Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag

Zeer geachte Voorzitter,

Graag wil ik ingaan op het verzoek van het lid De Wit (SP) om de Kamer nader te informeren over mijn brieven aan Novib, Plan Nederland en ICCO, inzake hun betrokkenheid bij het project '26000 gezichten'.

De subsidiebeschikking aan de betreffende MFO's erkent de autonome rol van de MFO's in de uitvoering van hun beleid. Dit laat onverlet dat er zich situaties kunnen voordoen, waarin de voorgenomen activiteiten van dien aard zijn dat er grond bestaat voor twijfel of deze nog binnen het kader van de subsidiebeschikking passen. Juist om te voorkomen dat in twijfelgevallen zonder overleg onomkeerbare stappen worden gezet is in de subsidiebeschikking een twijfelparagraaf opgenomen. De MFO's zijn er ingevolge het betreffende artikel toe gehouden om, indien grond bestaat voor het oordeel dat de financiering niet verenigbaar is met het beleid van de Minister, in overleg te treden met de Minister. Dit overleg is er primair op gericht om een dergelijke onverenigbaarheid te voorkomen, op een wijze die het minst ingrijpt in de besluitvorming door de betreffende MFO.

Het project '26000 gezichten' richt zich naar mijn mening tegen het -door het parlement geaccordeerde- regeringsbeleid inzake uitgeprocedeerde asielzoekers en hierover is derhalve conform artikel 10 (ICCO) en artikel 11 (Novib en Plan ) nader overleg tussen ICCO, Plan en Novib noodzakelijk. In mijn brief aan de betrokken organisaties heb ik hen daarom gevraagd om voortaan - overeenkomstig de twijfelparagraaf - in een vroegtijdig stadium met mij te overleggen als er reden is om aan te nemen dat de financiering van een bepaalde activiteit niet uit de middelen kan, die bestemd zijn voor ontwikkelingssamenwerking. Naar mijn mening draagt het project '26000 gezichten' niet bij aan duurzame armoedebestrijding en zou derhalve niet gefinancierd moeten worden uit de MFO-middelen.

Met betrekking tot de vraag welke ruimte de organisaties hebben om kritisch te zijn ten aanzien van het overheidsbeleid, wil ik opmerken dat de MFO's alle ruimte hebben om hun kritiek ten aanzien van het overheidsbeleid te ventileren. Ik verwacht van de MFO's dat zij uitgeprocedeerde asielzoekers waar mogelijk en nodig ondersteunen bij de terugkeer en opvang naar eigen land.

In het eerstvolgend beleidsoverleg met de MFO's zal dit onderwerp uitgebreid besproken worden.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Artikel 10 (ICCO) en 11 (Novib, Plan Nederland) van de Subsidiebeschikking 2003-2006

Bij de financiering van activiteiten ten laste van de subsidie houdt de MFO rekening met het beleid van de Staatssecretaris, zoals kenbaar uit de memorie van toelichting bij de begroting van het Ministerie, uit het verkeer tussen de Staatssecretaris en de Staten-Generaal, uit de bekendmaking van beleidsvoornemens op grond van artikel 1.1.6, eerste lid, van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken of uit andere geschikte vormen van bekendmaking of mededeling. Indien grond bestaat voor het oordeel dat financiering niet verenigbaar is met het beleid van de Staatssecretaris, treedt de MFO hetzij op eigen initiatief hetzij op uitnodiging van de Staatssecretaris, in overleg met de Staatssecretaris. Het overleg is erop gericht om een dergelijke onverenigbaarheid te voorkomen, op een wijze die het minst ingrijpt in de besluitvorming door de MFO. De MFO onthoudt zich van financiering, anders dan in overeenstemming met de resultaten van het overleg dan wel, indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, anders dan met inachtneming van de door de Staatssecretaris in het raam van het overleg aan de MFO schriftelijk kenbaar gemaakte bedenkingen.


---- --