Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

Datum

17 maart 2005
Ons kenmerk
DGP/WV/U.0500490
Doorkiesnummer

Bijlage(n)

-
Uw kenmerk

Onderwerp
kamervragen

Geachte voorzitter,

Hieronder volgen de antwoorden op de vragen van het lid de heer Duyvendak over de verkeersader Schiphol - Almere.

Klopt het dat in de startnotitie "Hoofdwegverbinding Schiphol Almere" de A6/A9 variant door de open ruimte van de Gein- en Vechtstreek en vlak langs het Naardermeer is opgenomen?


1. Ja, dat klopt. De studie Schiphol - Almere richt zich op de weguitbreiding in een
uitgebreid plangebied tussen Schiphol, Amsterdam en Almere. Daarbij worden twee hoofdrichtingen uitgewerkt:
A: het uitbreiden en stroomlijnen van de bestaande snelwegen A6, A1 en A9, het zogenaamde stroomlijnalternatief;
B: een nieuwe wegverbinding tussen A6 en A9, het A6/A9 alternatief. Dit alternatief kent diverse inpassingsvarianten waaronder de aanleg van een tunnel.

Waarom gaat u hiermee voorbij aan het breed gedragen akkoord "De Uitweg", waarin wordt gesteld dat voor de aanpak van mobiliteitsproblemen gekozen wordt voor een breed pakket van maatregelen om files te bestrijden, te weten een proef
met beprijzen van het autorijden tijdens de spits, forse investeringen in het spoor, te beginnen met een verdubbeling van het aantal spitstreinen tussen Almere en Amsterdam, het dichter bij elkaar brengen van wonen en bedrijven en uitbreiden van bestaande wegen?


2. Het merendeel van de elementen uit "De Uitweg" wordt betrokken bij de planstudie
Schiphol - Almere. Zo wordt er rekening gehouden met de reeds geplande uitbreiding van het openbaar vervoer en het wegennet. Ook wordt er rekening gehouden met de (zeer beperkte) mogelijkheden voor sturing van bedrijvigheid richting Almere. Verder worden de effecten van prijsbeleid voor beide alternatieven in de planstudie meegenomen.

Overigens hebben de partijen in de "Uitweg" geconcludeerd dat ondanks al deze maatregelen capaciteitsvergroting van de weginfrastructuur onvermijdelijk is. Deze conclusie wordt bevestigd in de integrale MIT Verkenning Haarlemmermeer - Almere.
In deze Integrale MIT - verkenning Nieuwe stijl is de bereikbaarheidsproblematiek nu en in de toekomst (2010, 2020 en doorkijk naar 2030) onderzocht en zijn mogelijke oplossingsrichtingen geanalyseerd (effecten van investeren in weg en openbaar vervoer) en effecten van beprijzen. Voor een uitgebreide onderbouwing verwijs ik u naar deze verkenning die mijn collega van VROM naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Deelt u de mening dat het in principe alleen zinvol is varianten te laten onderzoeken waarvan realisatie een reële optie is? Hoe ligt dat in het geval van de verbinding schiphol Almere.


3. Ja, reële varianten moeten objectief worden onderzocht, dit zal dan ook in de plan-studie gaan gebeuren. Reëel wordt hier bedoeld in de zin van technische haalbaar en probleemoplossend. Of de concrete realisatie voor alle alternatieven en varianten een reële optie is, is afhankelijk van het kunnen voldoen aan alle wettelijke regelingen en eisen, hetgeen nog niet voor alle alternatieven en varianten nu al is te concluderen. De politieke wenselijkheid kan door elke politieke partij anders worden ingevuld; mede op basis van onderzoek dat wordt verricht naar maatschappelijk draagvlak. Er is een breed draagvlak om de infrastructuur tussen Amsterdam en Almere te verbeteren. Ook het voorstel om onderzoek te doen naar twee hoofdalternatieven wordt door meerdere partijen uit de regio gedragen, hoewel de keuzes die betrokken overheden voorstaan soms verschillend zijn.
Er schuilt overigens ook een gevaar in het te vroeg "afvoeren" van een alternatief.
De wenselijkheid van een alternatief moet een brede politieke en publieke afweging zijn op basis van de studiegegevens. Dat zal ook gaan gebeuren.

Waarom wordt een alternatief onderzocht waarvoor bij de betrokken overheden en maatschappelijke organisaties geen enkel draagvlak is?


