Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

http://www.minszw.nl

MIN SZW: Toespraak minister De Geus

Nr. 2005/52
23 maart 2005

De Geus: extra overheidsgeld voor kinderopvang te gemakkelijk

Minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vindt de roep om extra overheidsgeld voor de kinderopvang op dit moment te gemakkelijk. Werkgevers en vakbonden hebben op 5 november hun verantwoordelijkheid voor kinderopvang nog eens extra onderstreept. De CAO-partijen zijn nu aan zet. 'CAO-partijen moeten zelf de kinderopvang regelen. Zij zijn nu als eerste aan de beurt. De overheid is geen achtervang voor CAO-kwesties.' De Geus sprak tijdens een bijeenkomst van werkgevers uit de sector Transport en Logistiek en de sector Groothandel in Utrecht. Daar waar werkgevers niet meebetalen aan kinderopvang compenseert de overheid dit voor de meeste ouders, maar vanaf 2008 niet voor de hogere inkomens (45.000 euro bruto of meer). In zijn toespraak over de hervormingsagenda van het kabinet benadrukte de minister het belang van kinderopvang juist met het oog op het bevorderen van de arbeidsdeelname van vrouwen. Hij gaf aan dat de overheid haar verantwoordelijkheid voor de groei van de kinderopvang serieus neemt. Het budget is dit jaar met 13% verhoogd waardoor de overheid 830 miljoen euro meebetaalt aan de kinderopvang. De Geus is groot voorstander van afspraken over kinderopvang in zo veel mogelijk CAO's. 'Dat is de koninklijke weg voor arbeidsvoorwaardelijke verantwoordelijkheid voor de kinderopvang.'

Toespraak van minister mr. A.J. de Geus voor de bijdrage aan de 'Week van de ondernemer' op 23 maart 2005 in Utrecht.

Hartelijk dank voor de Sector Special Transport en Logistiek en de Sector Special Groothandel. Kernthema's van beide specials zijn: ondernemersklimaat en groei.
Actueler kunt u niet zijn.

Duurzame groei en werken aan behoud van welvaart is ook het doel van de hervormingsagenda van deze regering. Het kabinet heeft een aantal belangrijke besluiten genomen, politieke wissels zijn omgezet. Maar er moet nog heel veel gebeuren.
En veel daarvan speelt zich juist nu af tussen vakbonden en werkgevers en werkgeversorganisaties. De onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden lopen zo ongeveer in alle sectoren. Dus de vraag is: wat verwachten we van elkaar? Wat mag u van het kabinet verwachten? En wat verwacht het kabinet van u? In ondernemerstermen: kunnen wij zaken doen. Dat is belangrijk, want we staan de komende tijd voor grote opgaven. De economisch groei is nog te beperkt, versnelling is nodig. Ons oplossend vermogen is aanzienlijk sterker als we dezelfde richting uit werken.

Wat aangepakt moet worden is duidelijk. De te hoge loonkosten, de te hoge administratieve lasten. En ons sociaalzekerheidsstelsel dat te weinig activeert, veel geld kost en veel kunde, kennis en ervaring onbenut laat. En dit is niet het enige wat bovenaan de agenda staat. We zullen ook een antwoord moeten vinden op de gevolgen van ontgroening en vergrijzing van de samenleving.

We zullen aan de slag moeten. Samen: u als werkgever, de werknemers en de overheid.
Samen werken aan een duurzame, welvarende samenleving. Met minder regels en minder kosten voor ondernemers. Met meer mensen die meedoen. Met een betere benutting van de mogelijkheden die mensen te bieden hebben. Een samenleving waarin mensen en bedrijven ambitieus durven te zijn, zoals ik las in uw Sector Specials.

De richting is duidelijk. Maar hoe doen we dat? Wat kunt u van ons verwachten? Wat verwacht ik van u?

Ik heb mijn verhaal in twee delen geknipt. Deel een gaat over kosten en concurrentie.
Deel twee gaat over de benutting van wat mensen te bieden hebben.

Deel een: Kosten en concurrentie

Het is van groot belang dat de concurrentiepositie van Nederland verbetert. Dat ondernemers de concurrentie met het buitenland weer aankunnen.

U mag van ons verwachten dat we waar mogelijk kosten verminderen. We hebben de laatste paar jaar voortdurend een lans gebroken voor loonmatiging. We hebben ook het mes gezet in voor ondernemers dure regelingen zoals de VUT en het prepensioen. Voorwaar geen gemakkelijke opdracht die we ons zelf gesteld hebben.

We werken hard aan het intomen van de regelzucht. We zijn ons scherp bewust dat 'regeldruk' in de top tien van ergernissen van ondernemend Nederland staat. Administratieve lastenverlichting is voor dit kabinet een serieus thema. We gaan voor een kwart minder lasten.

Ook mijn ministerie werkt daadkrachtig mee. Een voorbeeld. U hebt nu voor de afdracht van premies en loonbelasting te maken met twee instanties: UWV en de Belastingdienst. Dat gaat veranderen. De hele premieheffing en -inning van de werknemersverzekeringen wordt overgeheveld van UWV naar de Belastingdienst.

De Belastingdienst wordt voor u hét loket voor de gecombineerde aangifte van loonbelasting en premies voor volks- en werknemersverzekeringen.

Dat maakt het voor u een stuk eenvoudiger: Géén aangifte loonbelasting en loonbelastingkaart meer voor de Belastingdienst. Géén voorschotnota en jaarloonopgave meer voor UWV. Géén vragen meer van het CBS voor hun statistieken.

Op termijn hoeft u als een werknemer een uitkering aanvraagt geen loongegevens meer aan UWV te verstrekken. Het is de bedoeling uw loonaangifte zo te verwerken dat niet iedere keer hetzelfde moet worden opgevraagd. Met de hele operatie moet jaarlijks structureel zo'n 295 miljoen euro aan lastenverlichting voor u worden bereikt.

Vandaag geven medewerkers van UWV en de Belastingdienst workshops over de nieuwe eisen van de Loonaangifte 2006. Mijn advies is: maak er gebruik van.

Wat verwachten we van u?

We verwachten van u, dat u in deze moeilijke tijden niet wegloopt. Dat u de mogelijkheden benut die loonmatiging biedt en investeert in innovatie. Dat u blijft ondernemen. Voor uzelf en voor de samenleving. Ik realiseer me dat dat niet altijd eenvoudig zal zijn. Maar u vindt ons aan uw zijde. Omdat het nadrukkelijk de bedoeling is te zorgen voor een goed vestigingsklimaat.

Minder kosten dus. En een betere concurrentiepositie. Dat was het eerste deel van mijn verhaal.

Nu deel twee: een betere benutting van het menselijk kapitaal. En dat aspect: het benutten van menselijk kapitaal is eigenlijk de paraplu voor vier onderwerpen die ik aan wil snijden.

Allereerst: ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid.

Er zijn te veel mensen ziek thuis. Te veel mensen staan ook geheel of gedeeltelijk aan de kant door arbeidsongeschiktheid. Dat brengt hoge kosten met zich mee. En een groot productiviteitsverlies.

Dat is nu vervelend. Maar nog meer in de nabije toekomst als de vergrijzing en de ontgroening aan de orde zijn, dan zullen we iedereen nodig hebben.

Wat mag u van ons verwachten?

U mag verwachten een hele nieuwe eigentijdse
arbeidsongeschiktheidsregeling. We noemen het de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Werk staat voorop. Ook voor de gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Werk naar arbeidsvermogen. En als er niet gewerkt kan worden, inkomen naar arbeidsvermogen.

We gaan strengere normen hanteren bij de beoordeling van een recht op uitkering. Wie invalide is, hoeft niet te werken. Maar werknemers die geheel of gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn en kunnen werken, gaan we voor de arbeidsmarkt behouden. Terugleiden naar werk. Dat geldt voor mensen die méér dan 35% en minder dan 80% arbeidsongeschikt zijn. Ze zullen er ook financieel profijt van trekken als ze weer aan de slag gaan.

En voor werknemers die minder dat 35% arbeidsongeschikt worden, ligt de verantwoordelijkheid voor werk bij de werkgever en de werknemer. Bij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid is er geen uitkering.

We willen u keuzevrijheid gaan bieden als het gaat om het verzekeren van uw risico dat uw medewerkers gedeeltelijk arbeidsongeschikt raken. U mag dat bij UWV doen, u mag dat bij een private partij doen, u mag eigen risico dragen. U kiest zelf.

Wat we niet gaan doen is u op de huid zitten hoe u uw resultaten moet behalen. Integendeel we willen u de ruimte geven om ook op dit terrein resultaat te boeken. Later gaat u er ook zelf van profiteren.

We hebben wel verwachtingen van u.

We verwachten van u dat u volop werk maakt van goede arbeidsomstandigheden. Van een gezonde en veilige werkplek. Want dat helpt om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid te voorkomen. En ik weet dat veel werkgevers daar heel gemotiveerd mee bezig zijn. Het aantal arboconvenanten dat we hebben afgesloten, is een duidelijk bewijs. Meer dan de helft van de werknemers valt op dit moment onder de werking van zo'n convenant. En met positief resultaat: in 2004 hebben we de eerste ronde arboconvenanten afgerond. Werkgevers die daaraan mee deden besparen jaarlijks 265 miljoen euro aan ziektekosten. Ik moet erbij zeggen: hierbij speelt ook de Wet verbetering Poortwachter mee en de economische situatie. In economisch moeilijke tijden is er in de regel minder ziekteverzuim.

Toch: we verwachten nog meer. Op het gebied van reïntegratie bijvoorbeeld. We hebben bewust gekozen voor verlenging van de loondoorbetaling bij ziekte van één naar twee jaar. Dat is een hele forse prikkel voor de werkgevers. En niet minder voor werknemers, omdat in die twee jaren 170% van het loon wordt uitgekeerd in plaats van 200%. Het zijn prikkels die aansporen tot snelle reïntegratie. Snelle werkhervatting reduceert immers de kosten en vergroot tegelijkertijd de productiviteit. Het mes snijdt dus gewoon aan twee kanten.

Overigens moet er nog wel het een en ander gebeuren als je kijkt naar de CAO's. Het is noodzakelijk dat vakbonden en werkgevers overeenstemming bereiken over loondoorbetaling van niet meer dan 170% in de eerste twee ziektejaren. Dat is een afspraak die uw voorlieden met de topmensen van de vakbeweging gemaakt hebben. Het is een afspraak waar de overheid dus geen partij bij is. Maar waar de overheid wèl aan verbonden heeft dat als die afspraak gerealiseerd wordt, de uitkering voor mensen die echt invalide zijn omhoog kan naar 75%. En dat het gehate Pembastelsel, waar velen van u graag afscheid van willen nemen, wordt afgeschaft. Maar dan moet wel aan de CAO-tafel die 170% gerealiseerd worden.

Ik kom op punt twee: Levensloop en
leeftijdsbewustpersoneelsbeleid.

Ik sta eerst even stil bij een goede levensloopregeling. Dat wil zeggen een regeling die het voor mannen en vrouwen mogelijk moet maken om gedurende hun leven perioden van werken, zorgen, leren en rusten af te wisselen. Zo'n regeling bevordert dus een goede balans tussen werk en privé en daarmee ook de productiviteit van werknemers.

Ik hoor werkgevers van twee kanten nogal eens schimpen op deze regeling. Het ene punt is: 'als mensen straks gespaard hebben, willen ze dat geld gebruiken en ik wil meebeslissen wanneer er verlof wordt opgenomen'. Werkgevers wees gerust. De levensloopregeling is geen verlofregeling. Het is een spaarregeling. Verlof is er pas als werkgever en werknemer daar samen een afspraak over hebben. U hebt dus de ruimte om afspraken te maken. Als u dat via de CAO wilt inkaderen, prima. Maar u staat als werkgever volledig in uw vrije rol.

De tweede opmerking die ik van werkgevers hoor is dat ze liever niet hebben dat mensen van een jaar of dertig minder gaan werken. Laat ze dat maar vanaf hun
hun zestigste doen.

Daarvan zou ik willen zeggen: berust dat niet teveel op een korte termijnvisie? Moeten we niet toe naar een situatie dat mensen gedurende hun leven de balans tussen werk en privé kunnen bewaken om zodoende gedurende een langere periode te kunnen deelnemen aan het arbeidsproces?

Een spaarregeling waarbij mensen zelf geld opzij leggen om in een periode van pieken even wat gas terug te kunnen nemen, is een heel eigentijdse, toekomstgerichte regeling.

Wat verwachten we van u?

Dat u invulling geeft aan de levensloopregeling. Dat u voor werknemers nieuwe mogelijkheden introduceert om op eigentijdse manier werk en zorg voor kinderen en naasten met elkaar te combineren.

Speciale aandacht is nodig voor leeftijdsbewustpersoneelsbeleid. In uw Sector Specials valt te lezen dat u niet negatief denkt over oudere werknemers. U ziet wel een rol voor hen weggelegd. Want oudere werknemers hebben vaak een schat aan ervaring, waar de jongere garde veel aan heeft. U ziet mogelijkheden voor flexibele pensionering of coachpensioen.
Het lijkt me een uitgelezen onderwerp voor de CAO-tafel.

We stimuleren werkgevers een leeftijdsbewust beleid te voeren. Behoud oud en neem oud aan. Werkgevers die ouderen van 55 jaar of ouder in dienst nemen, krijgen een premiekorting. Hoe meer ouderen u in dienst hebt hoe meer korting u krijgt. Dat is geen kinderachtige tegemoetkoming in de loonkosten.

Waar het om gaat is dat u de wissel echt omzet, zoals afgesproken tussen werkgevers, vakbeweging en politiek.

Het gaat allemaal om het investeren in mensen. We hebben het over ziekteverzuim gehad, over oudere werknemers en levensloop.

Ik wil nog kort uw aandacht vragen voor kinderopvang. Om daarna af te sluiten met enkele opmerkingen over flexibiliteit.

