Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Kwaliteit representativiteitsgegevens
bij AVV-verzoeken

Een onderzoek in opdracht van
het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Jochem van der Veen
Mirjam Engelen

B2931

Leiden, 4 maart 2005

Voorwoord
Het Ministerie van SZW wil inzicht in de kwaliteit van de representativiteitscijfers die worden aan- geleverd bij verzoeken tot Algemeen Verbindend Verklaren (AVV-en) van CAO's. Voorwaarde voor AVV is dat minstens 60% van de werknemers in een sector werkzaam is bij een organisatie die is aangesloten bij een werkgeversorganisatie die de CAO heeft ondertekend. Het door het Ministerie opgestelde Toetsingskader AVV stelt dat periodiek de kwaliteit van de representativi- teitsgegevens steekproefsgewijs wordt gecontroleerd.

Het voorliggende rapport bevat de uitkomsten van een dergelijk steekproefsgewijs onderzoek in 20 sectoren. Het eerste inleidende hoofdstuk gaat in op de onderzoeksvragen en ­methode. In het tweede hoofdstuk komt een overzicht van de resultaten aan de orde. Het onderzoek is vanuit het Ministerie begeleid door Jan-Noud Hutten, Dorien Hoefer, Laurens Harteveld en Maurice Rojer. Het onderzoek is uitgevoerd door Jochem van der Veen en begeleid door ondergetekende. Bart Dekker becommentarieerde een eerdere versie van dit rapport.

Mirjam Engelen
Projectleider


---

4

Inhoudsopgave

1 Het onderzoek 7

1.1 Aanleiding en vraagstelling 7

1.2 Onderzoeksmethode 8

2 Beoordeling van de gegevens 11

2.1 Overzicht oordelen 11

2.2 Oordelen op onderdelen 12
2.3 Aanbevelingen 14

5

6


1 Het onderzoek

1.1 Aanleiding en vraagstelling
Werkgevers- en werknemersorganisaties hebben de mogelijkheid in collectieve arbeidsovereen- komsten (CAO's) afspraken te maken over een breed scala van arbeidsvoorwaardelijke onder- werpen. In het geval van een bedrijfstak-CAO kunnen zij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzoeken om een algemeen verbindend verklaring (AVV). De CAO krijgt dan rechtskracht voor alle werkgevers en werknemers die in dezelfde sector werkzaam zijn. Eén van de voorwaarden die de Wet AVV daarvoor stelt is het meerderheidsvereiste, dat in het Toetsings- kader AVV CAO-bepalingen is uitgewerkt tot een representativiteitseis. Voor AVV is vereist dat een `belangrijke meerderheid' van werknemers werkzaam is bij een werkgever die aangesloten is bij een werkgeversorganisatie die partij is bij de betreffende CAO. Deze meerderheid wordt ge- acht in ieder geval aanwezig te zijn bij een aandeel van 60% of meer. Een respresentativiteit tus- sen de 55% en 60% wordt tevens als een belangrijke meerderheid gekwalificeerd, tenzij het draagvlak voor de CAO binnen het werkingssfeergebied gering is of sprake is van een scheve verdeling van de meerderheid.

Met ingang van 1 januari 2003 zijn in het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring CAO's vereisten opgenomen voor de wijze van verzameling van de representativiteitsgegevens. Een door SZW opgestelde aandachtspuntenlijst en checklist lichten een en ander toe. Het verzoek voor AVV moet een opgave bevatten van onder andere gebruikte gegevensbronnen, gehanteer- de onderzoeksmethode, wijze van meting en peildatum/periode waarop de gegevens betrekking hebben. Op deze manier kan zorgvuldiger worden getoetst of de CAO-partners die een aanvraag voor AVV indienen inderdaad voldoen aan het meerderheidsvereiste.

Het Toetsingskader bevat de bepaling dat het Ministerie steekproefsgewijs onderzoek uitvoert om te toetsen of de representativiteitsgegevens op juiste wijze tot stand zijn gekomen. Het onderha- vige onderzoek is in dat kader de eerste steekproefsgewijze toetsing van de kwaliteit van de ge- gevens die voor AVV-verzoeken zijn ingediend.
Het onderzoek heeft de volgende onderzoeksvragen:


1. Zijn de bronnen waarop representativiteitsgegevens gebaseerd worden betrouwbaar? Hierbij gaat het om de volgende kenmerken:

· Toepasbaarheid (volledigheid, validiteit, structuur)

· Betrouwbaarheid (representativiteit, nauwkeurigheid).


2. Zijn de gegevens op een adequate en betrouwbare manier gegenereerd en samengesteld? Deze vraag heeft de volgende componenten:

· De gebruikte methode (consistentie van methoden en bronnen)
· Betrouwbaarheid (nauwkeurigheid)

· Actualiteit

· Controleerbaarheid en reproduceerbaarheid.


---

Het behoorde niet tot de taak van Research voor Beleid om te bepalen of er al dan niet te- recht AVV is verleend. De onderzoeksopdracht van Research voor Beleid heeft uitsluitend betrekking op de kwaliteit van de berekening van het representativiteitscijfer. Research voor Beleid heeft dan ook geen alternatief cijfer berekend. Ook was het niet de opdracht van Re- search voor Beleid uit te zoeken wat de oorzaak was van eventuele onzorgvuldigheden in de berekening.


1.2 Onderzoeksmethode
Selectie cases
Het Ministerie heeft 20 sectoren geselecteerd om in het onderzoek te worden betrokken. Deze steekproef van sectoren is niet representatief voor CAO's in Nederland. De steekproef is voor de helft aselect samengesteld, de andere helft van de cases is geselecteerd wegens specifieke re- denen, zoals eerdere bedenkingen tegen de representativiteit bij AVV-verzoeken of andere bij- zonderheden.
Uitvoering van het onderzoek
De betrokken partijen zijn in eerste instantie schriftelijk benaderd door het Ministerie van SZW. De partijen hebben de gegevens aan SZW gestuurd, waarna deze aan Research voor Beleid zijn doorgezonden. Alle partijen hebben medewerking verleend aan het onderzoek. Research voor Beleid heeft de gegevens vervolgens geanalyseerd en beoordeeld volgens een beoordelingsschema (zie hieronder). Indien Research voor Beleid aanvullende gegevens nodig had is direct met de betrokken sector contact opgenomen.
De beoordelingen zijn verwerkt in zogeheten factsheets. Deze factsheets bevatten:
· Een korte beschrijving van de kerngegevens van het AVV-verzoek, zoals de datum van AVV, het representativiteitscijfer en de wijze van berekening

· Een oordeel op diverse aspecten

· Een eindoordeel.
Beoordelingsschema en -criteria
Voor het beoordelen van de gegevens is een beoordelingsschema toegepast dat gebaseerd is op algemeen aanvaarde eisen die aan de kwaliteit van onderzoek en gegevensverzameling worden gesteld. Het schema is gebaseerd op de volgende criteria:

1. Reproduceerbaarheid en volledigheid. Een minimaal vereiste voor de beoordeling van de methode is dat deze reproduceerbaar moet zijn. Indien bijvoorbeeld een cijfer gebaseerd is op een enquête die niet meer te achterhalen is, is een verdere beoordeling van de kwaliteit van de gegevens niet meer mogelijk. Vandaar dat het beoordelen van de reproduceerbaar- heid de eerste stap in het proces is. Als criterium voor reproduceerbaarheid gold dat Re- search voor Beleid op basis van de gegevens die ter beschikking stonden tot eenzelfde uitkomst moesten kunnen komen als de partijen die het AVV-verzoek hebben gedaan.
2. Validiteit. Het tweede criterium is de validiteit van de gegevens. Hiermee wordt bedoeld of gemeten is wat bedoeld is te meten. In dit geval gaat het specifiek om de vraag of de gege- vens aansluiten bij de begrippen die in de wet AVV en het Toetsingskader worden gehan- teerd. De validiteit heeft een aantal elementen:

· de gebruikte definities

· de werkingssfeer.

