Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Tekst persbriefing crisisoefening Bonfire


1 april 2005

Hier vindt u de tekst zoals gepresenteerd en uitgedeeld tijdens een briefing voor journalisten op 30 maart voor media die de oefening Bonfire op 6 april zullen verslaan.

Het scenario

We hebben al eerder bekend gemaakt dat het op 6 april gaat om een terreuraanslag in of om de Amsterdam ArenA. Dat gebeurt tijdens een popconcert met zo'n 10.000 scholieren en studenten als publiek. Het gaat om een concert van de rapper Ali B.

Er zullen dan - fictief - slachtoffers vallen, doden en gewonden. Ali B. zal ongedeerd blijven, hij was ook niet het doelwit van de fictieve aanslag.

Voor de deelnemers (bestuurders en hulpverleners) moet het oefeneffect zo groot mogelijk blijven. Ze moeten niet nu al al te specifieke voorbereidingen treffen en plannen maken. Daarom houden we de rest van het oefenscenario geheim. Wel zijn de deelnemers natuurlijk al intensief gaan nadenken over wat er allemaal zou kunnen gebeuren, en dat is ook alleen maar goed.

Zoals in elke oefening maken we het wel ingewikkeld, dus er zullen naast de terreuraanslag nog wel wat meer onverwachte dingen in het scenario zijn opgenomen.

Een kanttekening daarbij: in het echt zouden allerlei gebeurtenissen op elkaar ingrijpen en elkaar beïnvloeden. Om speltechnische redenen gebeurt dat in de oefening soms niet. Bijvoorbeeld: in het echt zou het popconcert in de ArenA misschien wel afgelast worden, vanwege iets anders wat er gebeurt, maar in de oefening gaat het concert gewoon door. Of in het echt zouden bepaalde diensten of eenheden misschien niet - of pas veel later - worden ingezet, maar omwille van de oefening doet we dat nu toch - of eerder.

Wat is een "soft target"

Er zijn grosso modo drie typen doelwit voor terreuraanslagen te onderscheiden.

De aanslagen op de Twin Towers in New York en op het Pentagon waren aanslagen op symbolische doelen. Het ging om symbolen van macht, in de ogen van de plegers van de aanslagen. Bij dit soort doelen zijn doorgaans veel veiligheidsmaatregelen getroffen.

Een tweede soort doelwit zijn doelen waarbij de vervolgschade erg groot is. Denk aan industrie, opslagplaatsen van gevaarlijke stoffen, kerncentrales. Ook hier zijn speciale veiligheidsmaatregelen van kracht.

De aanslagen in maart vorig jaar op het treinstation in Madrid maakten ons nog indringender duidelijk dat we ook rekening moeten houden met een derde categorie van doelen, de zogenoemde 'soft targets'.

Dit zijn locaties waar veel mensen bijeen zijn en waar - buiten de reguliere veiligheidsvoorzieningen - geen speciale maatregelen tegen terreur van kracht zijn. Te denken valt aan treinstations, grote winkelcentra, grote publieksevenementen, etc.

Als het terroristen vooral te doen is om het maken van zo veel mogelijk slachtoffers, dan kiezen ze zo'n "soft target".

Organisatoren en deelnemers/spelers

Organisatoren

zijn het Ministerie van BZK en de gemeente Amsterdam. Maar ook de Amsterdam ArenA heeft flink aan de organisatie bijgedragen.

Deelnemers:


- Nationaal: de ministeries van AZ, VenW, VWS, Defensie, Justitie, SZW, BuZa, BZK en het Openbaar Ministerie.

Daarnaast speelt een aantal diensten op nationaal niveau mee: o.a. de Rijksvoorlichtingsdienst, het Korps Landelijke Politiediensten, de AIVD, een aantal legeronderdelen.


- Op provinciaal niveau: de Commissaris van de Koningin van Noord-Holland en zijn staf, het Verkeerscentrum Noordwest-Nederland en Rijkswaterstaat directie Noord-Holland.


