Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer UB/2005/12110 333

Onderwerp Datum Contactpersoon IWI-rapporten CWI 11 maart 2005

Hierbij bied ik u drie rapporten aan van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) die betrekking hebben op de bemiddelingstaak van CWI. Het betreft achtereenvolgens "Arbeidsbemiddeling in de praktijk", "Beleid en sturing van de beursvloer van CWI" en "Dienstverlening aan werkgevers". Deze rapporten leveren een bijdrage in de beantwoording van de vraag welke dienstverlening de werkzoekende krijgt en hoe effectief CWI vraag en aanbod samenbrengt.
Alvorens inhoudelijk op de rapporten in te gaan wil ik benadrukken dat het de bedoeling van de rapporten is om vestigingsoverstijgende patronen te herkennen bij CWI en de opzet van de diensten van CWI te onderzoeken. De onderzoeken geven geen representatief landelijk beeld van de huidige situatie. Desondanks ben ik van mening dat IWI erin is geslaagd een helder beeld te geven met betrekking tot het functioneren van de onderzochte CWI-vestigingen op de genoemde drie onderwerpen.

Conclusies IWI-rapporten

Arbeidsbemiddeling
Volgens IWI staat de SUWI-doelstelling "werk boven uitkering" op een aantal vestigingen onder druk. Op sommige vestigingen is er nauwelijks tijd om bemiddelingsinstrumenten in te zetten, omdat de beschikbare tijd voor de klant vrijwel geheel wordt ingevuld met uitkeringsdiensten. Uit het onderzoek blijkt dat niet alleen de laagconjunctuur verantwoordelijk is voor het soms doorslaan van de balans naar de intake van uitkeringen in plaats van bemiddeling. Hoe scherper de afspraken met de ketenpartners over de uitkeringscomponent zijn gemaakt, hoe minder tijd er bij deze vestigingen overblijft voor bemiddeling. Ondanks de tijdsdruk en afspraken met ketenpartners zijn er toch CWI's die bij de inrichtingskeuze wel tijd inruimen voor bemiddeling. IWI constateert verder dat geen gefundeerd inzicht aanwezig is, welke van de beschikbare instrumenten het meest bijdragen aan de uitstroom van klanten naar werk. Dit heeft tot gevolg dat

2

de daadwerkelijke effectiviteit van instrumenten niet door adviseurs wordt meegenomen in de keuze van in te zetten instrumenten. De inzet van instrumenten wordt mede bepaald door managementvoorkeuren, beschikbare tijd en de mate van professionaliteit van de adviseurs. Hierdoor bestaat het risico dat verschil in dienstverlening voor klanten met dezelfde kenmerken ontstaat. De klant wordt zodoende nog te weinig als uitgangspunt genomen bij het inzetten van instrumenten.

Beursvloer
Het specifieke bemiddelingsinstrument de beursvloer acht IWI een waardevol instrument om aan werkzoekenden aan te bieden. Het instrument is erg populair bij werkzoekenden (aantal raadplegingen van werk.nl ligt bijvoorbeeld ruim boven de streefwaarde van de prestatie- indicator). Dit geeft echter geen inzicht in de resultaten van het zoekproces naar vacatures en cv's (effectiviteit van het instrument voor het vinden van werk).
IWI merkt over het instrument beursvloer verder op dat niet aan alle klanten deze zelfwerkzaamheid kan worden gevraagd en dat CWI niet duidelijk in haar beleid aangeeft waar het kantelpunt ligt in de toepassing van de beursvloer en intensieve dienstverlening (inzet van de adviseur).

Werkgevers dienstverlening
Voor wat betreft de dienstverlening aan werkgevers door CWI wordt door IWI een gunstig beeld geschetst. De afgelopen jaren heeft CWI een omslag gemaakt naar een intensieve dienstverlening voor werkgevers. Deze intensiveringsslag, die volgens IWI nog in ontwikkeling is, brengt een meer servicegerichte en kwalitatieve rol van de adviseur met zich mee. De geboekte resultaten liggen ruim boven de norm. Door middel van diverse audits houdt CWI de dienstverlening voor werkgevers in de gaten. Leerpunten uit de audits worden door CWI opgepakt. IWI concludeert dan ook dat er een positieve relatie bestaat tussen het investeren in de werkgeversdienstverlening en de uitstroom uit het werkzoekendenbestand van CWI.

Reactie op de rapporten
In algemene zin ben ik van mening dat CWI tot op heden belangrijke stappen voorwaarts heeft gezet in het bijdragen aan de doelstelling " werk boven uitkering". De bemiddeling heeft conform de met CWI afgesproken prestatie-indicatoren plaatsgevonden. De resultaten op het terrein van het voorkomen van de uitkeringsinstroom liggen alle boven de norm.
Vele CWI-vestigingen hebben kans gezien de aansturing en de inrichting van de organisatie te richten op "werk". Dit overigens ondanks de laagconjunctuur waarbij het aantal uitkeringsaanvragen dat moet uitmonden in uitkeringsdiensten steeds toeneemt.

Werkgeversdienstverlening
Uit het IWI-rapport "werkgeversdienstverlening" blijkt dat de inspanning die CWI de afgelopen jaren op het onderdeel werkgeversdienstverlening heeft gepleegd duidelijk vruchten afwerpt. Met opleidingen voor medewerkers en centrale richtlijnen wordt door CWI landelijk een gelijkwaardig niveau van diensten aan werkgevers geboden. Werkgevers weten CWI steeds vaker te vinden voor het vervullen van vacatures.

3

Arbeidsbemiddeling en de beursvloer
In beide rapporten spelen twee belangrijke aandachtspunten een rol:

1) het aanbrengen van evenwicht in de werk- en uitkeringscomponent door CWI en
2) inzicht krijgen in de mate waarin verschillende instrumenten bijdragen aan het vinden van werk.

