MEMO/05/84
Brussel, 8 maart 2005
Vragen en antwoorden over de handel in emissierechten en nationale
toewijzingsplannen
1) Wat is het doel van handel in emissierechten
De regeling voor de handel in emissierechten (ETS) is van cruciaal
belang bij de bestrijding van klimaatverandering. Het is het eerste
internationale handelssysteem in CO -emissierechten ter wereld. Het
bestrijkt ongeveer 12 000 installaties die ongeveer de helft van de
CO -emissies in Europa vertegenwoordigen.
Doel is de EU-lidstaten te helpen hun verplichtingen in het kader van
het Kyotoprotocol na te komen. De handel in emissierechten impliceert
geen nieuwe milieudoelstellingen, maar maakt een goedkopere naleving
van de bestaande doelstellingen van het Kyotoprotocol mogelijk. Door
de bij het systeem aangesloten bedrijven emissierechten te laten kopen
of verkopen kunnen deze doelstellingen tegen de laagst mogelijke
kosten worden bereikt. Zonder de regeling voor de handel in
emissierechten was het noodzakelijk geweest andere - duurdere -
maatregelen in te voeren.
2) Hoeveel moeten emissierechten kosten?
De Commissie heeft geen mening over hoeveel emissierechten moeten
kosten. De prijs hangt af van vraag en aanbod, zoals in iedere andere
vrije markt. De marktbemiddelaars komen al met prijzen voor
emissierechten die worden aangeboden of waarvoor wordt geboden. De
Commissie zal zich niet met de emissierechtenmarkt bemoeien. In geval
van marktverstoringen zal het concurrentierecht gelden zoals voor
iedere andere markt.
3) Wat is het doel van nationale toewijzingsplannen?
In de nationale toewijzingsplannen (NAP) is de totale hoeveelheid
CO -emissierechten vastgelegd die de lidstaten aan hun bedrijven
geven en die vervolgens mogen worden verkocht of gekocht door de
bedrijven zelf. Dit betekent dat iedere lidstaat van tevoren moet
beslissen hoeveel emissierechten hij in totaal zal toewijzen voor de
eerste handelsperiode 2005-2007 en hoeveel elke onderneming die onder
de regeling voor de handel in emissierechten valt, zal ontvangen. De
bedoeling is dat de lidstaten de CO -emissies van de energie- en
industriesectoren beperken door toewijzing van emissierechten.
Hierdoor scheppen zij schaarste, waarna zich een marktwerking
ontwikkelt en een reële vermindering van de totale hoeveelheid
emissies wordt bereikt.
Iedere lidstaat moest vóór 31 maart 2004 (de 10 nieuwe lidstaten vóór
1 mei 2004) een NAP opstellen en publiceren.
4) Welke criteria hanteert de Commissie bij de beoordeling van de
toewijzingsplannen en hoeveel tijd heeft zij voor die beoordeling?
De toewijzingsplannen worden beoordeeld aan de hand van de 11
gemeenschappelijke criteria van bijlage III bij de richtlijn inzake
handel in emissierechten.
Het eerste criterium houdt in dat de voorgestelde totale hoeveelheid
emissierechten in overeenstemming moet zijn met de Kyotodoelstelling
van een lidstaat. Dit betekent dat een lidstaat er voor moet zorgen
dat met de toewijzingen aan zijn bedrijven de Kyotodoelstelling moet
kunnen worden gehaald.
Natuurlijk kan en moet een lidstaat ook andere maatregelen nemen. Ook
andere sectoren genereren broeikasgasemissies: in de EU is het vervoer
verantwoordelijk voor 21%, de huishoudens en kleine bedrijven voor
17%, en de landbouw voor 10% van de broeikasgasemissies. De lidstaten
kunnen en moeten dus ook voor deze sectoren emissiereductiemaatregelen
nemen. Daarnaast kunnen de lidstaten de aankopen van emissiekredieten
regelen via de flexibele projectgewijze instrumenten "mechanisme voor
schone ontwikkeling (Clean Development Mechanisme, CDM)" en
"gemeenschappelijke invoering" (Joint Implementation, JI) en door de
internationale emissiehandel in het kader van het Kyotoprotocol. Met
CDM en JI kunnen regeringen emissiereducerende projecten in het
buitenland uitvoeren en de bereikte reducties voor hun eigen
Kyotodoelstellingen meerekenen. JI-projecten kunnen in andere
geïndustrialiseerde landen met Kyotodoelstellingen worden opgezet, en
CDM-projecten kunnen worden ondergebracht in de ontwikkelingslanden
die geen doelstellingen hebben volgens het protocol.
