Nationale Bank van België
2005-03-16
PERSCOMMUNIQUÉ
Prijszetting door de Belgische bedrijven: resultaten van de ad-hocenquête van de Bank
NBB Working Paper No. 65 - Research Series - www.nbb.be
In deze Working Paper worden de resultaten voorgesteld van een ad-hocenquête naar het
prijszettingsgedrag bij zowat 2.000 Belgische bedrijven uit de verwerkende nijverheid, de bouwnijverheid,
de handel en de diensten aan bedrijven. De door de enquête gedekte sectoren vertegenwoordigen samen
60 pct. van het bbp. De enquête werd door de Bank uitgevoerd in februari 2004, in het kader van het
"Eurosystem Inflation Persistence Network" (IPN), een researchnetwerk van de 12 nationale centrale
banken van het eurogebied, de ECB en de academische wereld. Dat researchnetwerk onderzoekt de
omvang, de oorzaken en de gevolgen van inflatiepersistentie.
Teneinde een goed inzicht te verwerven in het prijszettingsgedrag, oordeelde het IPN dat het nuttig was
een ad-hocenquête te voeren in de verschillende landen van het eurogebied. Het comparatieve voordeel
van dergelijke enquêtes bestaat erin dat kan gepeild worden naar de achterliggende motieven van het
geobserveerde prijszettingsgedrag, terwijl die moeilijker te achterhalen zijn op grond van kwantitatieve
gegevensbestanden omtrent consumenten- en producentenprijzen. Een gelijksoortige enquête werd
gevoerd door 9 nationale centrale banken en de globale resultaten voor het eurogebied zullen in de loop
van 2005 worden bekendgemaakt. Vandaag publiceert het IPN de paper "Price-setting behaviour in
Belgium: what can be learned from an ad hoc survey?" in de ECB Working Paper Series. Deze paper wordt
tegelijkertijd gepubliceerd in de Working Paper-reeks van de NBB. Het betreft een meer technische
bespreking van de enquêteresultaten dan het onlangs gepubliceerde artikel "Prijszetting door de Belgische
bedrijven: resultaten van de ad-hocenquête van de Bank" (Economisch Tijdschrift van het 4de kwartaal
2004).
De enquête peilt vooral naar antwoorden op de volgende vragen: in welke omgeving zijn de bedrijven
actief? Welke factoren leiden tot prijsaanpassingen? Wanneer worden de prijzen aangepast en zijn ze
flexibel of star? Waarom zijn de prijzen star? De belangrijkste resultaten worden hieronder samengevat.
Marktstructuur en concurrentiegraad zijn cruciale omgevingsfactoren in het prijszettingsgedrag. Zo is een
zekere mate van marktmacht noodzakelijk teneinde de prijsbeslissing van een bedrijf inhoud te geven. Bij
afwezigheid van marktmacht (perfecte concurrentie) beslist een bedrijf immers niet zelf over de prijs, maar
is deze laatste door de markt gegeven en zal hij steeds gelijk zijn aan de marginale kosten. Met andere
woorden, er wordt geen mark-up toegepast. In een dergelijke omgeving is er ook geen ruimte voor
prijsstarheid, precies omdat het bestaan van een mark-up noodzakelijk is opdat bedrijven in de gelegenheid
zouden zijn hun prijs niet aan te passen als de kosten veranderen. Volgens de enquêteresultaten wijkt de
omgeving waarin de Belgische bedrijven actief zijn duidelijk af van een situatie van perfecte concurrentie.
Verschillende indicatoren geven immers aan dat de bedrijven beschikken over een zekere marktmacht, die
groter is op de Belgische markt dan in het buitenland. Bovendien blijkt het merendeel van de bedrijven uit
de verwerkende nijverheid zijn prijs aan te passen aan de afzetmarkt (pricing-to-market).