- Op regionaal en gemeentelijk niveau:

Voor de gemeente Amsterdam is Bonfire een unieke kans om op grote schaal vrijwel alle processen in het rampenplan en daarnaast de samenwerking met andere overheden te oefenen. Vandaar dat vele diensten en partijen uit de regio meedoen aan deze oefening.
* de burgemeester en zijn staf
* Stadsdeel Zuid-Oost
* Gemeentelijke diensten zoals de Sociale Dienst, de Dienst Persoonsgegevens, de Directie Openbare Orde en Veiligheid en de Directie Communicatie
* Politie Amsterdam-Amstelland
* Brandweer
* Arrondissementsparket Amsterdam
* GG&GD oftewel het GHOR (geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen)
* Gemeente Ouderamstel
* VU-ziekenhuis en het AMC
* en de ArenA zelf. In totaal doen er ongeveer 2000 bestuurders, ambtenaren en hulpverleners mee. Daarnaast spelen zo'n 10.000 mensen de rol van slachtoffers en publiek. Voor die rol is o.a. geworven onder scholieren/studenten. Ook spelen er zo'n 2000 mensen mee die een bepaalde rol hebben (bijv. "in paniek zijn" of "bij getroffen familie/vrienden blijven").

Genoeg hulpverlening achter de hand

De oefening legt een behoorlijk beslag op de capaciteit van de hulpverleningsdiensten. Toch blijft de normale inzet van politie, brandweer en ambulances gewaarborgd.

En als het vanwege een echte calamiteit nodig zou zijn, kan de oefening worden afgeblazen en zijn alle hulpverleners beschikbaar voor echte inzet.

Is de oefening heel bijzonder?

Ja en nee. Er wordt altijd al geoefend.
* Bestuurlijk: door ministers, Commissarissen van de Koningin, burgemeesters en hun ambtelijke staven.
* Operationeel: door de hulpverleningsdiensten. Monodisciplinair (één hulpverleningsdienst) en multidisciplinair (verschillende hulpverleningsdiensten samen).
* Ook de combinatie bestuurlijk en operationeel wordt geoefend.
* In die zin is Bonfire dus niet uniek. Bijzonder is wel de combinatie: landelijk - provinciaal - regionaal/lokaal.

En daarmee het enorme aantal deelnemers.

Waarom deze oefening? Wat zijn de oefendoelen?

Oefenen is belangrijk om gedegen voorbereid te zijn op échte crises.

Tijdens oefeningen wordt gekeken of de verschillende autoriteiten en hulpverleners goed met elkaar samenwerken, of de juiste besluitvormingsprocedures gevolgd worden en hoe bijvoorbeeld de onderlinge informatievoorziening verloopt.

Op 6 april wordt dit geoefend van lokaal niveau in de gemeente Amsterdam, via het niveau van de provincie Noord-Holland, tot en met het niveau van ministers in het Ministerieel Beleidsteam (MBT, de betrokken ministers in crisisberaad bijeen).

Naast deze algemene oefendoelen, hebben de verschillende deelnemers voor zichzelf nog een aantal specifieke oefendoelen geformuleerd.

Oefendoelen gemeente Amsterdam

In algemene zin geldt dat we bijna alle processen in het rampenplan van de gemeente Amsterdam gaan oefenen.

Dit rampenplan, vastgesteld in 2003, beschrijft alle gemeentelijke en operationele processen bij rampen en crises.

Op 6 april zullen diverse protocollen en procedures worden geoefend, zoals de opvang van slachtoffers, de aanvoer van ambulances en de voorlichting aan pers en publiek.

Belangrijk doel van de oefening is ook de onderlinge communicatie tussen de betrokken regionale organisaties, met de besturen en met de landelijke organisaties. Dat varieert van 'weten we elkaar te vinden, stemmen we goed af?' tot het technisch toepassen van mobilofoons, portofoons en telefoons.

Van belang is ook wat we niet oefenen, waarbij twee dingen specifiek te noemen zijn:
* De opvang van slachtoffers vindt op schaalgrootte plaats (iedereen wordt dus opgevangen); echter: niet iedereen wordt geregistreerd, vanwege de tijd die dat zou duren. Een deel van de slachtoffers wordt dus niet geregistreerd.
* Dodelijke slachtoffers worden wel geregistreerd, maar niet met lijkwagens afgevoerd; dit om esthetische redenen. Welke oefendoelen er wel en niet zijn vastgesteld, is van belang voor hoe we na afloop naar het succes (of niet) van de oefening kijken. Een gedegen, precieze, onafhankelijke evaluatie zal dit uitwijzen. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door het COT.

