Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

02-03-2005

Bijna eeuw na start 'vogelpaspoort': miljoenste ringmelding is binnen!

(Persbericht NIOO-KNAW)

Sinds 1911 ringen onderzoekers en kundige vrijwilligers vogels in Nederland. Een metalen ringetje van soms maar een paar honderste gram maakt met een unieke code de identiteit van een vogel duidelijk: een vogelpaspoort dus. Na bijna een eeuw is nu de mijlpaal van één miljoen terugmeldingen bereikt. 'Deze gegevens zijn onmisbaar voor allerlei soorten onderzoek én voor natuurbeleid en -behoud' weten Gerrit Speek en Marcel Visser van de Nederlandse Ringcentrale bij het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in Heteren.

De geluksvogel is een heggenmus uit Epe. Vrijwillig ringer dhr. Terpstra ving de vogel op 31 december 2004 bij zijn huis, nadat hij hem zelf op 23 juni 2001 aldaar geringd had. Tussendoor had hij hem ook al enkele malen gezien. De gegevens zijn begin 2005 verwerkt en toen bleek deze Veluwse heggenmus de miljoenste terugmelding te zijn. De Nederlandse Ringcentrale verwerkt alle ringmeldingen - vaak gedaan door een van de 415 ringers of door vogelaars met een telescoop. Bij de één miljoen tellen alle meldingen van een Nederlandse ring waar ook ter wereld mee, én alle buitenlandse ringen die in Nederland zijn gezien.

Waar gebruiken onderzoekers nu al die gegevens voor? NIOO-onderzoeker Marcel Visser: 'In de beginjaren lag de nadruk op trekgedrag van vogels. Welke route vliegen ze? Waar overwinteren ze? De laatste vijftien jaar is de nadruk meer komen te liggen op het kijken naar overleving en voortplanting van vogels, en de verspreiding in de nabije omgeving.' Onderzoekers uit heel Nederland maken gebruik van ringen om vogels individueel te kunnen herkennen. Daarnaast blijken de oude gegevens over tientallen jaren ook goud waard. Zo kun je bijvoorbeeld het trekgedrag van de vogels van nu vergelijken met dat van de vogels van vroeger. Visser: 'De periode waarin de trek plaatsvindt, blijkt veranderd te zijn. Sommige soorten trekken nu al vroeger in het jaar door. Dit zou een gevolg kunnen zijn van klimaatsverandering. Bij andere soorten zijn trekwegen verlegd.'

De hoeveelheid verwerkte meldingen is sterk toegenomen in de laatste jaren. Nog maar negen jaar geleden (1996) stond de teller op een half miljoen. Over de eerste half miljoen waarnemingen deden we dus 86 jaar. Tot en met 1927 was het aantal terugmeldingen per jaar nog met een getal van twee cijfers te schrijven. Hoofd ringcentrale Gerrit Speek verklaart: 'Deze enorme toename komt natuurlijk voor een deel door de intrede van het computertijdperk. We konden toen ook alle terugmeldingen door ringers van 'eigen' vogels mee gaan nemen. Maar daarnaast telt het gebruik van kleurringen door sommige onderzoekers ook door - dat verhoogt de kans om gezien te worden als vogel. En we hebben projecten zoals CES ofwel constant effort sites, samen met SOVON, waarbij we op vaste plekken in het land twaalf dagen per jaar vogelonderzoek doen.'
Oude vangtechnieken zoals op vinkenbanen en in eendenkooien, en van 'wilster-' en 'ganzenflappers' waren voorheen bedoeld om vogels in de pot te krijgen. Nu worden ze ingezet om bij te dragen aan het ringen, en zo aan natuuronderzoek en -behoud.

Bij de één miljoen terugmeldingen gaat het niet om één miljoen individuen. Sommige vogels zorgen in hun eentje voor wel honderden waarnemingen. Zoals kokmeeuw 'Arnhem .3558513' die zich maar liefst 679 keer in de kijker speelde. En maar 1035 geringde grauwe ganzen zorgden samen voor maar liefst 43.909 terugmeldingen. Neem dan de veldleeuweriken: de bijna 20.000 geringde dieren leverden maar 92 waarnemingen op. Dat komt omdat kleine en teruggetrokken levende soorten vaker onopgemerkt blijven.

Als je een geringde vogel ziet of een ring vindt, dan kun je dat melden bij de Nederlandse Ringcentrale/het Vogeltrekstation via www.vogeltrekstation.nl

Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Bij het NIOO werken ongeveer 250 mensen. Op het NIOO-Centrum voor Terrestrische Ecologie in Heteren richten de onderzoekers zich op het leven op het land.