8


3. Interne consistentie. Hier gaat het erom dat de eenheid die wordt gebruikt om de `teller' weer te geven overeenstemmen met de eenheid om de `noemer' in uit te drukken. Het betreft de volgende zaken:

· gebruikte meeteenheden (stand- of stroomcijfers, definities)
· werkingssfeer

· peildatum van de gegevens.

4. Onderzoekstechnische kwaliteit. Een beoordeling van de kwaliteit van de gebruikte onder- zoeksmethoden was de volgende stap. Hierbij is het van belang of deze voldoen aan de mi- nimale zorgvuldigheidseisen wat betreft

· de toepasselijkheid van de methode

· omvang van de steekproef (nauwkeurigheid)

· representativiteit en/of weging (validiteit)

· analyses en/of berekeningen

· zorgvuldigheid van registratie

· betrouwbaarheid.

5. Actualiteit. Hoe actueler de gegevens, hoe beter. We zijn ervan uitgegaan dat gegevens min of meer actueel zijn indien ze minder dan twee jaar voor het verzoek zijn verkregen.

Aannames
Bij het beoordelen van de gegevens is noodzakelijkerwijs gewerkt met een aantal aannames:
· Uitsluitend de berekening is onderzocht, niet de juistheid van de cijfers op zichzelf. We zijn er van uit gegaan dat de cijfers op zichzelf juist waren, dat wil zeggen dat de door partijen ver- strekte gegevens inderdaad als zodanig voorkomen in de bronnen. Het controleren van de juistheid van cijfers (bijvoorbeeld door het nalopen van contributiebetalingen en dergelijke) was binnen het kader van het onderhavige onderzoek onuitvoerbaar. Dit is een taak die bij- voorbeeld door een (informatie)accountant zou kunnen worden uitgevoerd.
· Een soortgelijke aanname is gedaan bij het bepalen van de werkingssfeer van de CAO en de cijfers. Als uitgangspunt is genomen dat uitspraken over de werkingssfeer die door relatief on- afhankelijke partijen (zoals UWV of sociale fondsen) zijn gedaan juist zijn, tenzij er aanwijzin- gen zijn voor het tegendeel (zoals bedenkingen of onduidelijkheden/tegenstrijdigheden). In het algemeen kan worden aangenomen dat fondsen die sociale regelingen op grond van de CAO uitvoeren of bedrijfstakpensioenfondsen een goede dekking bieden van de werkingssfeer, mits rekening wordt gehouden met enkele aandachtspunten zoals bijvoorbeeld de vraag of al- le werknemers deelnemen in een pensioen (zie hiervoor § 2.2). Ook in dit geval was niet vast te stellen of de opgaven volledig juist zijn. Controle op bedrijfsniveau zou echter in het kader van dit onderzoek te ver voeren.

Een en ander brengt met zich mee dat Research voor Beleid niet heeft onderzocht of de bronge- gevens op zichzelf correct zijn, maar uitsluitend of de gevolgde methode voor het berekenen van het representativiteitscijfer voldoet aan de eisen van kwaliteit en zorgvuldigheid.

Oordelen
Indien een AVV-verzoek niet aan de eisen voldeed is de factsheet voorgelegd aan de betrokken partijen. Deze kregen de kans hierop te reageren en eventuele aanvullingen te doen. Daarna zijn de factsheets definitief vastgesteld.


---

Hierbij is van belang te vermelden dat we uitsluitend hebben beoordeeld of een bepaalde metho- de, bron of procedure de minimale toets der zorgvuldigheid kan doorstaan. Met andere woorden, Research voor Beleid heeft niet beoordeeld of de best mogelijke methode is gebruikt maar alleen of het resultaat acceptabel is. Een uitkomst is in onze ogen acceptabel als er geen reden is aan te nemen dat er sprake is van systematische eenzijdige vertekening.

10


2 Beoordeling van de gegevens

2.1 Overzicht oordelen
De 20 aangeschreven sectoren hebben allen gereageerd. In een aantal gevallen was extra infor- matie nodig om tot een oordeel te kunnen komen. Het oordeel kon vijf vormen aannemen: voldoet aan de eisen, voldoet in beginsel aan de eisen, twijfel, voldoet niet aan eisen of niet te bepalen1.

Oordelen
Van de 20 cases zijn er zeven waarvan de berekening zonder meer aan de eisen voldoet. Nog eens vier voldeden in beginsel aan de eisen, maar niet helemaal. Hiervan is sprake indien de methode was op zichzelf correct was, maar geen oorspronkelijke gegevens van het moment van het AVV-verzoek meer beschikbaar waren. Daardoor kon niet met zekerheid worden vastgesteld of de berekeningen indertijd correct zijn uitgevoerd. Niettemin is het eindoordeel in deze gevallen toch dat aan de eisen van kwaliteit en zorgvuldigheid is voldaan. De redenen hiervoor zijn als volgt:

· Het onderhavige onderzoek is in sommige gevallen pas lange tijd na het oorspronkelijke ver- zoek uitgevoerd en van betrokkenen kon in redelijkheid niet worden verwacht dat deze gege- vens exact bewaard moesten blijven.

· De berekening was op zichzelf wel reproduceerbaar en valide en er waren actuele gegevens beschikbaar.

In twee gevallen luidde het oordeel dat er serieuze twijfel was over de kwaliteit en zorgvuldigheid. Hierbij ging het om berekeningen die voor het grootste deel reproduceerbaar en valide waren, maar waarvan een onderdeel (bijvoorbeeld een enquête over een deelaspect) niet meer was te achterhalen.
In zeven gevallen is geconcludeerd dat de wijze van totstandkoming van het representativiteitscij- fer niet aan de eisen voldoet. In drie gevallen is dit te wijten aan onzorgvuldigheden in de bereke- ning. In de overige vier gevallen is dit veroorzaakt doordat de berekening niet meer reproduceerbaar was. Hiervan was bijvoorbeeld sprake indien er gebruik gemaakt is van schat- tingen zonder dat duidelijk is geworden waarop die schattingen waren gebaseerd, of wanneer achterliggende bestanden zoals ledenbestanden niet konden worden geleverd.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de oordelen.
Oordeel Frequentie Onvoldoende (niet reproduceerbaar) 4 Onvoldoende (onzorgvuldige berekeningswijze) 3 Twijfel 2 In beginsel voldoende 4 Voldoende 7 Totaal 20 _____________

1 Van dit laatste is sprake indien de cijfers niet meer reproduceerbaar zijn en er dus geen oordeel meer kan worden uitgesproken over validiteit enz. In dat geval is de algemene beoordeling uiteraard onvoldoende.


---

Het totaal aantal berekeningen dat niet aan de eisen voldoet of waarover gerede twijfels bestaan komt uit op 9, dat is 45% van het totaal. Van de 10 aselect geselecteerde sectoren zijn vier als onvoldoende of twijfelachtig beoordeeld. Van de 10 sectoren die om een bepaalde reden zijn ge- selecteerd zijn vijf als onvoldoende of twijfelachtig beoordeeld.


2.2 Oordelen op onderdelen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de specifieke onderdelen van het beoordelingsmodel. Per onderdeel komt aan de orde wat het algemene beeld is dat hierover is ontstaan en worden even- tuele opvallende zaken beschreven.

