ChristenUnie


Bijdrage debat Wijziging wet subsidiëring politieke partijen Donderdag 17 Maart 2005 - 15:10

Alleen uitgesproken tekst geldt

Arie Slob: In de afgelopen maanden hebben we een aantal keren met minister Remkes wetsvoorstellen besproken die een vaak jarenlange aanloop hebben gekend om tot behandeling in de Tweede Kamer te komen. Ik denk bijvoorbeeld aan het wetsvoorstel rond de WGR-Plus en het integriteitsbeleid. Het wetsvoorstel rond de subsidiëring politieke partijen dat we vandaag behandelen past ook in dit rijtje. Hier praten we al ruim drie jaar over. Het wetsvoorstel dat we behandelen regelt ook nog maar een aantal onderdelen van de voorgenomen wijzigingen. Het wachten is nog op een tweede wetsvoorstel dat de minister in juni 2005 in de ministerraad hoopt te brengen. Hoewel de fractie van de ChristenUnie het fraaier had gevonden als een en ander in één integraal wetsvoorstel was uitgewerkt, delen we de opvatting van de minister dat nog langer wachten een onverantwoorde onzekerheid over de financiële huishouding bij politieke partijen had veroorzaakt.

In de memorie van toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel spreekt de minister behartenswaardige woorden over de positie van politieke partijen in het democratisch bestel. De verleiding is groot om daar nu uitgebreid op in te gaan. Vanwege de tijd zal ik dit niet doen. Wel past in het kader van dit wetsvoorstel de indringende vraag inhoeverre politieke partijen hun ook door de minister zo bepleitte onafhankelijkheid kunnen vasthouden als ze door een forse verhoging van de subsidiebedragen financieel meer afhankelijk worden van diezelfde overheid. Het zijn vragen waar politieke partijen niet te snel voor moeten weglopen. Ook niet als ze vanwege hun mogelijk precaire financiële huishouding maar al te graag een verhoging van hun subsidie-inkomsten tegemoet zien. Toegegeven moet worden dat de minister een punt heeft als hij aangeeft dat door de verruiming van de subsidiale doelen er meer bestedingsvrijheid voor politieke partijen ontstaat. Blijft staan het risico van een zekere verstatelijking van politieke partijen als een belangrijk deel van hun inkomsten bij de overheid vandaan komt. Zoals bekend hebben we het niet over kleine bedragen. Zeker niet als we bedenken dat een meerderheid in de Tweede Kamer besloten heeft de subsidies aan politieke partijen met 50% te verhogen.

In de voorstellen van de minister zal voortaan niet alleen meer de verkiezingsuitslag als criterium gelden voor subsidietoekenning, maar ook het aantal leden dat een politieke partij telt. Mijn fractie is blij met deze uitbreiding. Dit zijn prikkels die politieke partijen nodig hebben om ernst te maken van hun ledenwerving. Toen ik daar in 2002 in een debat met toenmalig minister de Vries al een pleidooi voor voerde, werd dat nog afgedaan met de opmerking dat de overheid geen lepeltjes hoefde uit te reiken aan een nieuw lid en dat er geen stimuleringspremie gezet moest worden op het werven van leden voor politieke partijen (debat 24 januari 2002). Terecht geeft de minister in de nieuw voorgestelde verdeling wel een zwaarder gewicht aan de stem van de kiezer. Hij merkt ook op dat de voorgestelde verdeling van
1 op 4 arbitrair is. Dat ben ik met hem eens. Graag geven wij een wat iets zwaarder gewicht aan het ledental van politieke partijen in de te hanteren formule voor subsidieverdeling (2/3 tot 1/3 i.p.v. 80%-20%). Het zal een nog grotere prikkel zijn voor politieke partijen om serieus werk te maken van ledenwerving. Mede om die reden heb ik samen met collega van der Staaij en van der Ham een amendement ingediend.

Ik heb nog wel een vraag over de criteria die worden toegepast om te beoordelen of iemand daadwerkelijk als lid van een politieke partij mag meetellen in de zin van de Wetsubsidiëring politieke partijen. Gesteld wordt ondermeer dat iemand dan tenminste één stem in de algemene vergadering moet hebben en toegang tot deze vergadering om aldaar het stemrecht uit te oefenen. Ik ga ervan uit dat een systeem van getrapte zeggenschap ook onder de definitie zal vallen.

We hebben ook met de SGP en D66 een amendement ingediend om analoog aan de verhoging van de subsidie voor politiek-wetenschappelijke instituten de subsidiebedragen voor politieke jongerenorganisaties te verhogen. Het doet recht aan het grote belang van politieke participatie door jongeren en de actieve wijze waarop jongerenorganisaties zich daarvoor inzetten, maar ook wordt hierdoor voorkomen dat vanwege de maximering van de subsidie door extra ledenwerving de jongerenorganisaties elkaar onderling beconcurreren. Ook is het beter om het op deze manier te regelen, dan dat de jongerenorganisaties voor aanvullende financiering afhankelijk worden gemaakt van hun moederpartij. Laat ze alstublieft blijven functioneren als de bekende luis in de politieke pels. Het simpele feit dat in het regeerakkoord jongerenorganisaties niet genoemd worden in het rijtje van politieke partijen en hun wetenschappelijke- en scholingsinstituten vind mijn fractie een te mager argument om nu niets te doen. Ons amendement is overigens budgettair neutraal. Dat zeg ik in het bijzonder in de richting van de coalitiepartijen. Ook staat mijn naam onder een amendement van D66-SGP-ChristenUnie om de verdeling 2/3 1/3 ook bij de jongerenorganisaties door te voeren.

Het wetsvoorstel regelt ook de uitbreiding van het aantal subsidiale doelen. Mijn fractie kan daarmee instemmen. Blijft wat mijn fractie betreft alleen nog maar staan de positie van de lokale, niet landelijk georganiseerde partijen. Mijn fractie is gevoelig voor de argumentatie van het VNG dat er een verdere financiële ongelijkheid dreigt te ontstaan tussen landelijke partijen enerzijds en regionaal en lokaal georganiseerde partijen anderzijds. Het formele antwoord van de minister dat er in financiële zin geen rijksverantwoordelijkheid voor het politieke bestel op lokaal niveau zou zijn, is als reactie daarop niet bevredigend. Zeker niet als je bedenkt dat rijkssubsidie aan landelijk opererende politieke partijen natuurlijk ook een effect zal hebben naar het functioneren van diezelfde partijen op lokaal en regionaal niveau. Ik heb de oplossing voor dit probleem niet in mijn binnenzak, maar wil het ook niet onbesproken laten. Graag een reactie hierop van de minister.


---