Kinderopvang dus. Een goede kinderopvang bevordert de arbeidsdeelname van vrouwen. Die hebben we hard nodig op de arbeidsmarkt.

U mag van ons verwachten dat we zorgen voor groei van de kinderopvang. De kinderopvang heeft na 20 jaar een wettelijke basis gekregen. De overheid draagt haar steentje bij. Dit jaar 830 miljoen euro. We hebben onze investering in kinderopvang met 13% verhoogd. Ik vind de roep om meer overheidsgeld op dit moment te gemakkelijk. Kinderopvang berust op het principe van tripartiete financiering (werkgevers, werknemers en overheid). Nu zijn eerst de CAO-partijen aan de beurt. CAO-partijen moeten zelf kinderopvang regelen. De overheid is geen achtervang voor CAO-kwesties.

Realiseert u zich dat u als werkgever de kosten kunt delen? Werkgevers waren soms bereid om eenderde van de kosten voor hun rekening te nemen. Maar nu wordt de vraag gesteld: er zijn toch twee ouders? Kan die andere werkgever niet mee betalen. Ja, natuurlijk. Dat is een prima ontwikkeling omdat u zodoende maar voor eenzesde in de kosten hoeft bij te dragen.

Daar heb je dus een brede dekkingsgraad van CAO-afspraken voor nodig. Dat is de koninklijke weg voor de arbeidsvoorwaardelijke verantwoordelijkheid voor de kinderopvang. De regering heeft gezegd, ondanks allerlei andere geluiden in de Tweede Kamer, niet te kiezen voor een verplichte wettelijke werkgeversbijdrage. En ik verwacht van u dat u als u die visie steunt, tot die afspraken komt.

Mijn laatste thema is: flexibiliteit

De eigentijdse ondernemer is gebaat bij flexibiliteit. Hij moet snel kunnen inspelen op veranderingen op de markt en in de samenleving.

Wat kunt u van ons verwachten? Dat we een bijdrage leveren aan een flexibele en dynamische arbeidsmarkt.

Dat is een arbeidsmarkt die beantwoordt aan de eisen van een snel veranderende samenleving waar kennis, kunde en mobiliteit hoog in het vaandel staan. Dat is een arbeidsmarkt waarbij men gemakkelijk van baan verwisselt zonder langdurig werkloos te worden. Gewapend met een goede opleiding en met kennis die wordt bijgespijkerd, aangevuld en vernieuwd gedurende het hele arbeidzame leven. Op die arbeidsmarkt staat voorop dat men altijd toegerust moet zijn om een goede kans te hebben op een andere baan. De zekerheid waarop nu nog veel mensen vertrouwen, dat men de huidige baan altijd zal behouden, zal verdwijnen.

Bij zo'n arbeidsmarkt past een minder rigide ontslagbescherming. Een ontslagbescherming ook die op een minder rigide wijze omgaat met het 'last in first out' beginsel.

Want dat b iedtkansenvoormensendieaandekantstaan.

Kansen aan ouderen, uitkeringsgerechtigden, arbeidsongeschikten, vrouwen en schoolverlaters. Omdat het huidige ontslagrecht vooral de insiders beschermt. Als werkgevers bang zijn om afscheid te nemen van werknemers, nemen zij geen mensen aan. Grotere dynamiek op de arbeidsmarkt komt ten goede aan werkgevers, maar ook aan werknemers en mensen die aan de kant staan.

U mag van ons ook verwachten dat we de Arbeidstijdenwet tegen het licht houden. Dat we aan werkgevers en werknemers meer ruimte bieden die tijden zelf in te vullen.

We verwachten van u dat u zorgvuldig met die grotere flexibiliteit omgaat. Dat wil zeggen dat u ook investeert in mensen. In het ontplooien van hun talenten. Daar profiteert u niet alleen zelf van, daar profiteert ook de werknemer van. Die heeft immers alle baat bij een sterke concurrentiepositie op de arbeidsmarkt. Juist in een tijd zoals ik net zei, waarin werkzekerheid steeds meer de plaats gaat innemen van baanzekerheid.

Investeren in mensen, in talenten, in kennis en vaardigheden. Dat is in feite de kern waar mijn beleid om draait. Als we voor de toekomst een duurzame welvarende samenleving willen veiligstellen, mogen we talenten van mensen niet verspillen. Maar moeten we ze ontplooien en koesteren. Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Van werkgevers, werknemers en overheid.

We weten wat ons te doen staat. U weet waar u met mij aan toe bent. En ik weet ook waar ik met u aan toe ben. Want ik ken u goed genoeg om te weten dat u uw verantwoordelijkheid waar zult maken. In uw belang, in het belang van de werknemers en in het belang van de samenleving.

23 mrt 05 14:09