Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA DEN HAAG
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
- ARBO/KON/2005/11356
Onderwerp Datum Contactpersoon
Werkgeversenquête arbeidsomstandigheden 16 maart 2005
Hierbij bied ik u aan ter kennisname de `Werkgeversmonitor Arbeidsomstandigheden'. Het
doel van deze monitor is gelegen in het meten van de kennis, houding en het gedrag van
bedrijven en organisaties ten aanzien van de veiligheid en gezondheid van hun werknemers.
Het betreft de eerste meting waarbij het voornemen is om deze tweejaarlijks te herhalen
zodat het mogelijk is om ook de effecten van maatregelen te beoordelen. De gegevens-
verzameling heeft plaatsgevonden door middel van een telefonische enquête onder een
steekproef van 9.530 vestigingen van bedrijven en organisaties met minimaal 1 werknemer
in dienst. Er is gesproken met de arbocoördinator of diegene die binnen het bedrijf of de
organisatie verantwoordelijk is voor het arbobeleid en daarbij spreekt namens de werkgever.
De bevindingen zijn als volgt samen te vatten.
Arbodienst en arbodienstverlening
Vrijwel alle werkgevers zijn aangesloten bij een arbodienst. Tien procent is het afgelopen
jaar veranderd van arbodienst. Het zijn met name de bedrijven en organisaties met meer dan
100 werknemers die veranderd zijn. De belangrijkste reden daartoe is ontevredenheid over
de dienstverlening, tweederde van de veranderaars gaf dit aan als reden. Voor tien procent
van de veranderaars was de prijs reden voor de verandering. De meeste bedrijven zijn
overigens tevreden over de producten en diensten van de arbodiensten. Indien de
aansluitverplichting bij de arbodienst zou worden losgelaten zou circa tweederde van de
bedrijven gebruik blijven maken van de arbodienst. Van de bedrijven met minder dan 10
werknemers geeft de helft aan dat ze gebruik zouden blijven maken van een arbodienst.
Arbobeleid in organisaties
Van de bedrijven of organisaties heeft 80% een risico inventarisatie- en evaluatie (RI&E)
uitgevoerd; 4% is hier nog mee bezig. In 16% van de gevallen is er geen RI&E uitgevoerd.
Vrijwel alle bedrijven of organisaties met meer dan 100 werknemers hebben een RI&E
uitgevoerd of zijn hier nog mee bezig. Bedrijven of organisaties met minder dan 10
werknemers hebben minder vaak een RI&E uitgevoerd; 70% heeft de RI&E uitgevoerd of is
hier nog mee bezig. De RI&E is in meer dan de helft van de bedrijven of organisaties tot
stand gekomen met hulp van een model van de arbo-dienst. Bij 13% van de bedrijven of
organisaties heeft de arbodienst speciaal voor een RI&E gemaakt; en bij 10% is gebruik
gemaakt van een model van de brancheorganisatie.
ARBO/KON/2005/11356
2
Het merendeel van de bedrijven of organisaties (69%) vindt dat de RI&E van hun
arbeidsorganisatie (zeer) nuttig is. Kleine zijn minder positief over het nut van de RI&E.
Naast het inzichtelijk maken van de arbeidsrisico's bestaat de RI&E uit een plan van aanpak
om de arbeidsrisico's terug te dringen. Bijna driekwart van de werkgevers heeft aangegeven
dat een plan van aanpak is gemaakt. Grote vaker dan kleine.
De arbocoördinator
Een arbocoördinator is een werknemer die binnen een bedrijf of organisatie belast is met het
arbeidsomstandighedenbeleid. In totaal heeft 40% van de ondervraagde bedrijven of
organisaties een arbocoördinator. Het is mogelijk dat dit aantal in werkelijkheid hoger ligt
omdat niet alle bedrijven de term arbocoördinator hanteren. In de vraagstelling is wel
expliciet de term arbocoördinator gebruikt. Het zijn met name de grote bedrijven of
organisaties die zo'n coördinator hebben. Het takenpakket van de arbocoördinator is vrij
divers. Het meest genoemd zijn `alles omtrent arbo' (49%), `het mede vormgeven van
arbobeleid' (31%) en `het opstellen van een plan van aanpak` (26%). Het merendeel van
deze coördinatoren heeft geen specifieke vooropleiding.
Motieven arbobeleid
Werkgevers kunnen om diverse overwegingen aan arbobeleid doen, bijvoorbeeld omdat het
verplicht is of omdat ze vinden dat dit moreel juist is. De morele motieven (gezondheid van
werknemers en opvatting dat dit moreel juist is) zijn de belangrijkste overwegingen om aan
arbobeleid te doen (63%); vooral bij grote bedrijven. Ook de wettelijke motieven
(verplichtingen Arbowet en vrees voor arbeidsinspectie) zijn van majeur belang (59%);
maar dan vooral bij de kleine bedrijven. Veel minder belangrijk zijn economische- en imago
motieven (20% en 2%). Deze spelen echter relatief sterk bij grote bedrijven. Opmerkelijk is
wel dat 62% van de bedrijven aangeeft dat een grotere financiële verantwoordelijkheid leidt
tot meer maatregelen in de preventieve sfeer.
Wet- en regelgeving
Gevraagd is hoe de verplichtingen worden ervaren die voortvloeien uit de Arbowet. 44%
geeft aan dat zij deze als (zeer) positief ervaren, 22% is neutraal en 32% is (zeer) negatief.
Wat dit laatste betreft: dit ligt in kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers veel hoger
(40%) dan in grote bedrijven met meer dan honderd werknemers (14%).
Een meerderheid van de bedrijven en organisaties (59%) is van mening dat de wet- en
regelgeving rondom arbobeleid goed uitvoerbaar is binnen de organisatie. Bijna de helft is
het niet eens met de stelling `zonder wet- en regelgeving op het gebied van de arbeids-
omstandigheden zou onze organisatie minder aandacht besteden aan arbeidsomstandig-
heden'. Verder heeft een aantal verbeteringen voor wet- en regelgeving voorgesteld. De
meest genoemde verbetering (33%) is `vermindering van wet- en regelgeving'. Een kwart
vindt dat de regelgeving in de praktijk goed uitvoerbaar moet zijn en 17% wenst dat
regelgeving eenvoudiger wordt. Het merendeel (59%) vindt dat afspraken op brancheniveau,
zoals arboconvenanten, een geschikt instrument zijn om daadwerkelijke veranderingen te
realiseren.
Informatievoorziening
Werkgevers gaven aan dat hun belangrijkste bronnen voor informatie zijn de arbodienst
(50%), vaktijdschriften (48%), de branche-organisatie (36%) en internet (34%). De
informatie wordt door 88% van de werkgevers als goed of voldoende beoordeeld. Tenslotte
blijkt 15% van de werkgevers belemmeringen te ervaren bij het verzamelen van informatie.
Met name de toegankelijkheid van informatie wordt als knelpunt genoemd.
ARBO/KON/2005/11356
3
Inkoop diensten buiten arbodienst
Werkgevers kunnen ook diensten op het gebied van arbobeleid en ziekteverzuimbegeleiding
inkopen buiten de arbodienst om. Zo'n 15 procent van de werkgevers heeft aangegeven het
afgelopen jaren diensten buiten de arbodienst om te hebben ingekocht. Het betreft in de
meeste gevallen grote bedrijven of organisaties waar dit is gebeurd. Diensten die vaak
worden ingekocht zijn reïntegratiediensten, psychische hulp en voorlichting en training.