Al deze maatregelen en de beoogde resultaten moeten vermeld staan in
de toewijzingsplannen. De Commissie beoordeelt volgens het eerste
criterium of een lidstaat met de emissieniveaus van de bedrijven die
aan emissierechtenhandel deelnemen, gecombineerd met de andere
maatregelen, zijn Kyotodoelstellingen zou kunnen halen. Aangezien de
lidstaten alleen met het gecombineerde effect van de verschillende
beleidsmaatregelen hun doelstellingen kunnen halen, wordt in de
richtlijn gesproken over het "pad" naar Kyoto. In een aantal criteria
is ook vermeld dat de lidstaten de emissieontwikkelingen en de
reductiemogelijkheden in alle sectoren moeten beoordelen.
Daarnaast zijn er criteria die tot doel hebben de non-discriminatie
tussen bedrijven en sectoren en de naleving van de Europese
concurrentie- en staatssteunregels te garanderen. Andere criteria
hebben betrekking op de bepalingen in het plan die betrekking hebben
op nieuwe marktdeelnemers, het rekening houden met vroegtijdige
reductiemaatregelen en schone technologie.
De Commissie heeft begin januari 2004 richtsnoeren gepubliceerd voor
de implementatie van toewijzingscriteria. Indien de Commissie vindt
dat een plan niet aan de criteria en het EU-Verdrag voldoet, kan zij
het plan geheel of gedeeltelijk afkeuren. Als de Commissie alle
onderdelen van het plan heeft goedgekeurd, kan de lidstaat een
definitief toewijzingsbesluit nemen. Wanneer een lidstaat een
nationaal toewijzingsplan bij de Commissie aanmeldt, moet de Commissie
binnen de drie maanden een beslissing nemen.
5) Betekent dit dat een lidstaat niet zoveel emissierechten mag
uitgeven als hij wil?
Inderdaad. De hoeveelheid emissierechten die een lidstaat mag uitgeven
hangt af van de 11 criteria. De richtlijn schrijft niet expliciet een
bepaald aantal emissierechten voor, maar iedere lidstaat moet zich aan
de criteria houden. Dat betekent dat hun speelruimte in de praktijk
beperkt is. Als een lidstaat te vrijgevig is bij het uitgeven van
emissierechten, voldoet het plan waarschijnlijk niet alleen niet aan
bepaalde toewijzingscriteria, maar loopt die lidstaat ook de kans mis
om de emissieregeling te gebruiken als instrument om aan Kyoto te
voldoen. Als er te veel emissierechten worden uitgegeven, is er geen
schaarste, en zonder schaarste geen markt.
6) Hoeveel plannen heeft de Commissie tot dusver beoordeeld?
Op 7 juli 2004 heeft de Commissie de beoordeling van de eerste acht
plannen afgerond. Vijf plannen zijn onvoorwaardelijk goedgekeurd (die
van Denemarken, Ierland, Nederland, Slovenië en Zweden), terwijl de
andere drie (die van Oostenrijk, Duitsland en het VK) gedeeltelijk
zijn afgekeurd.
Op 20 oktober 2004 heeft de Commissie de beoordeling van een tweede
reeks van acht plannen afgerond. Zes plannen zijn onvoorwaardelijk
goedgekeurd (die van België, Estland, Letland, Luxemburg, Slowakije en
Portugal), terwijl de andere twee (die van Finland en Frankrijk)
voorwaardelijk zijn goedgekeurd.
Eind december 2004 heeft de Commissie de beoordeling van een derde
reeks van vijf plannen afgerond. Vier plannen zijn onvoorwaardelijk
goedgekeurd (die van Cyprus, Hongarije, Litouwen en Malta) en het plan
van Spanje is voorwaardelijk goedgekeurd. Op 8 maart heeft de
Commissie een beslissing over de beoordeling van het plan van Polen
genomen, wat het totale aantal beoordeelde plannen op 22 brengt.
Bij iedere voorwaardelijke goedkeuring heeft de Commissie aangegeven
welke maatregelen de betreffende lidstaat moet nemen om het plan
volledig aanvaardbaar te maken.
7) Om welke redenen heeft de Commissie gevraagd de plannen te
wijzigen?
De Commissie heeft problemen geconstateerd op drie gebieden van
algemeen belang:
* als de door een lidstaat voor de handelsperiode 2005-2007 gedane
toewijzing de realisering van zijn Kyoto doelstellingen in gevaar
brengt (te royale toewijzing)
* als het volume van de rechten voor de handelsperiode 2005-2007
niet strookt met de beoordeling van de vooruitgang ten aanzien van
de doelstelling van Kyoto, m.a.w. als de toewijzing groter is dan
de voorspelde emissies
* als een lidstaat de toewijzingen achteraf wil aanpassen. Dit
betekent dat de lidstaat zich na de toewijzing met de markt wil
bemoeien en de afgegeven emissierechten wil herverdelen onder de
deelnemende bedrijven gedurende de handelsperiode van 2005-2007.
Te royale toewijzingen zijn op verschillende manieren mogelijk:
Ten eerste: een lidstaat denkt niet vooruit hoe hij de
Kyotodoelstelling in 2008-2012 moet halen, maar laat een gat open dat
met latere maatregelen moet worden gedicht.
Ten tweede: een lidstaat geeft te kennen Kyotokredieten te willen
kopen, maar laat na dit voornemen met geloofwaardige en betrouwbare
stappen te onderbouwen.
Ten derde: een lidstaat baseert zijn plan op projecties (inclusief
economische en emissiegroeipercentages) die niet kloppen en overdreven
zijn in vergelijking met de officiële groeipercentages van de lidstaat
zelf of van andere onpartijdige bronnen.
Aanpassingen achteraf zijn onverenigbaar met de regels en zijn
interventies die de markt verstoren en onzekerheid scheppen voor de
bedrijven. Als bijvoorbeeld een bedrijf rekening moet houden met de
mogelijkheid dat de overheid, nadat het bedrijf zijn emissies heeft
verminderd, de emissierechten kan afnemen, zal het daartoe niet zo
gauw overgaan. En als bedrijven denken dat zij gratis extra
emissierechten kunnen krijgen van hun regeringen, zullen zij hun
rechten liever langs die weg verkrijgen dan op de markt emissierechten
kopen.
8) Wat gebeurt er als de Commissie een nationaal toewijzingsplan
afkeurt?
Afkeuring van een nationaal toewijzingsplan betekent dat de lidstaat
het plan niet in de voorgestelde vorm mag uitvoeren, dat wil zeggen
niet het voorgestelde aantal emissierechten mag toewijzen. De
Commissie moet een besluit tot afkeuring altijd motiveren. Uit die
motivering kan de lidstaat afleiden hoe hij het plan in
overeenstemming met de toewijzingscriteria kan brengen.
Indien de lidstaten van wie de plannen gedeeltelijk zijn afgekeurd de
voorgestelde aanwijzingen aanbrengen, hoeven zij die plannen niet voor
de tweede maal aan de Commissie voor te leggen, maar zijn zij
automatisch gerechtigd tot emissierechtenhandel.
9) Kan een lidstaat zijn plan nog wijzigen nadat het door de Commissie
is goedgekeurd?
Nadat de Commissie een plan heeft goedgekeurd, moet de lidstaat op
nationaal niveau de uiteindelijke beslissing betreffende de toewijzing
van emissierechten nemen. Alvorens dit te doen kan de lidstaat echter
wijzigingen aanbrengen in het aantal emissierechten dat aan
individuele bedrijven wordt toegewezen omdat ondertussen verbeterde
gegevens beschikbaar zijn, bijv. wanneer historische emissiegegevens
worden gebruikt om een formule op te stellen voor het toewijzen van
emissierechten aan individuele bedrijven. De lidstaat mag echter onder
geen beding het totale aantal emissierechten dat hij voornemens is in
omloop te brengen, vergroten.
Als op nationaal niveau de uiteindelijke beslissing betreffende de
toewijzing van emissierechten is genomen en het uiteindelijke plan is
gepubliceerd, kunnen geen veranderingen meer worden aangebracht, noch
in het totale aantal emissierechten, noch in het aantal emissierechten
per bedrijf. Met de toewijzingsbeslissing wordt het toewijzingsproces
afgesloten en wordt de markt voor emissierechten in de betrokken
lidstaat formeel geopend.
10) Hebben de lidstaten zeggenschap over elkaars plannen?
Hoewel de Commissie als enige verantwoordelijk is voor beoordeling van
de plannen, is in de richtlijn bepaald dat het comité
klimaatverandering, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten,
ieder plan moet bestuderen. Dit comité is een forum waar ieder plan
wordt besproken. De Commissie, die het comité voorzit, volgt deze
discussie en houdt bij haar beoordelingen rekening met de conclusies
van het comité.
Het comité klimaatverandering heeft in het algemeen het belang
benadrukt van de nationale toewijzingsplannen voor de doeltreffende
werking van de Europese regeling voor handel in emissierechten en voor
de handhaving en versterking van het leiderschap en de
geloofwaardigheid van de EU op het gebied van klimaatverandering.
11) En de overige plannen?
De beoordeling van de plannen van Tsjechië, Italië en Griekenland is
aan de gang en zal zo snel mogelijk in 2005 worden afgerond. Aangezien
de beslissingen die totnogtoe zijn genomen inzake de eerste acht
plannen een stabiel en voorspelbaar milieu hebben geschapen, zal de
Commissie bij de beoordeling van de overige plannen dezelfde aanpak en
principes toepassen.
Het is in het belang van alle lidstaten om over een goedgekeurd plan
te beschikken. Als een lidstaat niet over een door de Commissie
goedgekeurd toewijzingsplan beschikt, kan de industrie van die
lidstaat pas in een latere fase deelnemen aan de EU-toewijzingsmarkt,
terwijl ze toch al aan de doelstellingen van het Kyotoprotocol en de
lastenverdelingsovereenkomst moet voldoen.
Voorts moeten bedrijven die onder de handel in emissierechtenregeling
vallen vanaf januari 2005 hun CO -emissies registreren en
rapporteren. Ze moeten ook voor het eerst in april 2006 een aantal
toewijzingen afgeven dat voldoende is om de emissies over 2005 te
bestrijken. Als een bedrijf geen of niet genoeg emissierechten
afgeeft, legt de lidstaat een boete op van 40 euro per niet afgegeven
emissierecht.
12) Hoeveel installaties vallen er onder de regeling?
De regeling voor handel in emissierechten bestrijkt in totaal meer dan
12 000 installaties in de EU 25 (verbrandingsinstallaties,
olieraffinaderijen, cokesovens, ijzer- en staalfabrieken en fabrieken
die cementglaskalk, baksteen, keramische producten, pulp en papier
produceren).
In de grotere lidstaten hebben vallen zo'n 1 000 tot 2 500
installaties onder de regeling, terwijl in de meeste andere lidstaten
dat aantal van 50 tot 400 varieert.
Het aantal bedrijven dat onder de richtlijn valt, is natuurlijk
kleiner, aangezien grote bedrijven vele installaties hebben die onder
de regeling voor de handel in emissierechten vallen.
13) Welke rol spelen de deelnemende bedrijven, de lidstaten en de
Commissie na de start van de regeling?
Met ingang van 1 januari 2005 moeten de bedrijven de ontwikkeling van
hun emissies bijhouden en op het einde van elk jaar een jaarlijks
emissieverslag indienen dat door een derde partij zal worden
geverifieerd (vergelijkbaar met een audit van de financiële rekeningen
van een bedrijf). Elk bedrijf moet er tegelijkertijd ook voor zorgen
dat het elk jaar over voldoende emissierechten beschikt om de emissies
van dat jaar te dekken. Als het bedrijf onvoldoende emissierechten
inlevert, worden financiële sancties opgelegd (de eerste inleverdatum
is eind april 2006).
De lidstaten moeten tegen eind februari van elk jaar de emissierechten
toewijzen overeenkomstig de uiteindelijke toewijzingsbeslissingen, het
nationale register bijhouden, gegevens over geverifieerde emissies
verzamelen en ervoor zorgen dat elk bedrijf een voldoende aantal
emissierechten inlevert. Elke lidstaat moet ook jaarlijks een verslag
indienen bij de Commissie.
De Commissie exploiteert het Europese gedeelte van het
registratiesysteem en bereidt een jaarverslag voor op basis van de
verslagen van de lidstaten. In dat verslag worden de emissieprestaties
en de ervaring met de Europese regeling voor handel in emissierechten
beoordeeld. Overeenkomstig de richtlijn zal de Commissie dit verslag
uiterlijk op 30 juni 2006 indienen bij de Raad en het Parlement. Om
het verslag voor te bereiden, zal de Commissie de inbreng van
belanghebbenden verzamelen.
14) Hoeveel kost het om de Kyotodoelstellingen te halen? Zal de
regeling voor handel in emissierechten het concurrentievermogen van
Europa in gevaar brengen?
Een en ander hangt af van de keuze van maatregelen. Een van de
basisbeginselen van het Europees programma inzake klimaatverandering
is steeds geweest dat moet worden gekozen voor de meest
kosteneffectieve maatregelen om aan de Kyotodoelstellingen te voldoen.
In recente studies komt de Commissie tot de conclusie dat die
doelstellingen kunnen worden bereikt tegen een jaarlijkse kostprijs
van 2,9 tot 3,7 miljard euro, hetgeen minder is dan 0,1% van het BNP
van de EU. Een van de studies concludeerde dat zonder een regeling
voor de handel in emissierechten de kosten zouden kunnen oplopen tot
6,8 miljard euro. Dus kunnen door handel in emissierechten de kosten
van Kyoto nog verder worden verlaagd.
Hoe deze kosten worden verdeeld, hangt af van de beslissingen in het
kader van de toewijzingsplannen en van de verdere emissiebeperkende
maatregelen in sectoren die niet onder de regeling voor de
emissierechtenhandel vallen. De regeling zal het concurrentievermogen
van de EU-economie niet in gevaar brengen, maar juist beschermen,
aangezien alle alternatieve maatregelen zouden inhouden dat het
EU-bedrijfsleven hoger dan noodzakelijke kosten worden opgelegd. De
tenuitvoerlegging van Kyoto betekent voor het EU-bedrijfsleven niet
alleen nieuwe economische mogelijkheden, maar ook kosten. Dit is
onvermijdelijk - alles kost geld (ook de naleving van Kyoto). Europa
krijgt met de regeling voor de handel in emissierechten de beste waar
voor zijn geld. Als de regeringen de regeling niet gebruiken om de
naleving te ondersteunen, zullen aan andere sectoren duurdere
oplossingen moeten worden opgelegd. De kosten moeten worden afgewogen
tegen de mogelijkheden die ontstaan voor leveranciers van schone
koolstofarme technologieën in Europa en daarbuiten en het voordeel dat
deze technologieën op middellange termijn kunnen opleveren voor de
Europese industrie bij de overgang naar een koolstofarme
wereldeconomie.
De onlangs goedgekeurde "koppelingsrichtlijn" zal tot verdere
kostenverlaging leiden en de concurrentiekracht van het
EU-bedrijfsleven beschermen. Zoals de naam al zegt, koppelt de
koppelingsrichtlijn de flexibele mechanismen van het Kyotoprotocol -
gemeenschappelijke invoering (JI) en het mechanisme voor schone
ontwikkeling (CDM) - en de EU regeling voor de handel in
emissierechten.
In principe zullen ondernemingen die buiten de EU emissiereducerende
projecten uitvoeren via JI of CDM de kredieten die zij met deze
projecten verdienen, kunnen converteren in emissierechten die gebruikt
kunnen worden voor naleving in het kader van de EU-regeling voor de
handel in emissierechten. De koppelingsrichtlijn zal derhalve de
kosten voor het EU-bedrijfsleven verder verlagen, omdat zij het
mogelijk maakt om op meerdere manieren aan de eisen van de regeling
voor de handel in emissierechten te voldoen.
