Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Ruimte voor de Rivier

5de Voortgangsrapportage


1 juli 2004 - 31 december 2004

versie 140 na verwerking aanvullingen bespreking 8 maart, verwerking aanvulling Jan E.

Inhoudsopgave


1. Inleiding 4


2. Essentialia van het project 5


2.1. Doelstellingen 5

2.2. Procedure 6

2.3. Te behalen resultaten 7
2.4. Randvoorwaarden en uitgangspunten 8
2.5. Maatregelenpakketten 9


3. Het project en zijn omgeving 11

3.1. Proces 11
3.2. Inhoudelijke voortgang 12
3.2.1. Milieueffectrapportage 12
3.2.2. Kosten- Batenanalyse (KBA) 12
3.2.3. Planologische Kernbeslissing 13
3.2.4. Langetermijnvisie 15
3.2.5 Ruimtelijke kwaliteit 15
3.3. Communicatie 15


4. Projectbeheersing 17

4.1. Scope 17
4.2. Planning PKB 17
4.3. Financiën 18
4.4. Stand van zaken projectbeheersing 20
4.4.1. Raming en risico's 20
4.4.2. Raming versus budget 20
4.4.3. Planningsrisico's 21
4.4.4. Kwaliteitsborging 21
Bijlage 5 Uitgesloten risico's 28


1. Inleiding 3


2. Essentialia van het project 4


2.1. Doelstellingen 4
2.2. Procedure 5
2.3. Te behalen resultaten 65
2.4. Randvoorwaarden en uitgangspunten 7
2.5. Maatregelenpakketten 8


3. Het project en zijn omgeving 10

3.1. Proces 10
3.2. Inhoudelijke voortgang 11
3.2.1. Milieueffectrapportage 11
3.2.2. Kosten- Batenanalyse (KBA) 11
3.2.3. Planologische Kernbeslissing 12
3.2.4. Langetermijnvisie 14
3.2.5 Ruimtelijke kwaliteit 14
3.3. Communicatie 14


4. Projectbeheersing 16

4.1. Scope 16
4.2. Planning PKB 16
4.3. Financiën 17
4.4. Stand van zaken projectbeheersing 19
4.4.1. Kwaliteitszorg Ruimte voor de Rivier 19 4.4.2. Risicomanagement 2124
4.4.3. Auditing 2326
4.4.4. Auditplan: winter 2004 - voorjaar 2005 Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.31


1. Inleiding 3


2. Essentialia van het project 4


2.1. Doelstellingen 4
2.2. Procedure 5
2.3. Te behalen resultaten 6
2.4. Randvoorwaarden en uitgangspunten 7
2.5. Maatregelenpakketten 8


3. Het project en zijn omgeving 10

3.1. Proces 10
3.2. Inhoudelijke voortgang 11
3.2.1. Milieueffectrapportage 11
3.2.2. Kosten- Batenanalyse (KBA) 11
3.2.3. Planologische Kernbeslissing 12
3.2.4. Langetermijnvisie 14
3.2.5 Ruimtelijke kwaliteit 14
3.3. Communicatie 14


4. Projectbeheersing 16

4.1. Scope 16
4.2. Planning PKB 16
4.3. Financiën 17
4.4. Stand van zaken projectbeheersing 19
4.4.1. Raming en risico's 19
4.4.2. Raming versus budget 19
4.4.3. Planningsrisico's 20
4.4.4. Kwaliteitsborging 20
Bijlage 1: Lopende projecten 21
Bijlage 2: Detaillering bestuurlijke keuzes 22
Bijlage 3: Uitgesloten risico's 24
Bijlage 4: Planstudie Risico's 25
Bijlage 5: Uitgevoerde en nog lopende audits 27
Bijlage 6: Auditplan winter 2004 - voorjaar 2005 28


1. Inleiding 3


2. Essentialia van het project 4


2.1. Doelstellingen 4
2.2. Procedure 5
2.3. Te behalen resultaten 6
2.4. Randvoorwaarden en uitgangspunten 7
2.5. Maatregelenpakketten 8


3. Het project en zijn omgeving 10

3.1. Proces 10
3.2. Inhoudelijke voortgang 11
3.2.1. Milieueffectrapportage 11
3.2.2. Kosten- Batenanalyse (KBA) 11
3.2.3. Planologische Kernbeslissing 12
3.2.4. Langetermijnvisie 14
3.2.5 Ruimtelijke kwaliteit 14
3.3. Communicatie 14


4. Projectbeheersing 16

4.1. Scope 16
4.2. Planning PKB 16
4.3. Financiën 17
4.4. Stand van zaken projectbeheersing 19
4.4.1. Raming en risico's 19
4.4.2. Raming versus budget 19
4.4.3. Planningsrisico's 21
4.4.4. Kwaliteitsborging 21

Bijlage 1: Lopende projecten 22
Bijlage 2: Detaillering bestuurlijke keuzes 23
Bijlage 3: Uitgesloten risico's 25
Bijlage 4: Planstudie Risico's 26
Bijlage 5: Uitgevoerde en nog lopende audits 28
Bijlage 6: Auditplan winter 2004 - voorjaar 2005 29

Inleiding

Het project Ruimte voor de Rivier is een initiatief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het is een samenwerkingsproject van het Rijk en vijf provincies, waarbij veel overleg met betrokken partijen in de regio wordt gevoerd. De eindverantwoordelijkheid ligt bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Dit is de vijfde Voortgangsrapportage van het project Ruimte voor de Rivier. Deze rapportage betreft de periode 1 juli 2004 - 31 december 2004.

Essentialia van het project

2.1 Doelstellingen

Hoofddoelstelling: veiligheid
De hoofddoelstelling van het project is het uiterlijk in 2015 in overeenstemming brengen van het vereiste veiligheidsniveau in het rivierengebied rond de Rijntakken met de in 2001 verhoogde maatgevende rivierafvoer. De maatgevende afvoer bedraagt bij Lobith 16.000 m3/s voor de Rijn en 3.800 m3/s bij Borgharen voor de Maas. Voor het realiseren van de veiligheid dient een goede mix van ruimtelijke en technische maatregelen te worden geformuleerd. De maatregelen die op de korte termijn worden genomen moeten passen binnen een langetermijnstrategie. Deze strategie richt zich op veiligheid in relatie tot een (hogere) maatgevende afvoer voor de Rijn van 18.000 m3/s en een Maasafvoer van 4.600 m3/s.

Tweede doelstelling: ruimtelijke kwaliteit
De tweede doelstelling betreft het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied. Het streven is het gebied aantrekkelijker en leefbaarder te maken. Daarbij gaat het onder meer om het combineren van aan water gerelateerde functies en andere ruimtelijke functies. Ook het realiseren van nieuwe natuur valt onder de ruimtelijke kwaliteitsdoelstelling. De mate waarin de ruimtelijke kwaliteit kan worden verbeterd, is afhankelijk van beschikbare financiën.

Verhouding tussen beide doelstellingen
De kwantitatieve veiligheidsdoelstelling is resultaatverplichtend. Dit betekent niet dat de veiligheidsdoelstelling als enige bepalend is voor de keuze van gebieden waar ruimte voor de rivier wordt geschapen. Het is veeleer zo, dat beide doelstellingen bepalen waar ruimte wordt gevonden en hoe de maatregelen worden uitgevoerd.

Visie op de verdere toekomst
Op langere termijn worden nog grotere rivierafvoeren en een stijging van de zeespiegel verwacht. In de Spankrachtstudie is een verkenning uitgevoerd naar maatregelen die getroffen kunnen worden om het rivierengebied ook hiertegen te beveiligen. Op grond van dit inzicht wordt in deze PKB een langetermijnvisie opgesteld die zich richt op de veiligheid in het rivierengebied en de daaraan gekoppelde ruimtelijke kwaliteit. Het kabinet heeft de wens uitgesproken dat maatregelen die voor de korte termijn tot 2015 getroffen worden, de maatregelen die op lange termijn nodig zijn niet mogen belemmeren. De maatregelen voor de korte termijn zullen daarom getoetst worden aan de visie voor de lange termijn. De langetermijnvisie maakt tevens duidelijk welke gebieden voor de verdere toekomst beschikbaar zouden moeten blijven voor te treffen maatregelen in het kader van hoogwaterbescherming. Het gaat hierbij om een inperking van de gebiedsreserveringen die in de Nota Ruimte als zoekgebied zijn opgenomen.