Maatregelen en aard ervan
Aan werkgevers is de vraag voorgelegd voor welke arbeidsrisico's de arbeidsorganisaties de
afgelopen twee jaar concrete maatregelen hebben genomen. 31 procent heeft aangegeven dat
zij geen maatregelen hebben genomen. Hiervan heeft ruim de helft ook aangegeven dat er
volgens de RI&E geen risico's zijn. Van de werkgevers die wel concrete maatregelen
hebben genomen, zijn deze vooral genomen tegen RSI (37%), tillen, dragen, duwen en
trekken (30%), en machineveiligheid (23%). De meeste werkgevers hebben geïnvesteerd in
technische voorzieningen zoals het aanpassen van machines waarmee gewerkt wordt en
aanpassing van de werkplek zelf (zoals hoogte, veiligheid). Van de werkgevers geeft 27
procent aan dat zij de afgelopen twee jaar hebben geïnvesteerd in uitbreiding van
persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals helm, handschoenen en veiligheidsbril. Grote
organisaties blijken vaker procesmatige verbeteringen door te voeren dan klein(er)e
organisaties. Dit geldt ook als het gaat om het geven van voorlichting en/of training. Kleine
organisaties investeren daarentegen vaker in veiligheid.
Brancheorganisatie
Van de werkgevers die aangesloten zijn bij een brancheorganisatie geeft 82 procent aan dat
hun brancheorganisatie belangstelling stelt in arbobeleid. De rol van de brancheorganisatie
bij het ondersteunen van organisaties rondom arbobeleid wordt als goed beoordeeld.
Conclusies
Deze monitor levert nieuwe inzichten op ten aanzien van de gedragingen van werkgevers op
arboterrein, en draagt bij aan een beter begrip van de beleidsvoering door werkgevers en
hun afwegingen daarbij in de praktijk. Het gaat daarbij dus niet om een inschatting van de
situatie van de feitelijke arbeidsomstandigheden in bedrijven, maar meer om de vraag hoe
en op grond van welke motieven en overwegingen de werkgevers invulling geven aan hun
taakopdracht voor een adequate beleidsvoering.
De rapportage geeft naar mijn oordeel een goed inzicht in de dynamiek van de arbodienst-
verlening en de afwegingen die werkgevers maken bij het inhuren ervan. Hieruit komt
ondermeer naar voren dat maatwerk door arbodiensten van belang is, en dat prijsstelling
geen overheersende factor is. In samenhang hiermee bestaat ook de indruk dat ook de markt
van het inkopen van arbodienstverlening buiten de eigen arbodienst om aanzienlijk is, en in
omvang langzaam toeneemt.
Verder geeft de rapportage informatie over de kenmerken van de arbocoördinator. Naar
mijn verwachting zullen de eigenschapen daarvan in hoge mate overeenkomen met de per 1
juli 2005 in ieder bedrijf aan te wijzen preventie-medewerker in het kader van de
wetswijziging Maatwerk Arbodienstverlening. Bemoedigend is dat zoveel bedrijven al
beschikken over een werknemer belast met de zorg voor arbeidsomstandigheden. Dat lijkt
een goede start voor de komende introductie van de preventiemedewerker voor de zorg voor
veiligheid en gezondheid op het werk.
ARBO/KON/2005/11356
4
Ook blijkt dat voor wat betreft de RI&E de arbodiensten zelf leidend zijn. De meeste
bedrijven maken gebruik van een model van de arbodienst, en in veel minder gevallen wordt
gebruik gemaakt van een bedrijfsspecifieke RI&E van een arbodienst of een sectorale RI&E
van de brancheorganisatie. In de meeste gevallen hebben werkgevers de afgelopen twee jaar
maatregelen getroffen tegen de volgens hun RI&E belangrijkste arbeidsrisico's.
Als laatste punt wil ik aanhalen dat brancheorganisaties een haast evenzo grote rol blijken te
spelen in de informatievoorziening over arbo richting bedrijven als de arbodiensten. Hun
ondersteunende rol op dit punt wordt door veel werkgevers dan ook gewaardeerd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid