Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

-
Datum
4 maart 2005
Ons kenmerk
DGP/MDV/U.05.00509
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)

1
Uw kenmerk
2040508490 en 2040508500
Onderwerp
Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u zowel de antwoorden op de vragen van de leden Van Hijum en Mastwijk over de beperking van de verkoop van strippenkaarten, als de antwoorden op de aanvullend gestelde op de vragen van het lid mevrouw Gerkens over het schrappen van een groot aantal verkooppunten van strippenkaarten.

Allereerst ga ik in op de vragen, gesteld door de leden Van Hijum en Mastwijk.


1. Klopt het bericht dat vierhonderd kleinere verkooppunten, zoals tabakswinkels, buurthuizen en bejaardentehuizen, met ingang van mei 2005 geen strippenkaarten voor het openbaar vervoer meer mogen verkopen?


1. Ja, maar het gaat om 350 van de in totaal 5424 verkooppunten. Strippenkaarten worden verkocht via 2089 postkantoren en postagentschappen, 2785 overige verkooppunten, 157 Kioskvestigingen op de NS-stations en circa 200 verkooppunten van de openbaar vervoerbedrijven. Daaronder vallen alle metrostations die voorzien zijn van automaten waaruit strippenkaarten kunnen worden gekocht.


2. Wat is de aanleiding voor de beperking van het aantal verkooppunten van strippenkaarten met bijna 20%?


2. Zoals uit het antwoord op vraag 1 blijkt, zal ongeveer 6,5% (zijnde 350 van de in totaal 5424 verkooppunten) worden gesloten, en niet de door u genoemde 20%. Omdat ik wil dat er voldoende verkooppunten zijn heb ik een contract met het bedrijf Vervoerbewijzen Nederland BV (VBN). Daarin heb ik met VBN afgesproken dat zij zorgen voor een voldoende dekkend net van verkooppunten. VBN toetst regelmatig of het aantal en de locatie van de verkooppunten overeenkomt met de vraag naar vervoerbewijzen. Inmiddels is met name op het platteland een groot aantal buslijnen omgezet naar collectief vraagafhankelijk vervoer. In deze vorm van openbaar vervoer worden geen strippenkaarten gebruikt. De verkoop van strippenkaarten is op een aantal plaatsen dan ook teruggelopen. Ik heb met VBN afgesproken dat verkooppunten alleen zullen worden gesloten als er een ander verkooppunt in de omgeving aanwezig blijft. VBN heeft aangegeven dat dit het geval is. Het sluiten van de kleine verkooppunten gaat in op 1 mei 2005.


3. Kunt u uiteenzetten hoeveel strippenkaarten de afgelopen jaren verhoudingsgewijs via deze kleine verkooppunten werden verkocht?

3. Deze verkooppunten hebben een maximale omzet van 1 à 2 strippenkaarten per dag. Van de 50 miljoen strippenkaarten die er jaarlijks worden verkocht, loopt minder dan 0,5% via deze verkooppunten. Deze verkooppunten moeten echter wel meelopen in de bevoorrading en administratieve afwikkeling van de distributie.


4. Welke gevolgen heeft de voorgenomen beperking van het aantal verkooppunten naar verwachting voor de omzet van tabakswinkels?

4. De provisie die VBN betaalt per verkochte 15 strippenkaart bedraagt 16 cent. Bij een omzet van 1 à 2 strippenkaarten per dag verwacht ik geen ernstige gevolgen voor de omzet van de betrokken tabakswinkels.


5. Welke gevolgen heeft de voorgenomen beperking van het aantal verkooppunten naar verwachting voor het gemakkelijk kunnen aanschaffen van de strippenkaart door met name ouderen?

5. Zoals gemeld bij het antwoord op vraag 2 heb ik met VBN afgesproken dat, voordat het contract met een verkooppunt wordt opgezegd, er wordt nagegaan of er in de omgeving nog een verkooppunt beschikbaar blijft. Alleen als dit zo is, mag een verkooppunt worden gesloten. Er komen geen dorpen of plaatsen zonder strippenkaarten te zitten. Bovendien blijft het voor instellingen voor ouderen bijvoorbeeld mogelijk om bij het postkantoor een voorraadje strippenkaarten aan te schaffen en die vervolgens in de instelling te verkopen.


6. Deelt u de mening dat er een voldoende wijdvertakt netwerk overblijft voor de distributie van strippenkaarten, zodat er geen negatief effect is op het aantal reizigers in het openbaar vervoer?

6. Ja, daarom heb ik in het contract met VBN afgesproken dat er een voldoende dekkend net van verkooppunten moet blijven.

Hieronder volgen de antwoorden op de vragen van het lid mevrouw Gerkens over het schrappen van een groot aantal verkooppunten van strippenkaarten.


1. Wat is uw mening over de uitspraak van de vervoersorganisatie Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) dat ongeveer 400 kleine aanbieders van strippenkaarten deze vanaf mei 2005 niet meer mogen verkopen?


1. Zie het antwoord op vraag 1 van de leden Van Hijum en Mastwijk.


2. Kunt u aangeven waarop het aantal van 10.000 verkochte strippenkaarten per jaar op gebaseerd is?


2. Het gaat niet om een aantal van 10.000 strippenkaarten per jaar maar om verkooppunten met een omzet van minder dan E 10.000 per jaar. De meeste van deze verkooppunten hebben jaarlijks een lagere omzet. In de praktijk gaat het om de verkoop van 1 à 2 strippenkaarten per dag.


3. Kunt u aangeven hoe de afgelopen jaren het aantal verkooppunten van de strippenkaarten zich ontwikkeld heeft? Wat is uw mening hierover?

3. Een overzicht van het aantal verkooppunten gedurende de afgelopen jaren vindt u in de bijlage. Vanaf 1999 is het aantal verkooppunten van een zodanige omvang dat VBN voldoet aan de voorwaarde om te zorgen voor een voldoende dekkend net van verkooppunten.


4. Welke maatregelen gaat u nemen om, in het kader van de gemakkelijke toegankelijkheid van het openbaar vervoer, een groot aantal verkooppunten van strippenkaarten te continueren? Zo neen, waarom niet?

4. Daarvoor zijn geen extra maatregelen nodig. De afspraak dat er een voldoende dekkend net van verkooppunten zal blijven heb ik met VBN al gemaakt.


5. Welke minimale garanties biedt u voor de verkoop van strippenkaarten in landelijk gebied?

5. Zie het antwoord op vraag 5 van de leden Van Hijum en Mastwijk.


6. Deelt u de mening dat het onverstandig is om het aantal verkooppunten van strippenkaarten te verminderen voordat de OV- chipkaart ingevoerd wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?

6. Het aantal verkooppunten zal steeds afhankelijk blijven van de vraag naar strippenkaarten. Bij de invoering van de OV-chipkaart zal VBN daarom in goed overleg met de vervoerbedrijven, de decentrale overheden en de consumentenorganisaties voorstellen doen voor de geleidelijke afbouw van het verkooppuntennet voor de strippenkaarten.


7. Bent u bereid om in overleg te treden met Vervoerbewijzen Nederland BV om te voorkomen dat het aantal verkooppunten van de strippenkaarten voordat de OV-chipkaart ingevoerd wordt nog verder zal afnemen?


7. Zie het antwoord op vraag 5 van de leden Van Hijum en Mastwijk.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Karla Peijs

-----------------------
ANP-bericht, 11 februari jl.
Brabants Dagblad, 11 februari jl.