4. De meningen over het onderzoeken van het A6/A9 alternatief zijn genuanceerder dan u aangeeft. Voor de provincie Noord Holland is een studie naar de verbinding A6/A9 overbodig. De gemeente Amsterdam, het ROA en de provincie Flevoland echter willen de A6/A9 als optie voorlopig op de agenda houden. Uit de inspraak komt
eveneens een gedifferentieerd beeld naar voren: veel maatschappelijke organisaties en omwonenden zijn tegen het A6/A9 alternatief, terwijl uit de hoek van het bedrijfsleven en insprekers vanuit Almere hier veelal de voorkeur naar uitgaat. Verder zijn er veel tegenstanders (veelal omwonenden aan het bestaande tracé) van het stroomlijnalternatief. Gegeven deze nuances en het feit dat er momenteel nog onvoldoende feitelijke informatie aanwezig is om een alternatief onderbouwd af te laten vallen, kies ik ervoor beide hoofdalternatieven voorlopig nog mee te nemen in de planstudie. In het kader van de planstudie zal verder een publieksonderzoek plaats gaan vinden en wordt nagegaan hoe de verschillende belangengroepen bijvoorbeeld door middel van discussierondes nadrukkelijker betrokken kunnen worden bij de planstudie. Momenteel worden de richtlijnen door het bevoegd gezag opgesteld (de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de minister van Verkeer en Waterstaat). Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de inspraakreacties en adviezen welke begin 2005 als reactie op de startnotitie zijn opgesteld.


1. Wat vindt u van de opstelling van de gemeenten, verenigd in het gewest Gooi- en Vechtstreek, waaruit blijkt dat zij geen enkele medewerking willen verlenen aan de A6/A9 variant?


5. Het lijkt mij niet verstandig om op dit moment al voor te sorteren op de keuze. In deze studie wordt juist de mogelijkheid geschapen om tot een goede afweging van alternatieven en varianten daarbinnen, te komen. Alle voor- en nadelen van mogelijke oplossingrichtingen zullen zo objectief mogelijk in beeld komen. Pas dan kan een goed besluit worden genomen. We betrekken de regionale partijen en maatschappelijke organisaties nadrukkelijk bij de activiteiten van de Planstudie en de Noordvleugel. Zo worden initiatieven zoals het Project de Groene Uitweg (initiatief van de regio en natuur- en milieu organisaties voor het gebied tussen Holendrecht en Muiderberg) en de IJmeerverkenning nadrukkelijk bij de planvorming betrokken.

Waarom is in de startnotitie geen plaats voor alternatieven als beprijzen en investeringen in openbaar vervoer?


6. Zie het antwoord op vraag 2.

Waarom wordt in de startnotitie expliciet voor "trechtering" gekozen, terwijl dit juist kan leiden tot het negeren van waardevolle en bruikbare alternatieven? Gaat u hiermee niet voorbij aan de conclusies van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten?


7. Ik deel de mening van de TCI dat niet te vroeg tot "trechtering" moet worden overgegaan. De MIT-verkenning is uitgevoerd volgens de spelregels van de "MIT-verkenning nieuwe stijl", wat onder meer inhoudt dat het mogelijke probleem centraal staat en dat de daarbij horende oplossingsrichtingen worden verkend. Op basis van dat onderzoek is geconcludeerd dat het capaciteitstekort van de weginfrastructuur tussen Amsterdam en Almere het grootste probleem is. Ook is de Kamer middels de verkenning medegedeeld wat de belangrijkste oplossingsrichtingen hiervoor zijn. Juist om niet overhaast te trechteren wil ik nu nog niet één van de twee voorgestelde hoofdalternatieven laten afvallen.

Omdat het ondoenlijk is de twee hoofdalternatieven met alle subvarianten (in inpassing, tracévoering, aantal stroken, etc.) tot in detail uit te werken zal het Kabinet in 2006 besluiten welke varianten verder zullen worden onderzocht. Dit besluit kan niet los gezien worden van een aantal andere besluiten, bijvoorbeeld de groei van Almere, een IJmeerverbinding/ZZL en de gewenste ruimtelijke kwaliteiten voor dit gebied. Vandaar dat het Kabinet in 2006 middels het Programma Noordvleugel (gebaseerd op uitvoeringsprogramma van de Nota Ruimte) over deze projecten in onderlinge samenhang een besluit zal nemen. Na het besluit in 2006 zal met een zeer beperkt aantal varianten worden verder gestudeerd zodat het mogelijk blijft om uiterlijk in 2010 tot realisatie over te gaan.

Overigens kan ik u melden dat momenteel door het kabinet een reactie op de conclusies van de TCI wordt opgesteld. Daarin zal de relatie met de planstudie Schiphol Almere aan de orde komen.

Bent u bereid om gevolg te geven aan "De uitweg"en de A6/A9 variant niet verder mee te nemen in de procedure voor de corridor Haarlemmermeer - Almere en beprijzing en investeringen in openbaar vervoer toe te voegen als volwaardige alternatieven voor het Stroomlijn alternatief? Zo neen, waarom niet?


8. Met betrekking tot beprijzen en openbaar vervoer heb ik u gemeld dat zowel de MIT-verkenning als de Uitweg hebben geconcludeerd dat dit de verergering van de fileproblematiek niet voldoende zal kunnen tegengaan (zie verder de beantwoording op vraag 2).
In 2006 zal het Kabinet besluiten of het A6-A9 alternatief afvalt of niet (zie verder de beantwoording op vraag 3).

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs