doorbroken, zullen wij het altijd hebben over doelloze, ietsje gechargeerd ongeleide projectielen die niet of niet volwaardig deelnemen aan de samenleving, of een gevaar opleveren voor zichzelf en hun omgeving.

Alle vormen van racisme en discriminatie zijn verwerpelijk. Niemand, maar ook echt niemand mag op basis van zijn religie, kleur, kledij en opvattingen worden gediscrimineerd. De toenemende tendensen die neigen naar racisme zijn fataal voor de verzoening, verdraagzaamheid die we in de stad willen bevorderen. Dit zijn ook o.a. de onderliggende elementen, waardoor sommige groepen en individuen, verharden in hun opvattingen en gedragingen. Een duidelijke en harde stellingname en veroordeling in deze, door allerlei groeperingen, is een plicht en een vereiste.

Elke grote stad heeft zijn eigen dynamiek. De overheid kan en is niet in staat, alleen, in haar uppie, al deze dynamieken te stimuleren en te faciliteren. We moeten dat zelfs niet eens willen, maar, een stadsbestuur dat het wel voor elkaar krijgt als stimulerende factor al deze stedelijke potenties op gang te brengen, heeft tegelijk de stad weer teruggegeven aan de burgers zelf. De stad behoort immers tot het domein van de burgers.

Mijn fractie zou dan ook graag willen dat al deze kansrijke, vernieuwende initiatieven worden benoemd en in beeld worden gebracht en dat zij in staat worden gesteld om de stad weer op de kaart te zetten.

De discussie in de stad focust zich te vaak op de moslims, alsof het gaat om een homogene gemeenschap. We organiseren zelfs actief, weliswaar in opdracht van de Raad, debatten over de Islam en integratie. Bepaalde themas die te maken hebben met de Islam en de moslims zijn dagelijks onderwerp van discussie. Wij constateren ook dat vaak de discussies worden gevoerd op basis van beelden, vooroordelen en onterechte statements. Verkeerde informatie leidt juist tot meer onbegrip, bevestiging van vooroordelen en scheve verhoudingen. Op dit punt, vragen we uw College dan ook te komen met concrete initiatieven, die de moslims en hun maatschappelijke organisaties helpen hun organisatiestructuur, ten dienste van een betere communicatiestrategie, strakker en professioneler te krijgen. Een slagvaardige organisatiestructuur helpt hen zelf en de rest van de samenleving om hun emancipatie, participatie en het acceptatie proces te versnellen. We zijn dan ook benieuwd hoe en op welke termijn het College denkt dit te kunnen initiëren?

Een ander punt dat mijn fractie wil aandragen is het stimuleren van ik zeg het met mijn eigen woorden een nieuw autochtoon-allochtoon burgerschap. Een burgerschap waarin enerzijds beide gemeenschap, in het bijzonder de ontvangende samenleving de nodige inzet en voorzichtigheid pleegt, anderzijds alle vormen van radicalisme en extremisme en fanatisme, ook binnen de eigen kring bestrijdt. Ook over dit punt horen we graag van het College hoe en op welke manier dit wordt bewerkstelligd?

Tot slot:
Rotterdamse jongeren hebben weinig historisch besef, weten weinig over hun stad en over hoe en onder welke condities de stad zich de afgelopen decennia heeft ontwikkeld. De diversiteit in de samenleving, de onbekendheid met elkaars opvattingen, eigenheden en een zekere angst naar de nieuwkomers toe, heeft de binding met de stad en met de burgers van deze stad extra bemoeilijkt. Het creëren van her- en erkenningselementen in de stad, variërend van architectuur tot cultuur en kunstobjecten in de openbare ruimte, zal de binding met de stad verder bevorderen. Om vervreemding en vereenzaming tegen te gaan, kan en is het ons inziens wenselijk het culturele erfgoed van de stad en van de burgers van deze stad, als instrument te hanteren. Graag een reactie van het College over welke concrete maatregelen in samenwerking met culturele en onderwijsinstellingen mogelijk zijn om dit te bewerkstellingen?

Alaattin Erdal