Reproduceerbaarheid
Bij drie sectoren is geconcludeerd dat te weinig gegevens voorhanden waren om een oordeel te vellen. Bij de berekening van het representativiteitscijfer is in die gevallen gebruik gemaakt van schattingen, bijvoorbeeld van het aantal bedrijven dat lid is van de werkgeversorganisatie en het aantal werknemers dat werkzaam is in die organisaties. Dergelijke schattingen die niet met cijfers kunnen worden onderbouwd, zijn als onvoldoende beoordeeld.
De overige sectoren leverden wel gegevens. In vier gevallen waren de precieze cijfers van het moment van het AVV-verzoek niet meer beschikbaar omdat het bestand inmiddels al was bijge- werkt. In die gevallen zijn de actuele cijfers aangeleverd. Deze gevallen zijn beoordeeld als `in beginsel voldoende'. Dit komt doordat de methode op zichzelf wel reproduceerbaar was en van de sectoren in redelijkheid niet kon worden verlangd dat deze gegevens exact bewaard zouden blijven (zie §2.1).
In twee andere sectoren was een onderdeel van de berekeningen niet meer te reproduceren. In beide gevallen ging het om verantwoordingsinformatie van enquêtes die zijn gebruikt bij het bepa- len van het representativiteitscijfer. Deze gevallen zijn als twijfel gekwalificeerd. De overige gevallen zijn op dit criterium als voldoende beoordeeld.

Sommige sectoren leverden bij de gegevens accountantsverklaringen. In sommige gevallen wa- ren ook de werknemersopgaven van de aangesloten werkgevers voorzien van een accountants- verklaring. In de meeste gevallen was geen accountantsverklaring bijgevoegd (dit was dan ook niet verplicht). De juistheid van de gegevens op zichzelf is daardoor niet vast te stellen (zie ook § 1.2).
Hoe dit probleem moet worden verholpen is niet eenvoudig aan te geven. Het één voor één na- trekken van het aantal werknemers bij de werkgevers of het voor elke werkgever controleren of hij bij de werkgeversorganisatie is aangesloten is voor zowel het onderzoeksbureau als de be- trokken partijen vrijwel onuitvoerbaar. Dit is een taak die door een accountant zou kunnen worden uitgevoerd. Concluderend kan worden gesteld dat op het punt reproduceerbaarheid de cijfers van 4 sectoren niet voldeden aan de eisen, en 16 wel.

Validiteit
De validiteit van de gegevens was over het algemeen geen probleem. De berekening van de noemer (het totaal aantal werknemers in de sector) vond vaak plaats op basis van de volgende bronnen:

12


· Sociaal fonds. Sociale fondsen dragen zorg voor de uitvoering van CAO ­regelingen en wor- den als zodanig vaak gebruikt als bron voor het bepalen van het totaal aantal werknemers on- der de werkingssfeer van de CAO.

· UWV. In een aantal gevallen kon het aantal werknemers in een bepaalde sector worden ont- leend aan gegevens van het UWV.

· Pensioenmaatschappij. Doordat veel pensioenregelingen voortvloeien uit de CAO worden ook de bestanden van de pensioenmaatschappij gebruikt als bron.

· Extern branche- of sectoronderzoek. Voor sommige branches verschijnen regelmatig publica- ties waarin iets wordt vermeld over het aantal werknemers in de branche. Dergelijke publica- ties zijn bijvoorbeeld afkomstig van het CBS of van andere onderzoeksinstituten.

Met name de eerste twee zijn op zichzelf goed bruikbare bronnen. Bij pensioenmaatschappijen is het van belang in het oog te houden dat ook mensen die jonger zijn dan 25 jaar in het onderzoek dienen te worden betrokken. Bij een deel van de pensioenregelingen mogen alleen werknemers van 25 jaar of ouder deelnemen. In die gevallen moet een bijschatting worden gemaakt. Ook is er in sommige gevallen sprake van vrijstelling voor sommige bedrijven. De laatste bron bleek bij on- derhavig onderzoek de meeste kans op vertekening en onjuistheden op te leveren. Opvallend was dat gebruik van extern onderzoek vaak gepaard ging met onduidelijkheid over peildata, me- thode, steekproef, respons etc.
Alle berekeningen zijn op het punt van validiteit gekwalificeerd als voldoende aan de eisen, voor- zover dit reproduceerbaar was (zie hierboven).

Interne consistentie
In veel gevallen is zowel de teller als de noemer gebaseerd op een en hetzelfde bestand. Hiervan was bijvoorbeeld sprake als de leverancier van de gegevens over de totale sector (zoals bijvoor- beeld de uitvoerder van CAO-regelingen) tevens bijhield of de betrokken bedrijven ook lid waren van de werkgeversvereniging. Indien dit niet het geval was konden problemen ontstaan met de interne consistentie, bijvoorbeeld als het gaat om de actualiteit van de gegevens. Dit werd vervol- gens weer opgelost door middel van extrapolaties. In een enkel geval was onduidelijk hoe de ex- trapolatie precies was uitgevoerd. Niettemin zijn bij geen enkele CAO op het punt van interne consistentie op zichzelf onvolkomenheden gesignaleerd.

Onderzoekstechnische kwaliteit
De onzorgvuldigheden in de berekeningswijzen zijn (behalve in de gevallen waarin de berekenin- gen niet konden worden gereproduceerd) voornamelijk ontstaan als gevolg van onvolkomenhe- den in de berekeningen. Hiervan was sprake bij drie CAO's.
De rekenfouten die gemaakt zijn kunnen als volgt worden opgesomd:

· In één geval was het aantal werknemers dat bij aangesloten bedrijven werkte ingedeeld in grootteklassen. Bij de berekening van het totaal is van elke grootteklasse de hoogste waarde toegepast. Deze manier werkt overschatting in de hand. Indien wordt gewerkt met grootte- klassen dienen klassengemiddelden te worden gebruikt.

· In één geval was er sprake van gebrekkige respons op een enquête. De niet-responderende organisaties zijn daarop voor de berekening van het totaal gesteld op 0 werknemers. Dit is geen realistische aanname, die tot gevolg heeft dat het totaal aantal werknemers in de bran- che wordt onderschat.

· In het derde geval is een verkeerde factor gebruikt bij een omrekening.

13

In alle gevallen is sprake van een systematische eenzijdige vertekening die leidt tot een te hoog ingeschat representativiteitscijfer. In totaal hebben drie CAO's op dit punt niet voldaan aan de ei- sen.

Actualiteit
Er zijn geen onzorgvuldigheden aangetroffen wat betreft de actualiteit van de gegevens. Wel zijn soms verouderde gegevens gebruikt, waarna een extrapolatie werd toegepast. Zo'n extrapolatie kon bijvoorbeeld plaatsvinden op basis van de algehele werkgelegenheidsontwikkeling in de sec- tor. Dit is op zichzelf een goede methode, mits deze extrapolatie reproduceerbaar is en door be- trouwbare gegevens kan worden ondersteund (bv CBS-cijfers). De extrapolaties die zijn gedaan, voor het actualiseren van de gegevens, voldeden in alle gevallen aan de eisen, voorzover repro- duceerbaar.

Overzicht
Hieronder volgt een overzicht van de scores op de verschillende onderdelen.

Criterium Aantal voldoet Aantal voldoet Niet te bepalen aan eisen niet aan eisen Reproduceerbaarheid 16 4 - Validiteit 16 0 4 Interne consistentie 16 0 4 Onderzoekstechnische kwaliteit 13 3 4 Actualiteit 16 0 4

Van de 20 sectoren voldeden vier niet aan de eisen van reproduceerbaarheid. Dat betekent dat voor deze vier geen uitspraken kunnen worden gedaan over de andere criteria.


2.3 Aanbevelingen
Op grond van het onderzoek hebben we een aantal aanbevelingen opgesteld die gebruikt kunnen worden om het AVV-proces en de controle daarop verder te optimaliseren. De aanbevelingen kunnen dienen als basis voor het opnemen van extra eisen in het Toetsingskader. Gegeven de onderzoeksuitkomsten moet worden benadrukt dat het in geval van representativiteitsdata gaat om maatwerk. Ieder verzoek moet afzonderlijk worden bekeken en beoordeeld. Desalniettemin zijn een aantal, meer algemeen geldende aanbevelingen op te stellen. Deze zijn:
· In het onderzoek is een aantal keren geconstateerd dat de exacte gegevens van het moment van AVV-verzoek niet meer reproduceerbaar waren. Dit is op zichzelf onzorgvuldig, maar kan de partijen redelijkerwijs niet worden aangerekend. In het toetsingskader noch bij het AVV- verzoek is immers voor partijen de verplichting opgenomen deze gegevens te bewaren. Het is aan te bevelen in het Toetsingskader of op andere wijze voortaan een dergelijke verplichting op te nemen. Indien gebruik wordt gemaakt van dynamische bestanden moet een kopie van dit bestand zoals dat is geraadpleegd op het moment van AVV-aanvraag worden opgeslagen. Zo worden problemen met de reproduceerbaarheid voorkomen.

· Er zouden nadere eisen kunnen worden gesteld aan de reproduceerbaarheid. Indien bijvoor- beeld enquêtes worden gebruikt voor het bepalen van de representativiteitscijfer zou de vol- gende informatie per definitie beschikbaar moeten zijn:

14


Ø Populatie

Ø Steekproef en respons, alsmede achtergrondkenmerken ten opzichte van de populatie, zoals bedrijfsgrootte, aangesloten/niet aangesloten etc

Ø Verantwoording van de methode (intern/extern onderzoek, telefonisch/schriftelijk etc)
Ø Rechte tellingen

Ø De vragenlijst.
Indien gewerkt wordt met extrapolaties (bijvoorbeeld om de gegevens te actualiseren) zou de volgende informatie beschikbaar moeten zijn:

Ø De bron waaraan de oorspronkelijke gegevens zijn ontleend (deze moet uiteraard ook zelf beschikbaar zijn)

Ø De peildatum van de gegevens in deze bron

Ø Alle rekenkundige bewerkingen die zijn toegepast en de uitkomsten daarvan
Ø Een verantwoording van alle gebruikte parameters (bijvoorbeeld de algehele werkgele- genheidsontwikkeling in de branche in de afgelopen jaren) alsmede de onderbouwing daarvan

Ø Een omschrijving van de doelvariabele van de extrapolatie, bijvoorbeeld op welke peilda- tum de geactualiseerde gegevens betrekking hebben.

· Bezien kan worden of een zwaarder wegende rol voor een accountant is weggelegd. Op die manier is controle mogelijk op de juistheid van de gegevens zelf. Op dit moment is een ac- countantsverklaring uitsluitend vereist indien bedenkingen tegen de representativiteit worden ingebracht.

· Op termijn is het wellicht zinvol te komen tot een limitatieve opsomming van valide bronnen. Als eis zou bijvoorbeeld kunnen worden opgenomen dat voor de berekening van de noemer in principe gebruik moet worden gemaakt van UWV-gegevens. Op die manier worden de gege- vens onderling beter vergelijkbaar en kan geen twijfel ontstaan over de validiteit van de bere- kening (althans wat betreft de noemer). Bovendien weten partijen dan beter wat van ze wordt verwacht. Een en ander is uiteraard afhankelijk van de kenmerken van een dergelijk bronbe- stand, met name de vraag of de werkingssfeer goed kan worden afgebakend. In dit onderzoek is niet meegenomen in welke mate gegevens van het UWV als bron kunnen dienen. Onder- zocht zou moeten worden in hoeverre het daadwerkelijk mogelijk is UWV data als noemer te nemen.

15

Research voor Beleid
Schipholweg 13 - 15
Postbus 985
2300 AZ Leiden
telefoon: (071) 5253737
telefax: (071) 5253702
e-mail: rvb@rvbh.nl
www.researchvoorbeleid.nl

16