Ministerie van Algemene Zaken

Speech van minister-president dr. Jan Peter Balkenende, herdenkingsceremonie bij Yad Vashem Memorial Assemblee, Jeruzalem, 16 maart 2005

Tussen de vele persoonlijke documenten die worden bewaard in Yad Vashem, bevindt zich ook het foto-album van de Nederlandse Miep Groenendijk en haar pleegdochtertje Dot.

Dot was een meisje van vier jaar, toen in 1942 de grootschalige deportaties van joden uit Nederland begonnen. Haar ouders - ten einde raad - zochten voor haar een veilige schuilplaats. Miep Groenendijk ontfermde zich over het meisje.

Haar fotoalbum laat zien hoe ze probeerde het kind tijdens de jaren van bezetting zoveel mogelijk een normale jeugd te bezorgen. We zien Dot spelen met andere kinderen. Pony rijden. Plezier maken.

Het verhaal van Dot en Miep liep goed af. Het kind werd niet ontdekt. Ook Dots ouders overleefden de oorlog en konden hun dochtertje bij hun terugkeer in de armen sluiten.

Dit verhaal van Miep en Dot behoort tot de uitzonderingen.

140.000 mensen van joodse afkomst telde Nederland in 1940. Zij maakten volledig deel uit van de Nederlandse samenleving.

Meer dan 100.000 van hen kwamen om.

Zij werden weggevoerd, via het doorgangskamp Westerbork. Eerst in oude personentreinen. Later in goederenwagens. Naar plaatsen die waren ingericht op hun anonieme en mechanische vernietiging. Auschwitz-Birkenau, Sobibor, Bergen-Belsen.

Sommigen van hen wisten nog een afscheidsbriefje uit de trein te gooien.

"Lieve vrienden. Wij zitten in de trein en aanvaarden de grote reis naar het onbekende."

Zo begon een briefje dat in november 1943 werd gevonden, langs de spoorlijn tussen Groningen en de Duitse grens.

In de geschiedenis van mijn land is de deportatie van het overgrote deel van de joodse Nederlanders tijdens de bezettingsjaren een inktzwart hoofdstuk. Het heeft zijn schaduwen ook over onze naoorlogse geschiedenis geworpen.

Daarbij hebben we - stap voor stap - geleerd kritisch naar onze eigen houding te kijken. Koningin Beatrix sprak daar al over in haar toespraak voor de Knesset, in 1995.

Zeker, er waren in ons land veel voorbeelden van moed, vriendschap en solidariteit.

Maar ook van onverschilligheid. Van liefdeloosheid. En van verraad.

De Tweede Wereldoorlog en de holocaust hebben ons Europeanen met schade en schande geleerd dat er universele waarden zijn die we nooit mogen opgeven. Vrijheid. Respect voor de menselijke waardigheid. Gelijkheid. Solidariteit.

Ik zeg dit in het volle besef dat waarden geen bezit zijn waarop we ons kunnen voorstaan. Waarden zijn geen vanzelfsprekendheden.

Integendeel. Waarden zijn een opdracht die we moeten waarmaken. Niet alleen in woorden, maar vooral in daden. Juist de holocaust bewijst de bittere noodzaak daarvan.

Vandaar dat we voortdurend moeten strijden tegen discriminatie en antisemitisme. Dat we met al onze krachten moeten zorgen dat er geen mensen en groepen in onze samenleving apart worden gezet. Want het was juist die van buitenaf opgelegde segregatie die de basis legde voor de massale vervolging en vernietiging van joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Welke dreiging er uitgaat van opgedrongen isolement, beschrijft Anne Frank in haar wereldberoemde dagboek, waarin zij vertelt over haar leven en dat van zeven andere onderduikers in het Achterhuis in Amsterdam.

Anne schrijft:

"Ik zie ons achten samen met het Achterhuis, alsof wij een stukje blauwe hemel waren, omringd door zware, zwarte regenwolken. De wolken rukken steeds dichter op ons toe en de ring, die ons van het naderende gevaar scheidt, wordt steeds nauwer toegehaald.

Ik kan niets anders doen dan roepen en smeken: 'O ring, ring word wijder en open je voor ons!'"

Die smeekbede weerklinkt na meer dan 60 jaar nog steeds in onze oren. Laat ons daarnaar luisteren en daarnaar handelen.

Nooit meer 'wij' en 'zij'. Maar altijd 'ons'.

Dank u wel.