Ook voor media is het van belang welke oefendoelen er wel en niet zijn vastgesteld.

Bijvoorbeeld


- Tijdens een grote oefening in Engeland stonden journalisten met stopwatches te meten hoe lang de aanrijtijden van de ambulances waren. De overhaaste conclusie was: het duurt veel te lang voordat de ambulances ter plekke zijn. Terwijl dat tevoren al bekend was, en ook geen oefendoel was.

Op 6 april halen we niet alle ambulances uit heel Nederland naar Amsterdam. In Groningen en Maastricht, maar ook in Amsterdam zelf, moeten er voldoende ambulances overblijven om de gewone hulpverlening te garanderen. We trekken niet heel Nederland leeg. Trek dus op 6 april s.v.p. niet de overhaaste conclusie dat er veel te weinig ambulances beschikbaar zijn voor het aantal slachtoffers.

Wel oefenen we op 6 april hoe er ambulances vanuit omringende regio's naar het rampgebied worden aangevraagd en begeleid. Hoe de communicatie daarover verloopt en hoe de verkeersbegeleiding gaat.


- Normaal gesproken moeten na een ramp alle slachtoffers en familieleden geregistreerd worden. Daarbij moeten er relaties worden gelegd: wie is wie kwijt, wie is familie van wie. Bij een echte ramp zou dat tot diep in de nacht duren, maar de oefening Bonfire is om 19.00 uur afgelopen. Daarom wordt binnen de gemeente Amsterdam met een beperkt aantal slachtoffers (enkele honderden) het hele registratietraject doorlopen.

Uitleg reëel en fictief, responscel

Tijdens de oefening benaderen we de werkelijkheid zo goed mogelijk, we oefenen zo realistisch mogelijk, maar het houdt ergens op.

Een deel van de oefening is fictief. Een paar voorbeelden:
* Stel: de burgemeester besluit het treinverkeer in Amsterdam stil te leggen. Dat besluit doorloopt alle procedures (besluitvorming, informatievoorziening, communicatie) binnen de gemeente en bij ProRail, maar de functionaris die uiteindelijk het definitieve bevel moet geven de treinen te stoppen, geeft dat bevel niet. De treinen blijven in werkelijkheid dus rijden, maar in de beleving van de deelnemers in de oefening staan ze stil.
* Stel: de regering wil een fax sturen naar de EU en de Navo, of naar België en Duitsland, met een verzoek om hulp. Die fax wordt echt verstuurd, alleen niet naar de echte faxnummers van EU, Navo, België en Duitsland, maar naar een faxnummer van de zogenoemde "responscel". Daar worden ook antwoorde van EU en Navo opgesteld, en teruggestuurd naar de Nederlandse regering in de oefening.
* Stel: de Commissaris van de Koningin in Noord-Holland (deelnemer in de oefening) besluit een e-mail te sturen naar alle burgemeesters in zijn provincie, en naar alle andere Commissarissen van de Koningin. Die e-mail kan hij sturen, maar die komt terecht bij de responscel. De responscel stuurt vervolgens een leesbevestiging terug. Kortom: de responscel vertegenwoordigt allerlei organisaties die in het echt wel een rol zouden spelen, maar niet meedoen in de oefening. De responscel bestaat uit deskundigen vanuit de verschillende bestuurlijke en operationele organisaties, die zo deskundig en realistisch mogelijk acties in gang kunnen zetten en reacties aan de deelnemers kunnen geven.

"No play"

In de Koude Oorlog werd wel eens als grap gezegd dat de Russen zouden binnenvallen op de eerste maandag van de maand, als in Nederland bij wijze van test alle sirenes loeien.

Op 6 april houden we echter wel degelijk rekening met échte calamiteiten. Alle gebeurtenissen IN de oefening worden voorzien van een codewoord, zodat er geen verwarring ontstaat over wat er IN de oefening gebeurt en wat er echt is.

Als er écht iets gebeurt, kan de oefening ook geheel of gedeeltelijk worden afgeblazen. Ook voor zo'n "no play situatie" is een speciaal codewoord afgesproken.

We hebben alle deelnemers - ook scholieren/studenten - gewaarschuwd dat het IN de oefening verboden is 1-1-2 te bellen.

Dat geldt ook voor journalisten.

De 1-1-2-centrale in Driebergen (voor mobiele telefonie) en de 1-1-2-centrale in Amsterdam doen wel mee in de oefening, maar studenten en journalisten mogen dat niet gaan testen.

Rol Amsterdam ArenA

De Amsterdam ArenA is bereid geweest een belangrijke rol in de oefening te spelen.

En op 6 april zal blijken dat ook andere organisaties/bedrijven hun medewerking verlenen. Maar in de voorbereiding van de oefening zijn we ook verschillende bedrijven/organisaties tegengekomen die hun naam niet met iets negatiefs als terreur of ramp geassocieerd wilden zien.

De Amsterdam ArenA is daar overheen gestapt, zag de oefening ook als een goede test voor zichzelf, en wilde wel meedoen. Veel waardering daarvoor, en ook voor de enorme hoeveelheid tijd en energie die de ArenA in deze oefening heeft gestoken.

Kosten

Zoals daarnet al uitgelegd: bestuurders en hulpverleningsdiensten oefenen al met enige regelmaat. Daarvoor hebben zij ook hun eigen budget. Daaruit betalen zij hun oefeningen, en ook deze oefening.

Maar bij zo'n grote oefening als deze zijn de kosten hoger dan normaal voorzien. Die extra kosten betaalt het Ministerie van BZK. Daarvoor is 1 miljoen euro uitgetrokken. Hiermee geeft de overheid ook aan hoe belangrijk oefenen is.

Communicatie

We maken een strikt onderscheid tussen communicatie IN en OVER de oefening.

OVER de oefening:
* we willen voorkómen dat mensen (bewoners, bezoekers) in paniek raken
* we willen het publiek informeren over beperkingen en afsluitingen
* we willen de pers goede voorzieningen bieden Daarom hebben we brieven gestuurd aan bewoners en bedrijven, we delen flyers uit aan parkerend en winkelend publiek, zelfs de piloten in de vliegtuigen boven Amsterdam worden geïnformeerd. Ook bieden we voorzieningen voor de media.

In de oefening is er uiteraard ook pers. Net als in het echt. Maar tijdens de oefening is het spel. IN de oefening moet de pers bestuurders en hulpverleners hinderlijk lastigvallen en om uitleg en verantwoording vragen.

Die rol laten we spelen door de NOS. De NOS zal bestuurders en hulpverleners bestoken met vragen, aanwezig zijn op nep-persconferenties, nep-interviews afnemen, nep-verslag doen. De beelden worden gebruikt voor nep-journaaluitzendingen, die de deelnemers aan de oefening vervolgens weer te zien krijgen.

De NOS mag de beelden die gemaakt worden IN de oefening, niet echt uitzenden. Die afspraak is keihard vastgelegd. De beelden worden eigendom van het ministerie van BZK.

De NOS wordt journalistiek gezien dus niet voorgetrokken ten opzichte van andere media. De NOS heeft zich daarom gewoon - net als iedereen - daarnaast met ándere mensen geaccrediteerd om verslag te doen OVER de oefening. NOS als speler en NOS als verslaggevend medium blijven strikt gescheiden.

Er zullen fouten worden gemaakt

Niet alles zal goed gaan.

De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid is bezig met een doorlichting van alle veiligheidsregio's (politie, brandweer, geneeskundige hulpverlening, bestuur).

Zelfs de eerste stap in die doorlichting van een aantal regio's levert al de conclusie op dat de meeste veiligheidsregio's op onderdelen nog niet goed genoeg zijn voorbereid op een acute ramp.

Dat is geen nieuws, u kunt het gewoon al tijden lezen op de internetsite van de Inspectie (www.ioov.nl). En minister Remkes heeft het in de Tweede Kamer ook al gemeld, ongeveer een jaar geleden.

Als er dingen mis gaan, is daarmee de oefening niet mislukt. De oefening is vooral bedoeld om van te leren.

Een oefening, een test, een "pilot", een proef; ze zijn - per definitie - altijd geslaagd: je leert ervan of je iets wel of niet iets moet doen, of dat je iets anders moet doen.

Als er in de oefening Bonfire dingen mis gaan, dan is de oefening toch geslaagd. En de lessen die we dan leren, leren we liever uit een oefening, dan uit een echte ramp.

|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| 
© Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 1 april 2005