15) Zal de handel in emissierechten tot hogere energieprijzen leiden?
Er moet hier onderscheid worden gemaakt tussen doelstelling en
instrument. Wijzigingen van de energieprijzen zullen niet het gevolg
zijn van de handel in emissierechten, maar van de tenuitvoerlegging
van het Kyotoprotocol. Het Kyotoprotocol introduceert een bovengrens
voor de toelaatbare broeikasemissies, wat betekent dat de EU-economie
in de toekomst een koolstofarme economie moet worden. Deze
koolstofbeperking geeft waarde aan de emissierechten en leidt tot
veranderingen in de prijsverhoudingen in de EU-economie. Goederen die
meer koolstof bevatten zullen relatief duurder zijn dan goederen met
minder koolstof.
Aangezien de regeling de goedkoopste manier is om het Kyotoprotocol
ten uitvoer te leggen, betekent dit dat eventuele prijswijzigingen de
laagst noodzakelijke zullen zijn. Er zijn veel studies gedaan naar de
vermoedelijke ontwikkeling van de energieprijzen en er bestaat een
uitgebreide reeks ramingen.
De prijsbeslissingen in de geliberaliseerde energiemarkt worden steeds
complexer en moeilijker te voorspellen. Er zijn veel factoren die de
elektriciteitsprijs rechtstreeks beïnvloeden en de
emissierechtenhandel is daar maar één van. Er zijn structurele
aspecten, zoals de liberalisering van de energiemarkt en schommelingen
op de binnenlandse energiemarkt die zeer verstrekkende gevolgen
hebben. De Commissie zal de ontwikkelingen van de energieprijzen en
alle met de regeling voor emissierechtenhandel verband houdende
aspecten nauwlettend in het oog houden.
16) Hoe kunnen bedrijven van de emissierechtenhandel profiteren?
Laat ons veronderstellen dat bedrijven A en B beide 100 000 ton CO
per jaar uitstoten. De regering geeft elk van hen 95 000
emissierechten. Een emissierecht vertegenwoordigt het recht om 1 ton
CO uit te stoten. Zo is geen van beide bedrijven volledig gedekt
voor zijn emissies. Aan het einde van elk jaar moeten de bedrijven een
aantal emissierechten inleveren die overeenstemmen met hun emissies in
de loop van het jaar, ongeacht wat de emissies van de afzonderlijke
onderneming zijn. De ondernemingen A en B moeten beide 5 000 ton CO[2
]kwijtraken, en ze kunnen dit op twee manieren doen. Ze kunnen ofwel
hun emissies met 5 000 ton verminderen ofwel 5 000 emissierechten
kopen op de markt. Om te beslissen welke optie zij kiezen, zullen ze
naar hun kosten kijken om de emissies met 5 000 ton te verminderen en
deze kosten vergelijken met de marktprijs voor emissierechten.
Laten we bij voorbeeld aannemen dat de marktprijs voor emissierechten
EUR 10 per ton CO is. De reductiekosten voor onderneming A bedragen
EUR 5 (d.i. lager dan de marktprijs). Onderneming A zal dan haar
emissies beperken, omdat dit goedkoper is dan het kopen van
emissierechten. Onderneming A kan haar emissies zelfs met meer dan
5 000 ton verminderen, namelijk 10 000 ton. Voor onderneming B is de
situatie misschien omgekeerd en bedragen haar terugdringingskosten EUR
15 (d.i. meer dan de marktprijs). Zij zal er de voorkeur aan geven
emissierechten te kopen in de plaats van haar emissies te verminderen.
