Inleiding tijdens de workshop Ons eten gemeten
Inleiding door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman, tijdens de workshop Ons eten gemeten, Den Haag, 5
april 2005
De organisatoren van deze middag hadden geen beter moment kunnen
kiezen, want de media staan op het ogenblik bol van berichten die met
voedsel en gezondheid te maken hebben. En daarin komt vaak de vraag
aan bod die we tijdens deze workshop aan de orde stellen: wie is
verantwoordelijk voor de sturing en beïnvloeding van de consument die
- daar zijn we het allemaal wel over eens - gezonder moet gaan eten?
Dat die consument moet worden beïnvloed staat voor mij buiten kijf.
Want als de huidige trends in het Nederlandse voedingspatroon
doorzetten, komen we over een aantal jaren met een kolossaal probleem,
met name in de gezondheidszorg. De spookverhalen over overgewicht,
obesitas en hart- en vaatziekten zijn u ongetwijfeld bekend. Dat
voedingspatroon baart ons zorgen. Kort door de bocht gezegd eet de
gemiddelde Nederlander onmatig, onevenwichtig en verkeerd.
De gedachte van gedeelde verantwoordelijkheid voor ons voedsel zien we
terug in een aantal aanbevelingen uit het rapport 'Ons eten gemeten':
'De overheid zal de voorwaarden moeten scheppen, en waar nodig
misschien zelfs moeten afdwingen,' aldus de ene. En een andere: 'De
belangrijkste kansen voor een gezondere voeding liggen bij de
voedselproducenten.'
Hoewel ik deze gedeelde verantwoordelijkheid van producent, consument
en overheid onderken, wil ik hier toch een lans breken voor het
aanwijzen van de primaire verantwoordelijke: de consument. Weliswaar
is er in de media een levendige discussie gaande over de invloed van
reclame en marketing (afzender: de producent!) op het eetgedrag van
consumenten. Toch denk ik dat je moeilijk kunt zeggen dat de problemen
met overgewicht en obesitas daaraan allemaal te wijten zijn. Mensen
nemen uiteindelijk zelf een beslissing over wat ze eten, hoe ze eten
en hoeveel ze eten. Daarbij worden ze natuurlijk wel mede gestuurd
door het beschikbare aanbod. En door reclame. Daarom vind ik het
belangrijk om hier vandaag ook te benadrukken dat de producent
verantwoordelijk is voor de beschikbaarheid van gezond voedsel.
In dit krachtenveld van consument en producent kan de overheid op z'n
best een bemiddelende rol spelen; randvoorwaarden stellen en
faciliteren. Daarom klinkt de oproep aan het adres van de overheid om
te komen met 'afdwingbare voorwaarden' - lees: regelgeving - daar ben
ik doof voor. We hebben juist afgesproken dat we fors zouden kappen in
het kreupelhout van wetten en regels, zeker als ze niet te handhaven
zijn. Regelgeving over de dagelijkse pot is dan ook absurd. Ik zie de
AID de deksels al van de pannen lichten.
Ook het her en der geopperde idee van een fat tax valt bij mij in
dorre aarde. Volgens mij zal de consument zich niet door zo'n
gewichtsheffing laten afschrikken. Rijden wij Nederlanders een
kilometer minder, zelfs nu een liter loodvrije benzine om en nabij de
EUR 1,30 kost - dat zijn bijna drie oude guldens? En ook al heeft de
meest recente accijnsverhoging op sigaretten wel enig effect gehad,
toch zijn er nog steeds hele volksstammen die zonder blikken of blozen
het euro-equivalent van negen gulden neertellen voor een pakje
sigaretten.
U begrijpt: als minister van LNV zie ik niet hoe we via nieuwe regels
of nieuwe heffingen ons doel - namelijk dat mensen gezonder gaan eten
- zouden kunnen bereiken. Ga ik dus met de armen over elkaar zitten
toekijken hoe mensen hun gezondheid verknallen? Nee. Ik voel me wel
degelijk betrokken bij dit probleem. Ik wil consumenten helpen,
stimuleren en overhalen om hun eetgewoonten aan te passen. LNV neemt
dan ook zijn verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld door het
Voedingscentrum voor een groot deel te financieren, door ondersteuning
van onderzoek op het gebied van voedsel en voedingspatronen, door te
bevorderen dat productiewijzen en de samenstelling van producten
steeds inzichtelijker worden voor de consument.
De overheid kan de consument dus ondersteunen bij het maken van
verantwoorde keuzes. Maar ook andere partijen kunnen daarbij helpen.
Ik vraag me wel eens af, of verzekeraars een rol zouden kunnen spelen
in de beïnvloeding van de levensstijl van de consument. Aanbieders van
ziektekosten- en levensverzekeringen vragen je het hemd van het lijf,
maar vreemd genoeg blijven de voedingsgewoonten van verzekerden in spe
onderbelicht. Niet-rokers genieten een premievoordeel bij bepaalde
levensverzekeringen. Waarom zou dat ook niet kunnen gelden voor mensen
met een verantwoord eetgedrag? De vraag is natuurlijk hoe haalbaar dit
is. Want verzekeraars kunnen natuurlijk niet bij de mensen thuis de
deksel van de pan gaan lichten om te zien wat er wérkelijk op tafel
komt.
Overigens heeft de verzekeringswereld, zoals u wellicht bekend is, wel
de eerste voorzichtige stappen gezet om het eetgedrag van haar klanten
preventief te beïnvloeden. Er wordt bijvoorbeeld geëxperimenteerd met
vergoedingen voor het gebruik van cholesterolverlagende halvarine-,
melk- en yoghurtproducten. Onderzocht wordt of zorgverzekeraars
hiermee kosten kunnen besparen. Bijvoorbeeld omdat verzekerden dan
minder vaak cholesterolverlagende medicijnen hoeven te gebruiken, of
dotterbehandelingen of hartoperaties hoeven te ondergaan.
Ik wil hier ook het convenant noemen dat op initiatief van het
ministerie van VWS is getekend, onder andere door zorgverzekeraars,
voedselproducenten en het NOC*NSF. Totaal tien partijen hebben in dit
convenant met elkaar afgesproken om obesitas 'te lijf te gaan'.
En wat doet LNV? Behalve steun geven aan de consument - via
voorlichting en onderzoek, zoals ik zojuist al zei - heeft LNV nog een
paar andere verantwoordelijkheden. Allereerst de verantwoordelijkheid
voor de voedselveiligheid. Die moet op het huidige hoge niveau
gehandhaafd blijven. Dat proberen we waar mogelijk via toezicht op
controle te realiseren. Ten tweede heeft de overheid de taak om
maatschappelijke initiatieven op het gebied van voedselkwaliteit te
faciliteren en te stimuleren. Denk daarbij aan de ontwikkeling van
nieuwe producten, van duurzame gebruiks- en productiewijzen en van
nieuwe manieren van informatievoorziening. Bij dat laatste zullen ICT,
de nieuwe media en het onderwijs een belangrijke rol spelen.
En ten derde: bij die informatievoorziening gaat het naar mijn inzicht
steeds minder om het vermanende vingertje. Dat legt in het huidige
tijdsgewricht onvoldoende gewicht in de schaal. Nee, we moeten de
consument zien over te halen gezonder te eten. Bovendien moeten we er
als overheid voor zorgen dat er objectieve informatie beschikbaar is
over de levensmiddelen in het schap. Want alleen als daarvan sprake
is, geniet de consument echte keuzevrijheid. Overigens vind ik dat
producenten op dit punt ook hun eigen verantwoordelijkheid moeten
nemen. Zij kunnen bijvoorbeeld eens kritisch naar hun producten
kijken; hoeveel vet en suiker zit er eigenlijk in?
Enfin, ik had het zojuist over de faciliterende rol van de overheid.
LNV voert de dialoog momenteel met diverse externe partijen: wat
betekent voedselkwaliteit voor hen, welke verantwoordelijkheid nemen
mensen zelf, wat verwachten ze van andere private en publieke
partijen? Een centraal punt in de dialoog is de vraag wat
voedselkwaliteit nu eigenlijk is. Het is méér dan voedselveiligheid,
maar wat betekent 'meer dan' precies? Ik zou zeggen: dat betekent
'gezondheid' en 'waarden'. Over gezondheid en voedsel discussiëren we
vandaag. En de 'waarden' die ik bedoel, hangen daarmee nauw samen. Ik
denk namelijk aan preferenties als: goedkoop/gemak/genot,
ambachtelijkheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen, innovatief
ondernemerschap en fair trade.
U ziet: overheid en bedrijfsleven hebben wel degelijk wat te zoeken in
het boodschappenwagentje van de consument. Je kunt de consument
weliswaar primair verantwoordelijk houden voor hoe (en hoeveel) hij
eet, maar als het gaat om beschikbaarheid van gezond voedsel - en
goede communicatie daarover - moeten we de producent eens diep in de
ogen kijken. Dank u voor uw aandacht.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit