Universiteit Twente

Dagbladen geven vertekend beeld van etnische achtergrond criminaliteit

Het beeld dat dagbladen schetsen van de etnische achtergrond van verdachten en criminelen is vertekend. Marokkanen worden er vaker in verband gebracht met criminele activiteiten dan op grond van misdaadcijfers mag worden verwacht. Dit blijkt uit onderzoek van Stiana Sibon, studente Toegepaste Communicatiewetenschap aan de Universiteit Twente, in opdracht van Publistat Mediaonderzoek. Zij studeert af op 4 maart.
In opdracht van Publistat Mediaonderzoek in Amsterdam heeft Sibon onderzocht in hoeverre de mediaberichtgeving over de etnische achtergrond van verdachten en criminelen representatief is. Uit haar onderzoek Berichtgeving over allochtonen blijkt dat het aandeel Marokkanen in artikelen over criminaliteit oververtegenwoordigd is. Van alle artikelen die gaan over criminaliteit en waarin de etnische achtergrond wordt genoemd, worden in 45 procent Marokkanen als dader of verdachte genoemd. Vergelijking met de werkelijke criminaliteitscijfers onder Antillianen, Marokkanen, Surinamers, Turken en Nederlanders leert dat Marokkanen verantwoordelijk zijn voor 23 procent. De andere genoemde groepen staan wèl representatief in de pers: wel worden Antillianen beduidend minder vaak in de publicaties genoemd dan op basis van de criminaliteitscijfers te verwachten is.
De etniciteit van de dader of verdachte wordt overigens steeds minder vaak genoemd in de artikelen over criminaliteit: Sibon constateert daarin bijna een halvering in 2004, ten opzichte van 2001. Voor het onderzoek zijn artikelen onderzocht in Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad, De Telegraaf en de Volkskrant uit zes maanden van 2001 en uit twee maanden van 2004. De resultaten van 2001 zijn vergeleken met cijfers over de etnische achtergrond van verdachten zoals beschreven in het onderzoek `Criminaliteit en rechtshandhaving 2001' van het WODC van het ministerie van Justitie. Voor 2004 waren geen criminaliteitcijfers beschikbaar.
Stiana Sibon studeert op 4 maart af op het onderzoek waarvoor zij begeleid werd door dr. A. Heuvelman en drs. S. Ben Allouch van de Universiteit Twente.
Noot voor de pers,