Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Mevrouw drs. K.M.H. Peijs
Postbus 20901
2500 EX Den Haag

Betreft: Externe Adviesgroep Beoordeling Business Case Exploitatie Betuweroute Bijlage: Eindadvies business case exploitatie Betuweroute Den Haag, 21 maart 2005
Geachte mevrouw Peijs,
Bij brief van 14 juli 2004 heeft u de Externe Adviesgroep Beoordeling Business Case Exploitatie Betuweroute (hierna: adviesgroep) verzocht advies uit te brengen over de methode van beoordeling van de door Havenbedrijf Rotterdam en Pro Rail te presenteren Business case en over deze Business case zelf. Het eindadvies van de adviesgroep vindt u als bijlage bij deze brief. Ik zal hieronder de belangrijkste elementen van dat eindadvies aangeven. Procedure
Op 23 februari 2004 heeft u Havenbedrijf Rotterdam uitgenodigd om samen met ProRail en eventueel met andere partijen een Business case in te dienen voor een kostendekkende exploitatie van de Betuweroute. De procedure van indiening en beoordeling van de Business case zijn neergelegd in het Informatiedocument dodo 18 juni 2004, het Beoordelingskader dodo 29 oktober 2004 en de op 11 november 2004 bij de notaris gedeponeerde Referentiecase. Op 30 november 2004 dienden Havenbedrijf Rotterdam en ProRail hun business case in. Zij vulden die business case aan met addenda van 10 januari 2005, 14 januari 2005 en 2 maart 2005. De adviesgroep heeft zich bij haar werkzaamheden geconcentreerd op inhoudelijke beoordeling van de Business case. De adviesgroep concludeert echter op basis van de aan haar gerapporteerde bevindingen en verstrekte documenten dat de procedure van indiening en beoordeling van de Business case op zorgvuldige wijze is doorlopen, waarbij oak recht is gedaan aan de complexiteit van een vraagstuk als de exploitatie van de Betuweroute. Beoordelingsmethode
Kern van de door uw departement gehanteerde methode van beoordeling van de Business case (waaronder begrepen de addenda die daaraan zijn toegevoegd) is de Referentiecase waaraan de Business case is getoetst. Deze Referentiecase wil de weerspiegeling zijn van de exploitatie van de Betuweroute zoals dele door een gemiddelde, goed beheerde onderneming IOU kunnen plaatsvinden. De adviesgroep is van oordeel dat die beoordelingsmethode in beginsel deugdelijk is, zowel vanuit economisch als vanuit juridisch perspectief. Tegelijkertijd signaleert de adviesgroep, dat de de exploitatie van de Betuweroute de komende jaren niet alleen projectrisico's zal kennen maar oak gekenmerkt zal worden door grate marktonzekerheden. Die onzekerheden hebben onder meer betrekking op: .de vraag of en welke doorlopende treinpaden kunnen worden aangeboden; .de ontwikkeling van de vraag naar transportcapaciteit op de Betuweroute in relatie tot andere vervoersmodaliteiten;

de vraag, hoe andere spelers op dele markt lith zullen ontwikkelen, en de vraag in welk

tempo en langs welke lijnen de liberalisering van de spoormarkt lith zal voltrekken.

Dergelijke marktonzekerheden zijn overigens oak verwerkt in de Reterentiecase. De adviesgroep is van oordeel dat dele onzekerheden van zodanig gewicht zijn dat daaraan reeds op lith zeit de conclusie moet worden verbonden dat in dit stadium langjarige gunning van de exploitatie van de Betuweroute aan de markt ontraden moet worden; marktpartijen die de exploitatie van de Betuweroute aangaan, zullen dele marktonzekerheden -naar verwachting van de adviesgroep - vertalen in torse risicopremies, waardoor de Staat op dit moment onevenredig veel IOU moeten betalen voor het vermarkten van dit exploitatierisico. Business case
De adviesgroep is van oordeel dat een Business case is aangeboden met weinig commerciele inhoud en onderbouwing. Het is een Business case zander een gedegen marktanalyse, met een substantieel hogere overheidsbijdrage dan voorzien in de Referentiecase en, mede gezien de concessieduur, een zware risicoallocatie richting de Staat. De inhoudelijke onderbouwing en onderlinge samenhang van de plannen ontbreekt op veel belangrijke punten, met name: .De Business case geeft onvoldoende invulling aan de door de markt gewenste kwaliteitssprong van de primaire dienst, zijnde het aanbieden van complete treinpaden tussen de zeehavens en industrie in Nederland enerzijds en het Europese achterland anderzijds, en dit mede met behulp van buitenlandse partners.
.De Business case geeft geen gedegen, op onderbouwing vanuit de markt rustend, commercieel plan. Met name ontbreekt een analyse van klantenwensen, concurrentieel aanbod, en prijstelling per marktsegment.
.De Business case wentelt vrijwel aile exploitatierisico's af op de Staat. De adviesgroep is dan oak van oordeel dat de gepresenteerde Business case geen goede basis biedt voor onderhandelingen gericht op gunning van een langjarige concessie voor de exploitatie van de Betuweroute. De slaagkans van een commercieel succesvolle exploitatie is onvoldoende verzekerd, de prijs die van de Staat wordt gevraagd is te hoog en de bereidheid risico's te dragen is te klein.
Verdere aanpak
Aangezien de adviesgroep de commerciele onderbouwing van de Business case onvoldoende vindt, geeft de adviesgroep in dit advies haar visie op de exploitatie van de Betuweroute op basis van fen marktanalyse (bijlage 2 van het eindadvies). De kern van dele marktanalyse is het volgende: .De Betuweroute is slechts fen kleine schakel in mondiale en Europese logistieke ketens voor het vervoer van goederen tussen verzenders en ontvangers. De verzenders en ontvangers van goederen zijn niet ge.jnteresseerd in het specifieke Betuweroute deel van het spoor. .De Europese spoormarkt komt in beweging als gevolg van de ingezette liberalisering. De adviesgroep verwacht dat er de komende jaren marktpartijen zullen ontstaan die op Europese schaal treinpaden gaan aanbieden. De exploitatie van de Betuweroute moet daarom worden bezien met fen Europese -met name Duitse -bril. .Er is voldoende marktpotentieel om van de exploitatie van de Betuweroute fen succes te maken. Hiertoe is het noodzakelijk dat de kwaliteit van de treinpaden, de klantgerichtheid en efficiency van het spoorgoederenvervoer van de zeehavens en industrie tot aan de terminals en laad- en losplaatsen in Europa verder verbetert. .Voor de exploitatie van de Betuweroute is marktkennis nodig om gericht te concurreren met wegvervoer en binnenvaart, op die marktsegmenten en niches waar spoorvervoer sterk is of kan worden ten aanzien van kwaliteit en prijs. Via fen afgewogen gedifferentieerde prijsstelling kunnen de opbrengsten van de exploitatie van de Betuweroute worden gemaximaliseerd.