Rampenbeheersingsstrategie overstromingen Rijn en Maas Het kabinet heeft in het kabinetsstandpunt Rampenbeheersingsstrategie overstromingen Rijn en Maas besloten tot een gefaseerde aanpak. Bij een definitief besluit hierover worden alle mogelijkheden in beschouwing genomen, te weten: de inzet van noodoverloopgebieden, het compartimenteren van gebieden, het verhogen van veiligheidsnormen, het treffen van maatregelen in het internationale stroomgebied van de Rijn en de Maas buiten Nederland en het verder nemen van organisatorische maatregelen. Naar aanleiding van de motie Van Lith/Boelhouwer is het kabinet voornemens om voor 1 mei 2005 een samenhangend besluit te nemen over Ruimte voor de Rivier en rampenbeheersing en Ruimte voor de Rivier om daarmee zowel structurele maatregelen te nemen voor verlaging van maatgevende afvoeren hoogwaterstanden alsen om h het restrisico te verkleinen..Het kabinet heeft in het kabinetsstandpunt Rampenbeheersingsstrategie overstromingen Rijn en Maas besloten tot een gefaseerde aanpak. Bij een definitief besluit hierover worden alle mogelijkheden in beschouwing genomen, te weten: de inzet van noodoverloopgebieden, het compartimenteren van gebieden, het verhogen van veiligheidsnormen, het treffen van maatregelen in het internationale stroomgebied van de Rijn en de Maas buiten Nederland en het verder nemen van organisatorische maatregelen. Naar aanleiding van de motie Van Lith/Boelhouwer beziet het kabinet de mogelijkheid om door samenvoeging van de budgetten voor rampenbeheersing en Ruimte voor de Rivier zowel structurele maatregelen te nemen voor verlaging van maatgevende afvoeren als het restrisico op te lossen: aanvullen DGW.

2.2 Procedure

Het project Ruimte voor de Rivier heeft in de planfase de opdracht een Planologische Kernbeslissing (PKB) voor te bereiden. Het ontwikkelen van een PKB ligt voor de hand, omdat het kabinet streeft naar een integrale aanpak van de hoogwaterproblematiek. Daarbij wordt voor het rivierengebied als geheel een koers uitgezet en rekening gehouden met de functies in dit gebied en de belangen die er spelen. Dit vereist een besluit op bovenregionaal niveau.
De PKB beschrijft de maatregelen en hun effecten in principe op strategisch niveau. De planvorming is hiermee nog niet afgerond. Wanneer de PKB is genomen, worden vervolgprocedures doorlopen die zich richten op de uitwerking van de maatregelen in inrichtingsplannen en ontwerpen. Per inrichtingsplan zal dan een gedetailleerd Milieueffectrapport (MER) worden opgesteld. Voor enkele maatregelen kan in de PKB al een gedetailleerde uitwerking op inrichtingsniveau worden opgenomen.
Pas wanneer deze procedures zijn afgerond, zullen de voorgestelde maatregelen worden uitgevoerd.

2.3 Te behalen resultaten

Het project Ruimte voor de Rivier moet leiden tot:


1. Besluit over de te nemen maatregelen (veiligheid en ruimtelijke kwaliteit)
Het besluit over de te nemen maatregelen komt in een aantal stappen tot stand. Met het uitbrengen van de Startnotitie MER is in mei 2002 de procedure gestart, die erop is gericht te komen tot een PKB in het jaar 2005. In deel 1 van die PKB legt het kabinet beleidsvoornemens neer ten aanzien van doelstellingen en maatregelen en geeft aan wie verantwoordelijk is voor de financiering van elke maatregel.

Het karakter van deze PKB is:
De PKB benoemt waar mogelijk concrete maatregelen die uiterlijk in 2015 dienen te zijn uitgevoerd, inclusief doorwerking.
Dit pakket kan worden aangevuld met maatregelen die weliswaar strikt genomen niet nodig zijn in het licht van een maatgevende afvoer van 16.000 m3/s voor de Rijn, maar die in overleg met betrokken overheden toch beter in de periode tot 2015 kunnen worden getroffen (no regret-toets). Redenen hiervoor zijn bijvoorbeeld: strategische anticipatie, efficiëntieoverwegingen, of ter voorkoming van het tweemaal op dezelfde plaats moeten ingrijpen (overlast).
In de PKB wordt een langetermijnvisie opgenomen. Deze visie geeft een doorkijk naar de inrichting en benutting van dit gebied in de toekomst, gekoppeld aan de veiligheidsproblematiek op de lange termijn. De langetermijnvisie dient als toetsingskader voor de kortetermijnmaatregelen. Deze visie maakt inzichtelijk welke gebieden voor de verdere toekomst beschikbaar zouden moeten blijven voor het treffen van maatregelen. Het gaat hierbij dan om een nadere inperking van de gebiedsreserveringen in de Nota Ruimte.


2. Realisatie van de lopende projecten Ruimte voor de Rivier In het planstudiegebied worden momenteel al projecten op het gebied van veiligheid en ruimtelijke kwaliteit uitgevoerd, worden voorbereidingen daartoe getroffen of worden planstudies uitgevoerd. De projecten, die kansrijk en met betrekking tot de veiligheidsdoelstelling effectief zijn, worden gefinancierd uit het veiligheidsbudget dat beschikbaar is voor Ruimte voor de Rivier. De lijst omvat momenteel 109 projecten. In alle gevallen ligt de projectleiding bij Verkeer en Waterstaat (RWS). In het kader van de planstudie Ruimte voor de Rivier wordt getoetst of de projecten nog altijd goed passen bij de doelstellingen van Ruimte voor de Rivier en binnen het integrale maatregelenpakket dat in de PKB wordt ontwikkeld. Vanzelfsprekend moeten de projecten in voldoende mate bijdragen aan het realiseren van de taakstelling. Alleen wanneer de toetsing positief is, wordt overgegaan tot uitvoering van het lopend project (het projectbesluit) ten laste van het veiligheidsbudget.

Zie bijlage 1 voor een overzicht van de lopende projecten.

NURG-programma
Door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt in samenwerking met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat gewerkt aan het lopende zogeheten NURG- programma (Nadere Uitwerking Rivierengebied). Dit programma bestaat uit enige tientallen, veelal kleine, projecten die zowel een bijdrage leveren aan de veiligheidsdoelstelling als aan de natuurontwikkeling (een van de elementen van ruimtelijke kwaliteit) in het rivierengebied. De NURG-projecten worden gefinancierd uit daartoe speciaal vrijgemaakte budgetten van zowel het Ministerie van LNV als het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Met het totale NURG-programma wordt beoogd uiterlijk in 2015 7.000 ha. nieuwe natte natuur in combinatie met veiligheid gerealiseerd te hebben.

Inhoudelijk is er derhalve een belangrijke samenhang tussen het NURG- programma en het project Ruimte voor de Rivier. Met de NURG-projecten wordt een deel van de veiligheidsmaatregelen reeds gerealiseerd. Hiermee wordt in de planstudies rekening gehouden. Het NURG-programma en de rapportage over de voortgang ervan valt echter buiten de scope van het project Ruimte voor de Rivier. Over de voortgang wordt daarom separaat gerapporteerd.

2.4 Randvoorwaarden en uitgangspunten

Bij het onderzoek naar de mix van ruimtelijke en technische maatregelen geldt een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten. Randvoorwaarden hebben een dwingend karakter in de zin dat er altijd aan voldaan moet worden. De uitgangspunten weerspiegelen de intentie waarmee de planstudie ter hand genomen wordt.

De belangrijkste randvoorwaarden bij het samenstellen van maatregelenpakketten voor de korte termijn (2015) zijn (vergelijk Startnotitie MER, § 4.6):
De veiligheidsnormen, zoals vastgelegd in de Wet op de waterkering, worden niet gewijzigd.
De huidige afvoerverdeling van water over de Rijntakken blijft ongewijzigd. Onder maatgevende omstandigheden wordt circa 65% van het Rijnwater afgevoerd via de Waal, 20% via de Nederrijn - Lek en 15% via de IJssel. De hydraulische randvoorwaarden, vastgelegd in het Randvoorwaardenboek 2001 en vastgesteld door de Minister van Verkeer en Waterstaat. Als gevolg van enkele verbeteringen is hierop medio 2003 enige aanpassing aangebracht. De zijdelingse toestroom blijft ongewijzigd.
Van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
De scheepvaartfunctie van de Rijntakken blijft behouden.

Bij de samenstelling van de maatregelenpakketten worden onder meer de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Het optimaliseren van maatschappelijk draagvlak voor de alternatieven. Een visie op het rivierengebied die een doorkijk biedt naar de verdere toekomst en de wijze waarop de beveiliging tegen hogere maatgevende afvoeren gerealiseerd wordt.
Het beleid ten aanzien van veiligheid, ruimtelijke ordening, natuur, recreatie en landschap, milieu en water.
De ruimtelijke ordeningsprincipes op het gebied van water: de stroomgebiedbenadering, het combineren, transformeren of intensiveren van functies, het voorkomen van het ruimtelijk afwentelen van waterproblemen en het hanteren van water als sturend principe bij de inrichting van de ruimte.
Internationale afspraken over hoogwaterpreventie, de bescherming tegen hoogwater en het herstel van het ecosysteem van de Rijn. Beleid ten aanzien van vasthouden - bergen - afvoeren. De alternatieven zullen de hoogwaterproblematiek in lijn met dit beleid niet afwentelen op gebieden die geen deel uit maken van het plangebied. De mogelijkheden van actief bodembeheer voor de verwerking van het onbruikbare, mogelijk verontreinigde gedeelte van de vrijkomende grond. Afhankelijk van de maatregelen kan secundaire winning van beton- en metselzand bijdragen aan de bekostiging van rivierverruiming. Hierdoor kunnen mogelijkheden voor het zogeheten 'omputten' ontstaan. Dit is het - binnen de wettelijke vereisten - gebruik van door ontgraving ontstane putten voor de berging van elders vrijgekomen onbruikbare, deels verontreinigde, grond.
Er wordt rekening gehouden met reeds lopende projecten. Deze zijn in twee categorieën ingedeeld: (i) de reeds uitgevoerde en de in uitvoering zijnde projecten en (ii) projecten waarover de besluitvorming is afgerond en die zeker zullen worden uitgevoerd.
De maatregelen in het benedenrivierengebied worden bezien in het licht van mogelijke ontwikkelingen in het sluitingsregime van de Maeslantkering en de Haringvlietsluizen.
Het door de Tweede Kamer beschikbaar gestelde budget voor veiligheid.

2.5 Maatregelenpakketten

Het kabinet heeft aangegeven dat de veiligheid in het rivierengebied, uitgewerkt in bovenstaande taakstelling, op peil gebracht moet worden op basis van een 'goede mix van ruimtelijke en technische maatregelen'. Uit eerder uitgevoerde verkenningen is gebleken dat er in principe een groot aantal maatregelen, zowel buitendijks als binnendijks, beschikbaar is voor het samenstellen van maatregelenpakketten. In het kader is, ter illustratie, een korte beschrijving opgenomen van het type maatregelen dat op dit moment in beeld is.

Vergraving van de uiterwaarden
De uiterwaarden zijn in de loop der eeuwen door opslibbing steeds hoger komen te liggen. Door het afgraven van de kleilaag kunnen de uiterwaarden verlaagd worden. Bovendien bestaat de mogelijkheid om ook de onderliggende zandlaag gedeeltelijk af te graven.
In plaats van de gehele uiterwaard te vergraven kan ook, parallel aan het zomerbed een nevengeul worden gegraven, die aan begin en eind met de rivier wordt verbonden. Nevengeulen vergroten de waterafvoercapaciteit, waardoor de hoogwaterstanden dalen. Nevengeulen worden vaak gecombineerd met natuurontwikkeling.

Verwijderen van obstakels in het winterbed
Bruggen, spoorbruggen, wegen, hoogwatervrije terreinen en veerstoepen in de uiterwaarden stuwen de waterstand bovenstrooms op. Door obstakels te verwijderen of aan te passen wordt het water sneller afgevoerd en daalt het hoogwaterpeil.

Kribverlaging
Kribben zijn bedoeld om de vaargeul vast te leggen en op diepte te houden. Door uitschuring van het zomerbed heeft de bovenkant van de kribben voor een deel zijn functie verloren terwijl de kribben bij hoogwater opstuwing veroorzaken. Dit effect kan worden verminderd door de kribben te verlagen tot een niveau waarop de laagwaterstanden niet wezenlijk worden beïnvloed.

Zomerbedverdieiping
Verdieping van het zomerbed vergroot de afvoercapaciteit van de rivier.

Uiterwaardverbreding door dijkverleggingen
Door het landinwaarts verleggen van dijken, worden de uiterwaarden breder en krijgt de rivier meer ruimte. Dijkverleggingen kunnen lokaal maar ook grootschalig toegepast worden.

Retentie en berging
Dit zijn gebieden die tijdelijk gebruikt kunnen worden voor de opvang van water. Niet alleen landoppervlak, maar ook (grote) wateroppervlakken zijn geschikt voor berging ,berging, bijv. het Volkerak.en via het Volkerak afleiden naar de Zeeuwse wateren.

Hoogwatergeulen
Bij hoogwatergeulen wordt een deel van de rivier afgetapt en via een andere binnendijkse route afgevoerd. Een hoogwatergeul gaat meestromen bij hoge afvoeren en kan voor landbouw en natuur worden gebruikt. Het kan ook een extra afvoerroute bij een stad zijn, die wel het gehele jaar watervoerend kan zijn.

Vermindering van zijdelingse toestroom
De vermindering van zijdelingse toestroom uit kleinere wateren kan met name op de IJssel, een waterstandverlagend effect hebben.

Benutten van overhoogte
Sommige dijkvakken kennen een zekere overhoogte. Dit betekent dat zij hoger zijn dan op grond van de toetspeilen noodzakelijk is. Door gebruik te maken van deze overhoogtes kan zonder maatregelen te treffen toch aan het veiligheidsniveau voldaan worden.

Dijkverbetering
Ook het verhogen van de dijken voorkomt overstroming.

De maatregelenpakketten die in de planstudie ontwikkeld worden, moeten voldoen aan beide doelstellingen die beschreven zijn in § 2.1. Dit betekent niet, dat bij een mogelijke spanning tussen de twee doelstellingen de veiligheidsdoelstelling in het gedrang komt. Het betekent evenmin dat de veiligheidsdoelstelling als enige bepalend is voor de keuze van maatregelen en hun locatie. Het is veeleer zo, dat beide doelstellingen bepalen waar ruimte voor de rivier wordt gevonden, en hoe de maatregelen worden uitgevoerd. Bij tenminste één alternatief is het beschikbare budget taakstellend.

Het project en zijn omgeving


3.1 Proces

In de verslagperiode is in nauwe samenwerking tussen regionale partijen en het Rijk nagegaan of er mogelijkheden waren om binnen het samengestelde basispakket (concept Voorkeursalternatief) "werk met werk" te maken dan wel door combinatie van functies c.q. projecten financiën te genereren, zodat het beschikbare budget van E 1,9 mld.rd voldoende zou zijn om dit uit te kunnen voeren. In de Stuurgroep Ruimte voor de Rivier van 30 september is geconstateerd dat meer tijd nodig was om deze mogelijkheden te verkennen en is besluitvorming over de PKB uitgesteld naar voorjaar 2005. In paragraaf 3.2.3. en 4.2. wordt hier nader op ingegaan.
Daarnaast loopt het regionale adviestraject. In de verslagperiode is het regioadvies door de twee regionale stuurgroepen vastgesteld. Naar verwachting zal dit binnenkort aan Verkeer en Waterstaat worden aangeboden.

(VGR5 wordt na 14 maart aan de Kamer aangeboden)

Besluitvormingsprocessen

Figuur 1: Besluitvormingsprocessen Ruimte voor de Rivier (MER = MER- alternatieven, Effecten en Effectbeoordeling)

3.2 Inhoudelijke voortgang

Opgeleverde producten in de verslagperiode:

KBA deel 1: Veiligheid (concept) Vgl. § 3.2.2. KBA deel 2: Kosteneffectiviteitsanalyse (concept) Vgl. § 3.2.2. Beslisnotitie t.b.v. SRVR 30 september 2004 Vgl. § 3.2.3. Concept Ontwerp PKB versie 9 Vgl. § 3.2.3. Concept Toelichting op Ontwerp PKB versie 9 Vgl. § 3.2.3. Bestuursovereenkomst Overdiepse Polder Vgl. § 3.2.3. Regionaal Ruimtelijk Kader Vgl. § 3.2.5. Plan van aanpak Inspraak PKB deel 1 en MER Vgl. § 3.3.

> JAN: VULT KADER PRODUCTEN IN

3.2.1 Milieueffectrapportage

In het MER Ruimte voor de Rivier worden de effecten beschreven van: de twee basisalternatieven;
de regiomodules, waarvoor op sommige locaties kan worden gekozen in plaats van maatregelen uit de respectievelijke basisalternatieven (vgl. VGR3, par. 3.3.2.);
rReferentie aAlternatief Dijkversterkingen;
het Basispakket (concept Voorkeursalternatief); en de alternatieve (uitwissel)maatregelen die met bepaalde maatregelen uit het Basispakket kunnen worden uitgewisseld (vgl. VGR4, par. 3.2.3.).

In de afgelopen periode zijn de effectbeschrijvingen afgerond en is het concept-MER opgesteld. Naar aanleiding van dit MER zal de informatie in de Hoofdnota worden geactualiseerd. Er is een eerste versie van de Inspraakwijzer opgesteld, alsmede een eerste versie van de samenvatting. Naar aanleiding van de inhoud van de PKB is besloten om in het MER ook aandacht te besteden aan de locatiekeuze van de gronddepots. Hiervoor is een aanvullend onderzoek gestart.

3.2.2 Kosten- Batenanalyse (KBA )

In het kader van het project Ruimte voor de Rivier heeft het CPB een globale analyse uitgevoerd naar de optimale veiligheidsniveaus per dijkring. Sturende grootheden zijn hierbij enerzijds de investeringskosten nodig voor het bereiken van een bepaald veiligheidsniveau en anderzijds de omvang van de schade die bij dat veiligheidsniveau naar verwachting vermeden wordt. De conclusies onderschrijven het nut en de noodzaak van het project Ruimte voor de Rivier. Het voorgenomen investeringsbedrag is, op basis van deze globale analyse, verantwoord te noemen. Op een aantal onderdelen worden nadere conclusies getrokken. Zo wordt ten aanzien van de Noordwaard de conclusie getrokken dat de maatschappelijke schade in geval van overstroming dermate laag is dat een "veel" lager veiligheidsniveau zou kunnen worden gehanteerd dan volgens de wet vereist is. Ook zou op grond van de KBA-uitkomsten voor enkele dijkringen een duidelijk hogere veiligheidsnorm te verdedigen zijn dan vereist is volgens de wet. Dat zijn met name de dijkringen 'Kromme Rijn' en 'Gelderse Vallei'. Dit is het gevolg van een combinatie van een omvangrijk en intensief gebruikt achterland en betrekkelijk korte dijktrajecten die deze gebieden beschermen. Aangezien het project Ruimte voor de Rivier gericht is op het halen van de vigerende veiligheidsnormen, wordt vooralsnog geen gevolg gegeven aan deze specifieke bevindingen uit de CPB-studie. Zodra andere lopende studies (zoals Veiligheid Nederland in Kaart) zijn afgerond, zullen ze worden betrokken bij een nadere beschouwing van de veiligheidsbenadering.

Momenteel tracht het CPB de studie te verbeteren op het gebied van 'systeemwerking'. Dat wil zeggen dat dan ook rekening gehouden wordt met een verhoging van de veiligheid benedenstrooms van een dijkdoorbraak. Tot nu toe zijn alle dijkringen individueel beschouwd.

Daarnaast is in het kader van de KBA een analyse uitgevoerd van de kosteneffectiviteit van de verschillende maatregelen die in het kader van Ruimte voor de Rivier zouden kunnen worden uitgevoerd. Deze berekening, die ca. 600 maatregelen in ogenschouw neemt, leidt in eerste instantie tot een bepaling van de kosten die gemiddeld voor de verschillende baten (veiligheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, recreatie) zouden worden uitgegeven. Vervolgens wordt deze standaard gebruikt bij een beoordeling van de gekozen maatregelen. Het oordeel geeft dan aan in hoeverre de maatregelen kosteneffectief zijn, hetgeen benut is bij de selectie en keuze van de maatregelen ten behoeve van MER- en PKB-varianten.

De beoordeling kan geschieden voor elke maatregel afzonderlijk, maar eveneens op het niveau van maatregelpakketten. De gehele kosteneffectiviteitanalyse zal ten behoeve van de eindversie van de PKB nog eenmaal worden herhaald.
In het kader van het project Ruimte voor de Rivier heeft het CPB een globale analyse uitgevoerd naar de optimale veiligheidsniveaus per dijkring. Sturende grootheden zijn hierbij enerzijds de investeringskosten nodig voor het bereiken van een bepaald veiligheidsniveau en anderzijds de omvang van de schade die bij dat veiligheidsniveau naar verwachting vermeden wordt. De conclusies onderschrijven het nut en de noodzaak van het project Ruimte voor de Rivier. Het voorgenomen investeringsbedrag is, op basis van deze globale analyse, verantwoord te noemen. Op een aantal onderdelen worden nadere conclusies getrokken. Zo wordt ten aanzien van de Noordwaard de conclusie getrokken dat de maatschappelijke schade in geval van overstroming dermate laag is dat een "veel" lager veiligheidsnivo zou kunnen worden gehanteerd. de ontpoldering van de Noordwaard ondersteund. : CHECK PIETER VERMEER/DGW. Ook zou op grond van de KBA-uitkomsten voor enkele dijkringen een duidelijk hogere veiligheidsnorm te verdedigen zijn dan vereist is volgens de wet. Dat zijn met name de dijkringen 'Kromme Rijn' en 'Gelderse Vallei'. Dit is het gevolg van een combinatie van een omvangrijk en intensief gebruikt achterland en betrekkelijk korte dijktrajecten die deze gebieden beschermen. Aangezien het project Ruimte voor de Rivier gericht is op het halen van de vigerende veiligheidsnormen, wordt vooralsnog geen gevolg gegeven aan deze specifieke bevindingen uit de CPB-studie. Zodra andere lopende studies (zoals Veiligheid Nederland in Kaart) zijn afgerond, zullen ze worden betrokken bij een nadere beschouwing van de veiligheidsbenadering.

Momenteel tracht het CPB de studie te verbeteren op het gebied van 'systeemwerking'. Dat wil zeggen dat dan ook rekening gehouden wordt met een verhoging van de veiligheid benedenstrooms van een dijkdoorbraak. Tot nu toe zijn alle dijkringen individueel beschouwd.

Daarnaast is in het kader van de KBA een analyse uitgevoerd van de kosteneffectiviteit van de verschillende maatregelen die in het kader van Ruimte voor de Rivier zouden kunnen worden uitgevoerd. Deze berekening, die ca. 600 maatregelen in ogenschouw neemt, leidt in eerste instantie tot een bepaling van de kosten die in dit omvangrijke pakket gemiddeld voor de verschillende baten (veiligheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, recreatie) zouden worden uitgegeven. Vervolgens wordt deze standaard gebruikt bij een beoordeling van de gekozen maatregelen. Het oordeel geeft dan aan in hoeverre de maatregelen kosteneffectief zijn, hetgeen benut is bij de selectie en keuze van de maatregelen ten behoeve van MER- en PKB- varianten.

De beoordeling kan geschieden voor elke maatregel afzonderlijk, maar eveneens op het niveau van maatregelpakketten. De eerste voorlopige resultaten van de verrichte KEA geven aan dat de basisalternatieven 1 en 2 als respectievelijk goedkoop en gemiddeld kosteneffectief naar voren komen. Het referentiealternatief dijkversterking komt als goedkoop uit de KEA. Tot slot komt ook het Voorkeursalternatief (VKA) inclusief noodzakelijke dijkversterking als kosteneffectief uit de vergelijking.

De gehele kosteneffectiviteitanalyse zal ten behoeve van de eindversie van de PKB nog eenmaal worden herhaald.

3.2.3 Planologische Kernbeslissing

In de Stuurgroep Ruimte voor de Rivier van 30 september is de voorkeur van 2 juni herbevestigd voor de hoofdlijnen van de inhoud en vormgeving van het Basispakket (concept Voorkeursalternatief). Dit basispakket bestaat uit een mix van ruim 30 ruimtelijke en technische maatregelen, waarvan ongeveer een derde op binnendijks gelegen locaties. De kosten van dit basispakket zijn geraamd op E 2,2, mrd mld. en liggen derhalve E 300 mlnmln. boven het beschikbaarebeschikbare budget. Bij de samenstelling van het Basispakket is het regioadvies richtinggevend geweest. Belangrijke randvoorwaarden voor het opnemen van maatregelen zijn tijd en geld. Ook de hoeveelheid grondverzet in relatie tot de uitvoerbaarheid binnen de gestelde termijn legt beperkingen op aan de te kiezen mogelijkheden. Het was daardoor niet altijd mogelijk om de vanuit beide doelstellingen meest gewenste oplossing te kiezen.

Voor het Benedenrivierengebied en de IJssel ligt het accent op ruimtelijke maatregelen. Zo wordtis voor de Merwedes voorgesteld om het ontpolderen van de Noordwaard uit te voeren in combinatie met het vergraven van een uiterwaard ter hoogte van de bestaande "flessenhals" bij Gorinchem (uiterwaardvergraving bedrijventerrein Avelingen). Hiermee wordt een eerste stap gezet op weg naar de langetermijnoplossing en wordt tevens de ruimtelijke ontwikkelkracht van het gebied een kans gegeven. Voor een groot deel van de IJssel is gekozen voor binnendijkse maatregelen, zoals dijkverleggingen en een hoogwatergeul Veessen-Wapenveld. Door deze keuze worden bestaande waarden in het buitendijkse gebied ontzien en krijgt de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit een kans. Ook voor het bovenstroomse deel van de Neder-Rijn/Lek tot Amerongen is gekozen voor ruimtelijke maatregelen, vooral in de uiterwaarden. Benedenstrooms is gekozen voor dijkverbetering, omdat de ruimtelijke mogelijkheden zowel binnendijks als buitendijks zeer beperkt zijn. Zomerbedverdieping is niet mogelijk zonder aanvullend stabiliserende maatregelen aan de dijken.
Langs de Boven-Rijn en de Waal ligt het accent op buitendijkse maatregelen. Op de Waal is een technische en relatief goedkope maatregel, namelijk kribverlaging, het meest geschikt en ook mogelijk. Bijkomend voordeel hiervan is dat de delfstoffenmarkt niet wordt verstoord. Dit zou wel het geval kunnen zijn bij een keuze voor een groot aantal uiterwaardvergravingen door de grote hoeveelheden vrijkomende grond.