Dit betekent evenwel niet dat relaties met klanten en het gedrag van de concurrenten niet belangrijk
zouden zijn voor het prijszettingsgedrag van de Belgische bedrijven. De prijs van de concurrent(en) wordt
in de enquête immers aangeduid als een belangrijke factor voor de bepaling van de eigen prijs en als een
bron van prijsaanpassingen, dit laatste meer in het geval van prijsverlagingen dan van prijsverhogingen. De
prijs van de concurrent speelt al bij al een iets prominentere rol in de verwerkende nijverheid. Volgens de
resultaten van de enquête lijkt de omgeving waarin de industriële bedrijven actief zijn, globaal genomen
concurrentiëler dan voor de andere sectoren. Kosten spelen eveneens een belangrijke rol in het
prijszettingsgedrag, iets meer in opgaande dan in neerwaartse zin, terwijl vraagschommelingen vooral een
motief blijken te zijn om over te gaan tot een prijsdaling.
Communicatie de Berlaimontlaan 14 tel. + 32 2 221 46 28 BTW BE 203 201 340
Nationale Bank van België n.v. BE-1000 BRUSSEL www.nbb.be
---
Wat de frequentie en het tijdstip van de prijsaanpassingen betreft, wijzen de enquêteresultaten op een
relatief hoge graad van prijsstarheid. De gemiddelde tijdsduur tussen twee opeenvolgende
prijsherberekeningen bedraagt 10 maanden en die tussen twee opeenvolgende prijsveranderingen 13
maanden. De hoogste graad van prijsstarheid werd genoteerd voor de dienstverlening aan bedrijven en de
laagste werd opgetekend in de bouwnijverheid. Bij het leeuwendeel van de bedrijven is de
prijsherberekening tijdafhankelijk als de toestand normaal is. Dit betekent dat ze de prijs herberekenen op
een bij voorbaat vastliggend tijdstip, bijvoorbeeld bij het begin van ieder jaar. Indien er zich voldoende
belangrijke economische schokken voordoen, wordt het proces evenwel situatieafhankelijk bij het
merendeel van de bedrijven. Dit wil zeggen dat de prijzen meteen kunnen reageren op voldoende grote
schokken, namelijk als de afwijking tussen de aangerekende prijs en zijn nieuwe optimale niveau
voldoende groot geworden is om de kosten van een prijsaanpassing te compenseren.
De enquête is wellicht de enige bron van informatie die het mogelijk maakt na te gaan waarom de prijzen
star zijn. Volgens de enquêteresultaten zijn de verklaringen voor prijsstarheid zowel van nominale als van
reële aard. Eerstgenoemde hebben vooral te maken met het bestaan van impliciete en expliciete
contracten met klanten en slechts in geringe mate met het bestaan van menukosten of kosten voor het
inzamelen van de voor de prijszetting relevante informatie. Impliciete en expliciete contracten blijken vooral
een bron van prijsstarheid te zijn in de sectoren waar bedrijven een lange-termijnrelatie met hun klanten
onderhouden. De reële rigiditeiten hebben vooral betrekking op (i) een vlak cyclisch verloop van de
marginale kostencurve, waardoor er minder reden is om de prijzen als gevolg van de conjunctuurcyclus te
veranderen en (ii) verschillende bronnen van contracyclische bewegingen in de gewenste mark-up. Dat
laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer bedrijven afzien van een prijsverlaging in een recessie, teneinde
hun cashflow op peil te houden. Deze bevindingen zijn conform met de recente economische theorie die
precies de interactie tussen nominale en reële rigiditeiten naar voor schuift ter verklaring van de inertie in
de prijszetting.
Daarenboven werd vastgesteld dat de laatste prijsherberekening slechts voor een derde van de bedrijven
gebeurde op basis van een volledige informatieset, die ook verwachtingen omtrent de toekomst behelst. De
andere bedrijven baseerden zich op een beperktere informatieset, met enkel informatie m.b.t. de huidige
omgeving, of pasten een vuistregel toe (bijvoorbeeld de indexering van hun prijs aan de hand van de
consumptieprijsindex). Het prijszettingsgedrag is het meest op de toekomst gericht in de verwerkende
nijverheid, terwijl het gebruik van vuistregels het hoogst is in de dienstverlening aan bedrijven. Het bestaan
van een aanzienlijke graad van niet op de toekomst georiënteerd prijszettingsgedrag kan een extra bron
van inertie in het inflatieproces vormen.
Communicatie de Berlaimontlaan 14 tel. + 32 2 221 46 28 BTW BE 203 201 340
Nationale Bank van België n.v. BE-1000 BRUSSEL www.nbb.be HRB 22 300