Onderneming A geeft EUR 50 000 uit om 10 000 ton te verminderen tegen
een kostprijs van EUR 5 per ton en ontvangt EUR 50 000 van de verkoop
van 5 000 ton tegen een prijs van EUR 10. Zo compenseert onderneming A
haar kosten voor het terugdringen van haar emissies volledig door de
verkoop van emissierechten terwijl er, mocht er geen regeling voor de
handel in emissierechten bestaan, een nettoprijs van EUR 25 000 zou
moeten worden betaald. Onderneming B geeft EUR 50 000 uit om 5 000 ton
te kopen tegen een prijs van EUR 10. Zonder de flexibiliteit van de
regeling handel in emissierechten zou onderneming B EUR 75 000 hebben
moeten uitgeven.
Aangezien alleen een onderneming met lage reductiekosten, die er dus
voor kiest haar emissies te verminderen, zoals onderneming A, in staat
is rechten te verkopen, vertegenwoordigen de emissierechten die
onderneming B koopt, een vermindering van emissies, zelfs als
onderneming B zelf haar emissies niet vermindert.
Het is belangrijk dat voor ogen te houden. Op deze manier wordt ervoor
gezorgd dat de goedkoopste reducties het eerst worden gerealiseerd.
Aangezien de regeling voor de hele EU geldt, zal de onderneming de
goedkoopste reducties in de hele EU uitzoeken en maken dat die het
eerst worden gerealiseerd. Deze flexibiliteit in het systeem maakt van
de handel in emissierechten de meest kostenefficiënte manier om een
gegeven milieudoelstelling te bereiken. De totale kosten voor de
industrie zouden hoger zijn geweest indien onderneming B verplicht was
geweest de emissies in het eigen bedrijf tegen hogere kosten te
verminderen.
17) Hoe zal de handel in emissierechten in de praktijk functioneren?
Het wettelijk kader van de regeling bepaalt niet hoe en waar de markt
in emissierechten zal plaatsvinden. Ondernemingen met verbintenissen
mogen rechtstreeks met elkaar emissierechten verhandelen, zij mogen
kopen of verkopen via een makelaar, bank of andere tussenpersoon voor
emissierechten.
Het zou ook kunnen dat een onderneming die een fossiele brandstof
(steenkool of gas) koopt emissierechten aangeboden krijgt in
combinatie met de brandstof. Ten slotte kunnen zich georganiseerde
markten (beurzen voor emissierechten) ontwikkelen.
Er zal ook een elektronisch registratiesysteem worden ingevoerd. Dit
registratiesysteem is gescheiden van de handelsactiviteit - niet alle
handelsbewegingen resulteren in veranderingen van het bezit van
emissierechten, maar wanneer een transactie tot een verandering van
eigendom leidt, komt er een overdracht van emissierechten tussen
rekeningen in het registratiesysteem. Daarmee gelijkt het
registratiesysteem op een banksysteem dat de eigendom van geld op
rekeningen volgt, maar niet bijhoudt welke transacties op markten voor
goederen en diensten zijn gebeurd waardoor het geld van eigenaar is
veranderd. Het registratiesysteem is dan ook geen markt; de wijze
waarop de handel in emissierechten wordt gevoerd is een besluit dat
wordt genomen door de marktdeelnemers.
Het systeem zal zuiver elektronisch zijn. Emissierechten worden dus
niet op papier gedrukt, maar bestaan alleen in een
online-registratierekening. Elke onderneming met een verbintenis en
iedereen die belang stelt in de koop of verkoop van emissierechten zal
een rekening nodig hebben. Het systeem zal bestaan uit een nationale
component in elke lidstaat waar emissierechten worden gehouden en een
centrale op Europees niveau die automatische controles zal uitvoeren
op elke overdracht van emissierechten teneinde te waarborgen dat de
voorschriften van de richtlijn worden nageleefd. Sommige gegevens die
in het register worden bijgehouden zullen, overeenkomstig de
VN-voorschriften en een volgende verordening, periodiek worden
bekendgemaakt. Er zal worden gestreefd naar een evenwicht tussen
milieutransparantie en commerciële vertrouwelijkheid.
Zie ook:
http://europa.eu.int/comm/environment/climat/emission.htm
http://europa.eu.int/comm/environment/climat/emission_plans.htm
---
Richtlijn 2003/87/EG
Richtlijn 2004/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27
oktober 2004 houdende wijziging van Richtlijn 2003/87/EG
European Union