Aanbevelingen


1 De adviesgroep is van oordeel dat de gepresenteerde Business case onvoldoende basis biedt voor onderhandelingen gericht op fen gunningsbesluit dat tot maximalisatie van de kostendekkingsgraad kan leiden. De adviesgroep daft dan oak de aanbeveling onderhandelingen gericht op uitgifte van fen vijftienjarige concessie aan Havenbedrijf en ProRail achterwege te laten

2 De adviesgroep is van oordeel dat de onderhavige markt in fen zodanig pril stadium verkeert en met zodanige exploitatierisico's is omgeven dat uitgifte van fen concessie voor de commerciele exploitatie -dus voor rekening en risico van fen marktpartij -thans prematuur is. De adviesgroep daft dan oak de aanbeveling voorshands te kiezen voor fen kortdurende concessie met fen looptijd van drie a vijf jaar. Gedurende die kortere duur kan de markt worden ontwikkeld. Vervolgens kan op basis daarvan, alsnog worden overgegaan tot uitgifte van fen concessie voor langere duur.

3 De adviesgroep ziet geen reden te twijfelen aan de capaciteiten van ProRail inzake het klassieke beheer van railinfrastructuur. De adviesgroep daft dan oak de aanbeveling dit voor de duur van de kortlopende concessie toe te vertrouwen aan ProRail.
4 De adviesgroep is er niet van overtuigd dat ProRail momenteel over de commerciele competenties beschikt om de beoogde marktontwikkeling op gang te brengen. De adviesgroep meent verder dat er bij uitgifte van fen kortlopende concessie aan ProRail zo veel mogelijk voor behoud van level playing field gewaakt moet worden, zulks met het DOg op uitgifte van fen concessie voor commerciele exploitatie na ommekomst van de kortlopende concessie. In verband daarmee daft de adviesgroep de aanbeveling in elk geval de volgende maatregelen te nemen:
.Maatregelen gericht op versterking van de commerciele competenties, hetzij door de afzonderlijke uitgifte van fen concessie voor het commerciele deel van de beheerstaak, hetzij door van ProRail versterking van de commerciele functie te eisen. .De kortlopende concessie zou verleend moeten worden aan fen specifiek voor de Betuweroute bestemde dochtervennootschap, die tezijnertijd aan heruitgifte van de concessie kan worden verbonden. Verzekerd moet zijn dat deze dochtervennootschap voldoende wordt gefaciliteerd en in onafhankelijkheid fen commercieel beleid kan ontwikkelen. Aanbeveling verdient oak de governance van deze dochtervennootschap zo te laten inrichten dat op bewaking van level playing field wordt toegezien.
5 Bij heruitgifte van de concessie over drie a vijf jaar verdient het aanbeveling om zowel vanuit juridisch als vanuit economisch en vervoerskundig perspectief opnieuw stil te staan bij de volgende onderwerpen:
.de duur van de dan te verlenen concessie; .de vraag of deze concessie fen ge'integreerde dient te zijn of in klassiek beheer en commercieel beheer gesplitst moet worden; .de uitgifteprocedure: onderhands of getenderd. De adviesgroep vertrouwt erop u hiermee van fen zinvol advies te hebben voorzien. Hoogachtend,
n_a~ens de leden van de Externe Adviesgroep'
,
H. Benjamins
Voorzitter Externe Adviesgroep Beoordeling Business Case Exploitatie Betuweroute

Leden Externe Adviesgroep Beoordeling Business Case Betuweroute

H. Benjamins,

"~
P. O. Vermeulen, M. L. Blokland,

l