Ruimtelijke spreiding positief voor integratie van allochtonen
Ruimtelijke spreiding kan gunstige effecten hebben voor allochtonen,
omdat hun huisvestingskansen erdoor verbeteren en omdat meer
gelegenheid ontstaat om contacten met autochtone Nederlanders op te
bouwen. Dit heeft een positief effect op de integratie. Dit is de
voornaamste uitkomst van de studie De buurt als belemmering? van drs.
Wenda van der Laan Bouma-Doff. Het Instituut voor
Sociologisch-Economisch Onderzoek (ISEO) van de Erasmus Universiteit
Rotterdam deed in opdracht van de ministeries van VROM en Justitie
onderzoek naar de effecten van ruimtelijke concentratie van
allochtonen.
Aanleiding voor het onderzoek was de vraag of spreiding van
bevolkingsÂgroepen de leefbaarheid van concentratiewijken vergroot en
de opeenhoping van sociaal-economische en culturele problemen in deze
wijken tegengaat. Etnische concentratie zou remmend werken op de
integratie van allochÂtonen, er zou een één-op-één-relatie bestaan
tussen deze concentratie en de ongunstige leefÂsituatie in sommige
wijken.
Uit de studie blijkt dat allochtonen uit concentratiewijken veel
minder contact hebben met autochtonen dan verspreid-wonende
allochtonen. Dit is ook het geval wanneer rekening wordt gehouden met
individuele kenmerken van bewoners (zoals hun opleidingsniveau en
taalÂbeheersing). Voor andere aspecten van integratie, zoals het
hebben van werk en de culturele oriëntatie, is het zelfstandige
buurteffect veel geringer of zelfs geheel afwezig.
Hoewel voor allochtonen in het algemeen geldt dat een 'wittere' woon
omgeving een gunstige invloed heeft op de integratie in de Nederlandse
samenleving, is dit vooral het geval voor de kansrijken onder hen,
d.w.z. de hogeropgeleiden. Dit ondergraaft de gedachte dat juist
kansarme allochtonen verspreid gehuisvest moeten worden om intergratie
te bevorderen. (het Rotterdams beleid).
Kanttekening hierbij is ook dat allochtonen vaak geen vestigingskeuze
hebben en zelf niet opteren voor ruimtelijke concentratie. Anders dan
vaak verondersteld, blijken contacten met familie of landgenoten
vrijwel nooit een reden om in een wijk te gaan of te blijven wonen.
Voorts bestaat een forse discreÂpantie tussen de feitelijke
huisvesting en de woonwensen van allochtone bewoners van
concentratieÂwijken: een groot deel geeft voorkeur aan voor een
groenstedelijk, dorps of soms zelfs landelijk woonÂmilieu. Gezien de
lagere kwaliteit van de woonomgeving en de hogere mate van overlast,
verloedering en criminaliteit in concentratiewijken, is deze voorkeur
niet verwonderlijk. Allochtone bewoners van concentratiewijken zijn
verre van tevreden over de leefbaarheid van hun wijk en verschillen op
dit punt nauwelijks van hun autochtone buurtgenoten.
Erasmus Universiteit Rotterdam