Academisch Ziekenhuis Groningen

Minder depressie in verzorgingshuizen dan gedacht

08 maart 2005 Depressie komt veel voor bij ouderen in verzorgingshuizen, maar niet meer dan bij leeftijdsgenoten die zelfstandig wonen. Door verzorgenden te trainen in het signaleren van een beginnende depressie, worden de klachten bovendien beter herkend én vaker bestreden. Dat blijkt uit onderzoek waarop Anne-Marie Eisses op 23 maart promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen.

In Nederland wonen ongeveer 107.000 ouderen in verzorgingshuizen. Zij zijn doorgaans zeer hulpbehoevend en lijden vaak aan meer lichamelijke aandoeningen tegelijk. Dat maakt hen kwetsbaar voor depressie. Eisses interviewde samen met collega-onderzoekers 479 bewoners van verzorgingshuizen in de provincie Drenthe, en stelde zo het vóórkomen, de risicofactoren en het beloop van depressie vast. Ook evalueerde zij het project Vroegsignalering, een grootschalig preventieproject van de GGZ-Drenthe.

Minder depressie dan verwacht
Bijna 13 procent van de verzorgingshuisbewoners kampt met depressieve klachten. Opvallend genoeg wordt eenzelfde percentage gevonden bij ouderen die nog zelfstandig wonen. Dat hadden we niet verwacht, erkent Eisses. Wat misschien speelt is dat deze generatie vroeger veel armoede heeft gekend. Ze vinden het prettig om nu eens zelf verzorgd te worden. Mogelijk tillen ze ook minder zwaar aan zaken die jongere generaties wél als een probleem zien, zoals het verlies aan privacy. De volgende generaties krijgen het veel moeilijker; zij hebben meer te verliezen. Ernstige vormen van depressie komen wel meer voor in verzorgingshuizen. Ongeveer 4 procent van de bewoners, tweemaal zoveel als daarbuiten, heeft een depressieve stoornis.

Verlies belangrijke risicofactor
De risicofactoren voor depressie liggen voor de hand. Vaak gaat het om het verlies van hun eigen fysieke vermogen. Of ze zijn eenzaam, omdat hun dierbaren geleidelijk wegvallen, aldus Eisses. Ook een hoger opleidingsniveau en een neiging tot piekeren zijn van invloed. Depressie kent een ongunstig beloop: sombere buien zijn vaak een voorbode van depressieve stoornissen. Tegelijkertijd is een beginnende depressie moeilijk op te sporen. Verzorgenden blijken slechts de helft van de ouderen met depressieve klachten als zodanig te herkennen.

Voorkómen is mogelijk
Betere preventie is echter wel degelijk mogelijk. Dat blijkt uit de evaluatie die Eisses uitvoerde van het project Vroegsignalering. Verzorgenden van de deelnemende verzorgingshuizen kregen een training in het observeren van de bewoners, zodat ze depressief gedrag beter konden signaleren. Eisses: Hoe eerder je de eerste signalen van een depressie herkent, hoe eerder je kunt starten met behandeling. In een vroeg stadium staat nog een breed scala aan interventies open. Het aanpassen van de medicatie, bijvoorbeeld, mensen stimuleren om mee te doen aan sociale activiteiten, of het geven van een kleine huishoudelijke taak. Het project bleek een succes. Zo nam het aantal bewoners dat in behandeling kwam toe. Bovendien herstelden meer ouderen van hun klachten. De observatielijsten van het project worden inmiddels gebruikt in veel Nederlandse verzorgingshuizen.

Meer depressie in verpleeghuizen
Bewoners van verpleeghuizen in Noord- en Zuidholland hebben veel meer depressieve klachten dan ouderen in verzorgingshuizen in Drenthe. Volgens Eisses hangt dit niet direct samen met de aard van de instelling. Het zijn vooral individuele kenmerken van bewoners die bepalend zijn, zoals een hogere leeftijd en meer functionele beperkingen. Daarnaast zijn de bewoners van verpleeghuizen een stuk negatiever over de geboden zorg. Dit komt waarschijnlijk doordat zij minder privacy en autonomie ervaren, naast een groter personeelstekort en een hogere werkdruk.

Curriculum Vitae
Anne-Marie Eisses (Zwolle, 1972) studeerde psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij de afdeling Sociale Psychiatrie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. De studie maakt deel uit van AGED (Amsterdam Groningen: Elderly & Depression), een gezamenlijk onderzoek van het UMCG en de VU Amsterdam naar depressie bij ouderen in verpleeg- en verzorgingshuizen. Eisses kreeg samen met dr. Herman Kluiter in 2003 de Codde & Van Berensteyn Gerontologieprijs voor het onderzoek naar het project Vroegsignalering. Eisses promoveert tot doctor in de Medische Wetenschappen bij prof. dr. J. Ormel. De titel van haar proefschrift luidt: Depressie bij verzorgingshuisbewoners: prevalentie, incidentie, risicofactoren en effecten van vroegsignalering. Eisses werkt sinds 1 april 2004 als gz-psycholoog in de ouderenpsychiatrie, GGZ Midden Brabant in Tilburg.

Contactpersoon: dhr. E.C. Brand, bureau Voorlichting UMCG. Telefoon (050) 361 22 00.