Daarnaast zijn er in het kader van de programmatische aanpak op een aantal (circa 15) specifieke locaties alternatieve maatregelen aangeduid, de zogenoemde kansrijke initiatieven, die in de plaats kunnen komen van één of meer maatregelen in het concept VKA en initiatieven die daarop aanvullend kunnen zijn. Deze maatregelen sluiten goed aan bij ruimtelijke ontwikkelingen en projecten in de regio en kunnen bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit (vgl. VGR4, par. 3.2.3). Op de IJssel betreft het bijvoorbeeld de hoogwatergeulen bij Kampen en Zutphen. Op de Waal en de Lek gaat het vooral om uiterwaardvergravingen in plaats van kribverlaging resp. dijkversterking. Voorwaarde voor opname in het VKA is dat deze passen binnen de randvoorwaarden van tijd en geld.

De behandeling van het concept Voorkeursalternatief (VKA) is uitgesteld tot de stuurgroepbijeenkomst van 24 maart 2005. In de tussentijd wordt bezien hoe het basispakket financierbaar gemaakt kan worden. Hiervoor is op 30 september 2004 de taakgroep Financiering en Kansen (FiKa) ingesteld door de Stuurgroep Ruimte voor de Rivier. Deze taakgroep kent een drietal werkgroepen en enkele subwerkgroepen.
Werkgroep "Grond": deze werkgroep richt zich voornamelijk op de bestuurlijke keuzes ten aanzien van het grondverzet; Werkgroep "Inverdienen": deze werkgroep richt zich op inverdieneffecten op de korte termijn en op de kansrijke maatregelen die mogelijk in PKB deel 3 in het VKA kunnen worden opgenomen;
Werkgroep "Andere financieringsmogelijkheden": deze werkgroep richt zich op externe financieringsmogelijkheden, onder andere uit EU- stimuleringsprogramma's.

De besprekingen tot nu toe geven aan dat op diverse punten mogelijkheden bestaan om de financiering van het concept VKA te verbeteren. Om twijfel over de haalbaarheid van de uiteindelijke conclusies van de Taakgroep FiKa te voorkomen, zijn spelregels opgesteld die kwaliteit en haalbaarheid veilig stellen. In het 1e kwartaal 2005 moet blijken of de mogelijkheden om de financiering van het VKA binnen het beschikbare budget te brengen conform de opgestelde spelregels verantwoord kunnen worden en daarmee betrokken in de behandeling van de Stuurgroep Ruimte voor de Rivier van maart 2005.

Voor het koploperproject Overdiepse Polder (vgl. VGR4, par. 3.2.3.) hebben de minister van Verkeer en Waterstaat en Gedeputeerde Verheijen van de provincie Noord-Brabant op 14 december 2004 een bestuursovereenkomst ondertekend. V&W geeft daarin de provincie Noord-Brabant de opdracht om de planstudie voor de Overdiepse Polder uit te voeren en biedt de provincie de mogelijkheid om anticiperende grondaankopen te doen. Aan de provincies is gevraagd met voorstellen te komen om naast de Overdiepsche Polder nog enkele maatregelen als koploperproject aan te duiden.

3.2.4 Langetermijnvisie

In het concept van de ontwerp PKB is een pakket maatregelen opgenomen voor de lange termijn, waarbij wordt uitgegaan van een veiligheidsopgave van 18.000 m3/s. Daarbij wordt aangegeven welke (binnendijkse) maatregelen voor de lange termijn nodig zijn. Het pakket komt nagenoeg geheel overeen met het pakket, dat in het regioadvies wordt voorgesteld.

3.2.5 Ruimtelijke kwaliteit

Eind september is het Regionaal Ruimtelijk Kader (RRK) in druk verschenen. Het RRK staat centraal in het proces waarin ruimtelijke kwaliteit in het licht van de veiligheid gestalte krijgt. Het rapport is in goede samenwerking tussen provincies en Rijk tot stand gekomen. Het Regionaal Ruimtelijk Kader vindt doorwerking in het Regioadvies, de langetermijnvisie en het Voorkeursalternatief.

3.3 Communicatie

Plan van aanpak communicatie Inspraak PKB en MERinspraak 2005 Met het oog op de voorbereiding en uitvoering van de inspraakperiode voor over de PKB deel 1 en het MER is er een plan van aanpak voor de communicatie rondom de inspraak opgesteld. De inspraakperiode loopt van 1 juni tot 24 augustus 2005. Het plan onderscheidt wat de communicatieaanpak betreft de volgende periodes:
December 2004 - maart 2005: externe ffocus op het informeren van bewoners rondom locaties waar ingrijpende maatregelen in beeld zijn december 2004 - maart 2005;
besluitvormingsperiode: maart - mei 2005: centraal staat het informeren over de besluiten van SRVR en Ministerraad;
voorbereiding en organisatie van de inspraak: februari - mei 2005; inspraak (inclusief officiële aankondiging): mei - augustus 2005. JAN PAST VOLGORDE AAN!!!

Per genoemde periode wordt de aanpak van de communicatie verder vertaald naar activiteiten en middelen. Rode draad in de eerste drie perioden is de continuering van de uitgestippelde communicatieaanpak en de voorbereiding van de inspraak. De accenten in de communicatie, de aanpak en de (inzet van) middelen verschillen echterper periode. De communicatiekalender die in het plan van aanpak is bijgevoegd geeft een overzicht van alle activiteiten en het tijdstip waarop ze worden gerealiseerd. Voor de inspraakperiode zelf (voorbereiding en realisatie) wordt een apart en gedetailleerd draaiboek opgesteld. De inspraakperiode loopt van 1 juni tot 24 augustus 2005.

Inspraak over de grens
Inmiddels is het overleg gestart over de aanpak van de grensoverschrijdende inspraak met vertegenwoordigers van het Duitse Ministerium für Verkehr, Energie und Landesplanung. Tijdige afstemming is van belang omdat de inspraak bij onze oosterburen een eigen, aparte aanpak vraagt. Uitgangspunt is dat bij grensoverschrijdende inspraak de Nederlandse procedures (zoals het vaststellen van de inspraakperiode en wijze van reageren) worden gevolgd en dat voor praktische zaken, zoals de tervisielegging, wordt aangesloten bij Duitse gebruiken.

Bewonersbijeenkomsten
Op locaties waar ingrijpender maatregelen in beeld zijn, zijn door zowel BBER als BBOR bijeenkomsten georganiseerd om de bewoners zo adequaat mogelijk te informeren. Daarnaast zijn in het benedenrivierengebied met agrariërs uit de Noordwaard gesprekken gevoerd. In het bovenrivierengebied zijn een vijftal bewonersavonden voorbereid op locaties waar ingrijpende binnendijkse maatregelen in beeld zijn (hoogwatergeul Veessen Wapenveld, en de dijkverleggingen Munnikenland, Cortenoever, Voorster Klei en Westenholte). De doelgroep bestaat uit huis- en grondeigenaren, huurders, ondernemers en pachters die mogelijk direct te maken krijgen met maatregel omdat ze binnen het nu vastgestelde plangebied vallen en mogelijk betrokkenen die buiten het plangebied vallen.

Maatregelen op de internetsite
Begin december zijn de kortetermijnmaatregelen, zoals die in het concept Ontwerp PKB deel 1 op 30 september 2004 in de SRVR-vergadering aan de orde zijn geweest, op de website van het project geplaatst en toegankelijk gemaakt voor een breed publiek. Bewoners en gebruikers van het rivierengebied kunnen zich hiermee een beeld vormen van de maatregelen die in hun omgeving overwogen worden. Benadrukt is dat over deze maatregelen nog geen besluiten zijn genomen, dat wijzigingen mogelijk blijven en dat het (wat de status betreft) gaat om maatregelen die 'het best in lijn liggen met de ambities van de Stuurgroep'.

Projectbeheersing


4.1 Scope

De projectscope Ruimte voor de Rivier versie 1.0 van april 2002 is het vertrekpunt voor de scope Ruimte voor de Rivier. Deze is in het 3e kwartaal 2002 vastgesteld. In de verslagperiode hebben zich geen scopemutaties voorgedaan.

|Scope mutaties tot en met 4de VGR                |Datum  |
|-- geen --                                       |       |
|                                                 |       |
|Scopemutaties 5de VGR                            |Datum  |
|-- geen --                                       |       |
Tabel 1: Scopemutaties

4.2 Planning PKB

De behandeling van het Voorkeursalternatief door de Stuurgroep Ruimte voor de Rivier heeft nog niet in de verslagperiode kunnen plaatsvinden, aangezien er onvoldoende financiële dekking van het Voorkeursalternatief was. Als gevolg hiervan is in de totstandkoming van de documenten PKB, MER en KBA een vertraging van circa een half jaar ontstaan welke zoveel mogelijk wordt ingelopen. Dit half jaar vertraging brengt extra kosten met zich mee voor de projectorganisatie PKB. In 2005 zal door de projectorganisatie PKB Ruimte voor de Rivier een voorstel worden gedaan voor ophoging van het planstudiebudget. Voorts is de periode tussen deel III3 en deel IV4 verlengd met 3 maanden. Dit omdat een periode van 3 maanden tussen de behandeling van de PKB deel III in de Kamer en de behandeling van deel IV als te optimistisch wordt beschouwd. Dit resulteert in een planning van het verdere traject zoals weergegeven in Figuur 2Figuur 2Figuur 2Figuur 2Figuur 2Figuur 2Figuur 2Figuur 2.

Figuur 2: Planning planfase PKB Ruimte voor de Rivier (figuur is nog een aandachtspunt)

4.3 Financiën

Projectbudget
In 2001 is voor het project Ruimte voor de Rivier in de Rijksbegroting bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een budget van E 1,9 miljard gereserveerd voor het behalen van de veiligheidsdoelstelling. Het gereserveerde budget is op het prijspeil van 2004 gebracht en bedraagt nu voor het totale project E 1,929 miljard.

Tabel 2: Projectbudget planfase, gebaseerd op de begroting 2005-2009

In de verslagperiode hebben zich geen budgetmutaties voorgedaan.

Tabel 3: Overzicht budgetmutaties

|Prijsindexperce|              |
|ntages         |              |
|2002-2003      |2,75%         |
|2003-2004      |1,23%         |
Tabel 4: Prijsindexpercentages

Uitgaven en verplichtingen
Voor de planfase is een projectbudget gereserveerd van E 39,8 miljoen (prijspeil 2004). In tabel 5 zijn de uitgaven voor de planfase Ruimte voor de Rivier in de verslagperiode opgenomen. Daarnaast zijn in de verslagperiode uitgaven gedaan in het kader van de planstudie lopende projecten. Ook deze staan vermeld in tabel 5.

Tabel 5: Uitgaven

In tabel 6 zijn de aangegane verplichtingen voor de planfase PKB Ruimte voor de Rivier en de planstudie lopende projecten in de verslagperiode opgenomen.

Tabel 6: Aangegane verplichtingen

In tabel 7 is het kasritme voor de planfase en de realisatiefase Ruimte voor de Rivier opgenomen. De begroting 2005 ligt ten grondslag aan deze cijfers. Vanaf de begroting 2004 is het project Ruimte voor de Rivier opgenomen op een apart artikelonderdeel van het Infrastructuurfonds, namelijk 02.01.05.

Tabel 7: Kasritme

Noot 1: In afwachting van de VJN is de overloop in 2004 ad E 2.071 mlnmln. voorlopig bijgevoegd bij 2005.
Noot 2: De hierboven gepresenteerde tabel sluit aan op de totalen in de infrafondsbegroting 2005-2009. Ten opzichte van de bijbehorende MIT tabel zal echter voor de periode na 2009 nog E 4,4 miljoen loon- en prijsbijstelling worden toegevoegd.

4.4 Stand van zaken projectbeheersing

4.4.1 Raming en risico's

De raming van het Voorkeursalternatief zoals neergelegd in de stuurgroep van 30 september jongstleden bedroeg E 2,2 miljard (prijspeil medio 2003). De onzekerheidsmarge van deze raming bedraagt ca. 45%. Uitgedrukt in euro's is de bijbehorende bandbreedte derhalve E 1,2 - 3,2 miljard.

De risico's zijn zoveel mogelijk gekwantificeerd en zijn verdisconteerd als kans * gevolg in de bovengenoemde bedragen. Een aparte categorie van risico's vormt die groep risico's waarbij nog bestuurlijke keuzes mogelijk zijn. Deze laatste categorie is voor E 0,16 miljard meegenomen in de raming (kans* gevolg). Mochten alle bestuurlijke keuzes negatief uitpakken dan is hiermee een geschat bedrag gemoeid van ca. E 0,4 miljard en dient de raming naar boven te worden bijgesteld tot ca.
E 2,44 miljard. Een overzicht van de bestuurlijke keuzes is opgenomen in bijlage ... 2.

De extra kosten van beheer en onderhoud op de lange termijn zijn niet in de kostenraming opgenomen, maar zijn separaat weergegeven waarbij geen onzekerheidsmarge is doorgerekend, maar ingeschat. Deze kosten bedragen ca. E 267 mln. De risico's t.a.v. Beheer en Onderhoud zijn benoemd (gekwalificeerd), maar zijn niet gekwantificeerd, omdat dit nog zeer moeilijk is in te schatten.

Tot slotDaarnaast is er een lijst met zogenaamde 'uitgesloten risico's'. Dit zijn risico's die wel zijn gekwalificeerd doch niet zijn meegenomen in de raming. Dit omdat het risico niet direct aan een partij valt "te koppelen". Hierbij moet worden gedacht aan de zich wijzigende wet- en regelgeving, het gedrag van de "markt" en de stand van de techniek. Deze lijst is opgenomen in bijlage ...3.

Tot slot is in bijlage 4 de lijst met Planstudie risico's opgenomen. Deze is geactualiseerd ten opzichte van de 4de VGR. Gezien de complexiteit van de planfase zijn deze Planstudie risico's zijn mindere mate te kwantificeren in vergelijking met de uitvoeringsrisico's.

4.4.2 Raming versus budget

Uit deze rapportage blijkt dat er nog een gat is tussen raming en budget van circa
E 300 mln. Zoals eerder in paragraaf 3.2.3. is aangegeven is op 30 september 2004 in de stuurgroep besloten om te bezien welke mogelijkheden er zijn om het gat tussen raming en budget te dichten (de zgn. taakgroep FiKa). Om te voorkomen dat maatregelen worden aangereikt die niet concreet genoeg zijn, of toezeggingen worden gedaan die niet "hard" zijn, zijn in samenwerking met het Ministerie van Financiën de kaders ten aanzien van projectbeheersing vertaald naar concrete spelregels. Hierin zijn eisen opgenomen ten aanzien van geld (conform beginselen PRI-raming), tijd, berekende waterstandsdaling en risico's en de daarbijbehorende audit(s) op het aangereikte materiaal. De auditor stelt vast (onafhankelijk, onpartijdig) dat het door derden aangereikte materiaal dezelfde "hardheid heeft" als ware het door de projectorganisatie opgeleverd. Deze spelregels worden onder meer toegepast op:
het onderzoek naar de inverdieneffecten;
het onderzoek en uitwerking van de mogelijkheden tot uitwisseling met kansrijke initiatieven;
het geven van invulling aan de bestuurlijke keuzes ten aanzien van grond.

4.4.3 Planningsrisico's

Voor de korte termijn c.q. de planstudiefase is de planning sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de besluitvorming. De planning van de PKB zoals gepresenteerd in de PKB is haalbaar, maar wijzigingen in het Voorkeursalternatief of stagnatie van de bestuurlijke besluitvorming kunnen de planning aanzienlijk beïnvloeden. In bijlage 4 zijn deze Planstudierisico's opgenomen. Deze is geactualiseerd ten opzichte van de 4de VGR. Zichtbaar wordt dat het voornaamste risico (geen overeenstemming over pakketten) in de verslagperiode realiteit is geworden. De meer inhoudelijke risico's, zoals de toepassing van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de omgang met Actief Bodembeheer, zijn inmiddels ook opgenomen in het risicoregister van de uitvoeringsfase.

Voor de realisatiefase lijkt het haalbaar om de uitvoering uiterlijk in 2015 gereed te hebben. Dit zal echter nog nader moeten worden onderzocht om hierover met meer zekerheid uitspraken te kunnen doen. Er zullen in PKB deel I1 koplopers worden gedefinieerd die vooruitlopend op de PKB-procedure verder worden uitgewerkt. Tevens is het daarbij van belang dat tijdig wordt gestart met het zoeken naar geschikte locaties voor de berging van baggerspecie.

4.4.4 Kwaliteitsborging

De projectorganisatie heeft ook in deze verslagperiode externe audits uitgevoerd ter borging van de kwaliteit en ter nadere identificering en beheersing van risico's. Een overzicht daarvan is opgenomen in bijlage ....5.

Ook de resultaten van de taakgroep FiKa zullen worden onderworpen aan een externe audit alvorens hierover een besluit zal worden genomen.

De projectorganisatie heeft samen met het daartoe opgerichte 'Auditcommittee Ruimte voor de Rivier' een auditprogramma opgesteld voor de komende periode. Dit auditprogramma is opgenomen in bijlage ...6.