Ad 1. Evenwicht in de werk- en uitkeringscomponent door CWI
Hoewel de bevindingen uit de IWI-rapporten geen landelijk beeld aangeven, vind ik niet aanvaardbaar dat er nog steeds CWI's zijn die nauwelijks aandacht besteden aan bemiddeling, omdat de uitkeringsintake alle aandacht vergt. In de verdeling van de taakuitoefening door CWI zal bij elke CWI evenwicht moeten worden aangebracht tussen beide taken. Doel hiervan is om cliënten met dezelfde kenmerken een gelijke dienstverlening aan te bieden. Ik bericht u dat er momenteel door CWI belangrijke innovatieve stappen worden ondernomen om, zoals bij werkgeversdienstverlening al is ingevoerd, meer landelijk instrumentarium en landelijke systemen te ontwikkelen op het terrein van bemiddeling.
Op deze wijze worden CWI's ondersteund om naast de uitkeringsintake, de bemiddelingsactiviteit meer aandacht te geven.
CWI ontwikkelt in dit kader klantgroepmanagement. Per klantgroep (jongeren, ouderen) worden productformules ontwikkeld, die door alle CWI-vestigingen moeten worden toegepast. Dit impliceert dat landelijk gestandaardiseerde dienstverleningsformules zullen worden vastgesteld en ingevoerd. Binnen deze kaders blijft het mogelijk maatwerk te leveren door de CWI-adviseur. CWI zal monitoren of de dienstverlening ook daadwerkelijk volgens de productformules plaatsvindt. Voorts zorgt het nieuwe automatiseringsprogramma Sonar ook op het bemiddelingsterrein voor meer stroomlijning en uniformering van handelingen door de CWI- vestigingen. Ook bij deze maatregel geldt dat bemiddeling meer aandacht verkrijgt door met vaste procedures te gaan werken. Cliënten met gelijke kenmerken krijgen op deze wijze bij elke CWI- vestiging een op hun toegesneden mate van dienstverlening.

Met CWI zal worden nagegaan welke maatregelen door SZW kunnen worden ondersteund om landelijk een evenwichtige verdeling tussen de "werk"- en de "uitkeringscomponent" te verkrijgen. Hierbij zullen initiatieven van CWI die als pilot al in gang zijn gezet en een bijdrage leveren om bovenstaande doelstelling te halen nadrukkelijk worden meegenomen en worden bezien op landelijke uitrol. Een voorbeeld hiervan is het door CWI ontwikkelde model voor een nieuwe fasering (A/B route) van cliënten voor bemiddeling, waardoor meer landelijke uniformering van bemiddeling gaat plaatsvinden. Zoals eerder voor klantgroepmanagement is beschreven zal ook dit instrument de vestigingen meer houvast geven om via een richtinggevend kader te bemiddelen, waardoor een aantal vestigingen meer zal moeten investeren in de component "werk".

Ad 2. Inzicht krijgen in de mate waarin de verschillende instrumenten bijdragen aan het vinden van werk
CWI heeft volgens IWI ­mede door het ontbreken van afdoende registraties- onvoldoende inzicht in de netto-effectiviteit van de bemiddelingsinstrumenten. Dit heeft tot gevolg dat geen gefundeerd inzicht aanwezig is, welke van de beschikbare instrumenten het meest bijdragen aan de uitstroom

4

van klanten naar werk. Adviseurs op de werkvloer maken bij de inzet van instrumenten niet altijd de keuze die leidt tot de kortste weg naar werk. Uit het recent aan de Tweede Kamer aangeboden literatuuronderzoek van het onderzoeksbureau SEOR op het terrein van de effectiviteit van reïntegratie (en bemiddeling) blijkt echter dat er wel inzicht in de netto-effectiviteit van de reïntegratie-instrumenten bestaat, maar dat dit inzicht nog verbrokkeld is en de uitkomsten van onderzoeken elkaar soms lijken tegen te spreken. Tijdens het Algemeen Overleg van 26 januari jl. heb ik al gemeld de wetenschappelijke top in Nederland te zullen vragen mij van advies te dienen om meer eenduidig en gezaghebbend inzicht te verkrijgen in de netto-effectiviteit van het reïntegratiebeleid. Dit biedt ook perspectieven over de meetbaarheid van de effecten van bemiddeling.

Op landelijk niveau heeft het niet kunnen aangeven van de netto-effectiviteit van de inzet van instrumenten tot gevolg dat door CWI niet zichtbaar kan worden gemaakt welk aandeel CWI in het totaal van de behaalde resultaten op de prestatie-indicatoren heeft gehad. Ik ben echter wel van mening dat CWI met de ingezette instrumenten een belangrijke bijdrage levert aan het voorkomen van instroom in de uitkering en het bewerkstellingen van uitstroom uit de uitkering. Geconstateerd moet worden dat de CWI's gezamenlijk (ruimschoots) de normen van de prestatie- indicatoren behalen.
Op dit moment wordt de huidige set van prestatie-indicatoren, in samenwerking met CWI en met inachtneming van de aanbevelingen van het Algemene Rekenkamerrapport "Bemiddeling en reïntegratie" en de opmerkingen van Kamerleden, geëvalueerd en verder verbeterd. Hierbij zal worden nagegaan hoe de bijdrage van CWI aan de bemiddeling van werkzoekenden kan worden gemeten. De uitkomsten monden uit in de mei-brief 2006, die in mei 2005 aan uw Kamer wordt verzonden.
In mijn bestuurlijk overleg met de Raad van Bestuur CWI zal ik de (consequenties) IWI-rapporten bespreken.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)