Bijlage 1: Lopende projecten

Algemeen
In 2004 is er meer zicht gekomen op de maatregelen die uiteindelijk in het Voorkeursalternatief terecht zouden komen. De lopende planstudies die vooruitliepen op de PKB zijn met deze inzichten tegen het licht gehouden. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen, waarbij maatregelen die minder zinvol werden geacht in het kader van Ruimte voor de Rivier, zijn stilgelegd of verder meelopen in NURG-verband. In de volgende VGR zullen deze maatregelen niet meer worden opgenomen.

Per project

Bijlage 2: Detaillering bestuurlijke keuzes

De volgende bestuurlijke keuzes, incl. bijbehorende beheersmaatregelen en financiële consequenties, worden onderkend. Tussen haakjes wordt het bedrag genoemd als er geen bestuurlijke keuze wordt gemaakt en het risico zich daadwerkelijk (overal) voordoet:

Eisen bevoegd gezag aan ontgravinglogistiek (scheiden klasse 1, 2 versus 3 en 4) (E 53 miljoen):
Indien het bevoegd gezag ongescheiden berging toestaat (evt. in combinatie met aanpassen regelgeving), zal dit de kosten sterk reduceren.
Vergunningseisen en NIMBY-problematiek vervuilde grond depots (E 4732 miljoen):
Er zijn onduidelijkheden ten aanzien van de vergunningseisen die door het bevoegd gezag kunnen worden gesteld aan bijv. de inrichting van de depots, eisen die voortvloeien uit de grondwaterrichtlijn, en eisen gesteld aan tijdelijke depots. Hierbij gaat het over interpretaties van bepalingen uit voorschriften, wetten en bepalingen. Het verlichten van de eisen kan (evt. in combinatie met aanpassen regelgeving) leiden tot een aanzienlijke kostenreductie. Ook kan het ter beschikking stellen van depots voor specie uit andere regio's sterk kostenbesparend werken.
Vergunningseisen en NIMBY-problematiek storten schone en licht vervuilde specie (E 11520 miljoen):
Er zijn onduidelijkheden ten aanzien van de vergunningseisen die door het bevoegd gezag kunnen worden gesteld aan bijv. de inrichting van de depots, eisen die voortvloeien uit de grondwaterrichtlijn, en eisen gesteld aan tijdelijke depots. Hierbij gaat het over interpretaties van bepalingen uit voorschriften, wetten en bepalingen. Het verlichten van de eisen kan (evt. in combinatie met aanpassen regelgeving) leiden tot een aanzienlijke kostenreductie. Ook kan het ter beschikking stellen van depots voor specie uit andere regio's sterk kostenbesparend werken.
Oplegging extra politiek-bestuurlijke randvoorwaarden aan uitvoeringsvolgorde (E 25 miljoen):
Bevoegd gezag zou in verband met bijv. tijdelijke negatieve hydraulische effecten en of tijdelijke negatieve effecten aan natuur eisen kunnen stellen aan de uitvoeringsvolgorde; het achterwege laten van deze eisen kan de kosten sterk reduceren. Overdracht gerealiseerde werken aan eindbeheerders (E 50 miljoen): Voor de over te dragen werken is nog niet duidelijk welke eisen de eindbeheerders zullen stellen aan het ontwerp, met als risico dat de eindbeheerders het object niet over willen nemen. Goede afspraken hierover kunnen de risico's beperken.
Kosten archeologisch onderzoek boven de 1% afspraak met OC&W (E 0 miljoen): De kosten van archeologisch onderzoek en evt. vondsten zouden onbeperkt kunnen drukken op het project (Verdrag van Malta). In het verleden werd 1% van uitgaven op maatregelniveau als redelijk beschouwd. Maximering van het bedrag tot 1% van het budget van de betreffende maatregel op een bepaalde locatie (NB: dus niet op totaal projectbudget maar op maatregelniveau) zou de risico's van archeologische vondsten aanmerkelijk kunnen beperken. Benutten kans van reeds opgekochte 'rijks'/provincie en gemeentegronden (-/- E 10 miljoen):
Er is nog geen inzicht in de mate waarin de te verwerven gronden reeds in het bezit zijn van overheden. Het ter beschikking stellen van deze gronden aan het project kan mogelijk een kostenbesparing opleveren. Provinciale heffingen op stortplaatsen (E 54 miljoen): Er zijn onduidelijkheden ten aanzien van de door provincies te hanteren heffingen op stortplaatsen voor grond. Indien wordt afgezien van dergelijke heffingen dan wel de hoogte hiervan neerwaarts wordt bijgesteld, leidt dit tot een forse kostenbesparing. Bestuurlijke afspraken m.b.t. Veur-Lent (E 694 mln.): Door de gemeente Nijmegen is bij brief van 5 juni 2003 een verzoek tot schadecompensatie als gevolg van planaanpassing ingediend ad E 93,472 miljoen. Er bestaat een kans dat (een deel van) dit bedrag zal moeten worden uitgekeerd.
Tijdsrisico:
Het project staat onder een behoorlijke tijdsdruk, hetgeen zal leiden tot hogere kosten. Enerzijds kan deze tijdsdruk worden gereduceerd om cruciale maatregelen (bijvoorbeeld de aanwijzing van al dan niet tijdelijke depots) reeds nu in gang te zetten; anderzijds kan meer ruimte in de tijd mogelijk leiden tot kostenbesparingen enerzijds (bijv. meer kans op PPS-constructies) en additionele gelden anderzijds.

Bijlage 3: Uitgesloten risico's

De volgende risico's/kansen zijn benoemd, maar niet gekwantificeerd en behoren daarmee tot de categorie 'Uitgesloten risico's' (zie paragraaf 4.4.1.).

Risico's op het niveau van bestuurlijke keuzes: Eventuele (aanvullende) besluiten ten aanzien van de lange termijn visie. Extra kosten van de lopende projecten gaan alsnog drukken op het PKB- budget.
Het milieuhygiënisch kader rond grondverzet is vastgelegd met Actief Bodembeheer. Er is echter nog een groot aantal knelpunten gesignaleerd, zoals het herverontreinigingsniveau en uitvoerbaarheid van Bouwstoffenbesluit. De verwachting is dat het kader gedurende (de uitvoering van) het project sterk zou kunnen wijzigen. De eventuele mogelijkheid van initiatieven van derden, subsidies en marktbenadering (medefinanciering).
De positieve indirecte invloed op de kosten door het vinden van innovatieve uitvoeringsmogelijkheden en materialen. Het tijdig beschikbaar zijn van deze bronnen.
Aanvullende (niet waterstandsverlagende) maatregelen benodigd ten gevolge van omgevingsinvloeden. Dit kan het gevolg zijn van inspraakprocedures, invloed politiek, bestuurders of omwonenden.
Afwijking van de huidige afvoerverdeling. In de scope van de PKB is de huidige afvoerverdeling een uitgangspunt. Mocht hiervan afgeweken worden kan dit de nodige consequenties hebben.
Er wordt rekening gehouden met toereikende compensatie voor prijsstijgingen en/of inflatie.
Er is geen rekening gehouden met extra dijkverhoging om te anticiperen op taakstellingen van de lange termijn. De veiligheidsanalyse CPB of de wensen van waterschappen voor extra robuust ontwerpen kan aanleiding zijn voor hogere investeringsinspanning dan nodig voor de PKB veiligheidsdoelstelling.
De realisatie van de uitvoering in 2015 is niet realiseerbaar als gevolg van vertraging in de politieke besluitvorming.

Risico's als gevolg van veranderende wet- en regelgeving: Door nieuwe (EU) regelgeving worden aanvullende maatregelen gevraagd. Aantal verleende vergunningen wordt met succes aangevochten bij Raad van State door belanghebbende. Er is nog geen juridische helderheid over de juridische/wettelijke houdbaarheid van de principes van actief bodembeheer. Als gevolg van veranderende wet- en regelgeving: grond die nu schoon is straks niet meer mogen gebruiken.
Zijdelingse instroom wordt niet als (positieve) kans meegenomen in het risicoregister. Dit is mede afhankelijk van wet- en regelgeving en de bereidheid van de regio's.

Risico's op het terrein van 'Financieel en markt': Invloed van extreme marktwerking bij inschrijving, hierdoor kunnen de kosten dalen of stijgen.
Ongunstige planning met andere (grote) projecten op de markt. Nieuwere en efficiëntere uitvoeringmethoden en/of technieken. Kosten kunnen door innovatieve technieken en werkmethoden dalen. Faillissement van aannemer, ingenieursbureau e.d.. Staking buiten de schuld van de aannemer.

Bijlage 4: Planstudie Risico's

Bijlage 5: Uitgevoerde en nog lopende audits

Bijlage 6: Auditplan winter 2004 - voorjaar 2005

Bijlage 2 Auditplan: winter 2004 - voorjaar 2005

| |

Bijlage 3 Risico's Planstudie

Bijlage 4 Voortgang lopende projecten

Algemeen
In 2004 is er meer zicht gekomen op de maatregelen die uiteindelijk in het Voorkeursalternatief terecht zouden komen. De lopende planstudies die vooruitliepen op de PKB zijn met deze inzichten tegen het licht gehouden. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen, waarbij maatregelen die minder zinvol werden geacht in het kader van Ruimte voor de Rivier, zijn stilgelegd of verder meelopen in NURG-verband. In de volgende VGR zullen deze maatregelen niet meer worden opgenomen.

Per project

In bijlage 3bijlage xxPer project
Bijlage XX | |Bijlage 5 Uitgesloten risico's
De volgende risico's/kansen zijn benoemd, maar niet gekwantificeerd en behoren daarmee tot de categorie 'Uitgesloten risico's' (zie paragraaf 4.4.1.).

Risico's op het niveau van bestuurlijke keuzes:
Eventuele (aanvullende) besluiten ten aanzien van de lange termijn visie. Extra kosten van de lopende projecten gaan alsnog drukken op het PKB- budget.
Het milieuhygiënisch kader rond grondverzet is vastgelegd met Actief Bodembeheer. Er is echter nog een groot aantal knelpunten gesignaleerd, zoals het herverontreinigingsniveau en uitvoerbaarheid van Bouwstoffenbesluit. De verwachting is dat het kader gedurende (de uitvoering van) het project sterk zou kunnen wijzigen. De eventuele mogelijkheid van initiatieven van derden, subsidies en marktbenadering (medefinanciering).
De positieve indirecte invloed op de kosten door het vinden van innovatieve uitvoeringsmogelijkheden en materialen. Het tijdig beschikbaar zijn van deze bronnen.
Aanvullende (niet waterstandsverlagende) maatregelen benodigd ten gevolge van omgevingsinvloeden.Dit kan het gevolg zijn van inspraakprocedures, invloed politiek, bestuurders of omwonenden.
Afwijking van de huidige afvoerverdeling. In de scope van de PKB is de huidige afvoerverdeling een uitgangspunt. Mocht hiervan afgeweken worden kan dit de nodige consequenties hebben.
Er wordt rekening gehouden met toereikende compensatie voor prijsstijgingen en/of inflatie.
Er is geen rekening gehouden met extra dijkverhoging om te anticiperen op taakstellingen van de lange termijn. De veiligheidsanalyse CPB of de wensen van waterschappen voor extra robuust ontwerpen kan aanleiding zijn voor hogere investeringsinspanning dan nodig voor de PKB veiligheidsdoelstelling.
De realisatie van de uitvoering in 2015 is niet realiseerbaar als gevolg van vertraging in de politieke besluitvorming.

Risico's als gevolg van veranderende wet- en regelgeving: Door nieuwe (EU) regelgeving worden aanvullende maatregelen gevraagd. Aantal verleende vergunningen wordt met succes aangevochten bij Raad van State door belanghebbende. Er is nog geen juridische helderheid over de juridische/wettelijke houdbaarheid van de principes van actief bodembeheer. Als gevolg van veranderende wet- en regelgeving: grond die nu schoon is straks niet meer mogen gebruiken.
Zijdelingse instroom wordt niet als (positieve) kans meegenomen in het risicoregister. Dit is mede afhankelijk van wet- en regelgeving en de bereidheid van de regio's.

Risico's op het terrein van 'Financieel en markt': Invloed van extreme marktwerking bij inschrijving, hierdoor kunnen de kosten dalen of stijgen.
Ongunstige planning met andere (grote) projecten op de markt. Nieuwere en efficiëntere uitvoeringmethoden en/of technieken. Kosten kunnen door innovatieve technieken en werkmethoden dalen. Faillissement van aannemer, ingenieursbureau e.d.. Staking buiten de schuld van de aannemer.

Bijlage 6 Detaillering bestuurlijke keuzes

De volgende bestuurlijke keuzes, incl. bijbehorende beheersmaatregelen en financiële consequenties, worden onderkend. Tussen haakjes wordt het bedrag genoemd als er geen bestuurlijke keuze wordt gemaakt en het risico zich daadwerkelijk (overal) voordoet:
Eisen bevoegd gezag aan ontgravinglogistiek (scheiden klasse 1, 2 versus 3 en 4) (E 53 miljoen):
Indien het bevoegd gezag ongescheiden berging toestaat (evt. in combinatie met aanpassen regelgeving), zal dit de kosten sterk reduceren. Vergunningseisen en NIMBY-problematiek vervuilde grond depots (E 47 miljoen):
Er zijn onduidelijkheden ten aanzien van de vergunningseisen die door het bevoegd gezag kunnen worden gesteld aan bijv. de inrichting van de depots, eisen die voortvloeien uit de grondwaterrichtlijn, en eisen gesteld aan tijdelijke depots. Hierbij gaat het over interpretaties van bepalingen uit voorschriften, wetten en bepalingen. Het verlichten van de eisen kan (evt. in combinatie met aanpassen regelgeving) leiden tot een aanzienlijke kostenreductie. Ook kan het ter beschikking stellen van depots voor specie uit andere regio's sterk kostenbesparend werken.
Vergunningseisen en NIMBY-problematiek storten schone en licht vervuilde specie (E 115 miljoen):
Er zijn onduidelijkheden ten aanzien van de vergunningseisen die door het bevoegd gezag kunnen worden gesteld aan bijv. de inrichting van de depots, eisen die voortvloeien uit de grondwaterrichtlijn, en eisen gesteld aan tijdelijke depots. Hierbij gaat het over interpretaties van bepalingen uit voorschriften, wetten en bepalingen. Het verlichten van de eisen kan (evt. in combinatie met aanpassen regelgeving) leiden tot een aanzienlijke kostenreductie. Ook kan het ter beschikking stellen van depots voor specie uit andere regio's sterk kostenbesparend werken.
Oplegging extra politiek-bestuurlijke randvoorwaarden aan uitvoeringsvolgorde (E 25 miljoen):
Bevoegd gezag zou in verband met bijv. tijdelijke negatieve hydraulische effecten en of tijdelijke negatieve effecten aan natuur eisen kunnen stellen aan de uitvoeringsvolgorde; het achterwege laten van deze eisen kan de kosten sterk reduceren.
Overdracht gerealiseerde werken aan eindbeheerders (E 50 miljoen): Voor de over te dragen werken is nog niet duidelijk welke eisen de eindbeheerders zullen stellen aan het ontwerp, met als risico dat de eindbeheerders het object niet over willen nemen. Goede afspraken hierover kunnen de risico's beperken.
Kosten archeologisch onderzoek boven de 1% afspraak met OC&W (E 0 miljoen): De kosten van archeologisch onderzoek en evt. vondsten zouden onbeperkt kunnen drukken op het project (Verdrag van Malta). In het verleden werd 1% van uitgaven op maatregelniveau als redelijk beschouwd. Maximering van het bedrag tot 1% van het budget van de betreffende maatregel op een bepaalde locatie (NB: dus niet op totaal projectbudget maar op maatregelniveau) zou de risico's van archeologische vondsten aanmerkelijk kunnen beperken. Benutten kans van reeds opgekochte 'rijks'/provincie en gemeentegronden (-/- E 10 miljoen):
Er is nog geen inzicht in de mate waarin de te verwerven gronden reeds in het bezit zijn van overheden. Het ter beschikking stellen van deze gronden aan het project kan mogelijk een kostenbesparing opleveren. Provinciale heffingen op stortplaatsen (E 54 miljoen): Er zijn onduidelijkheden ten aanzien van de door provincies te hanteren heffingen op stortplaatsen voor grond. Indien wordt afgezien van dergelijke heffingen dan wel de hoogte hiervan neerwaarts wordt bijgesteld, leidt dit tot een forse kostenbesparing.
Bestuurlijke afspraken m.b.t. Veur-Lent (E 94 mln): Door de gemeente Nijmegen is bij brief van 5 juni 2003 een verzoek tot schadecompensatie als gevolg van planaanpassing ingediend ad E 93,472 miljoen. Er bestaat een kans dat (een deel van) dit bedrag zal moeten worden uitgekeerd.
Tijdsrisico:
Het project staat onder een behoorlijke tijdsdruk, hetgeen zal leiden tot hogere kosten. Enerzijds kan deze tijdsdruk worden gereduceerd om cruciale maatregelen (bijvoorbeeld de aanwijzing van al dan niet tijdelijke depots) reeds nu in gang te zetten; anderzijds kan meer ruimte in de tijd mogelijk leiden tot kostenbesparingen enerzijds (bijv. meer kans op PPS- constructies) en additionele gelden anderzijds.


-----------------------
De term 'Maatschappelijke Kosten- Batenanalyse (MKBA)' is vervangen door de meer gangbare term 'Kosten- Batenanalyse (KBA)'. Inhoudelijk is er echter geen verschil.
De onzekerheidsmarge is gedefinieerd als de bandbreedte, waarbinnen met een kans van 68% de uiteindelijke kosten van het project Ruimte voor de Rivier zullen vallen. De kans dat de kosten groter worden dan de bandbreedte, bedraagt bij een normale verdeling ca 16%.