Met de meeste kinderen van 0-12 jaar gaat het goed;
met circa 5% zijn er serieuze problemen
Kinderen in Nederland.
· Tenminste 85% van de ruim 2,5 miljoen kinderen van 0-12 jaar
heeft geen grote problemen;
· 12% van de kinderen van 0-12 jaar heeft een langdurige
ziekte, aandoening of handicap. Ruim de helft van hen wordt in hun
ontwikkeling niet ernstig door deze ziekte of handicap belemmerd;
· Circa 5% van de kinderen van 0-12 jaar heeft volgens hun
ouders psychosociale problemen.
· Volgens medewerkers van de jeugdgezondheidszorg kampt 5% van
de ouders van kinderen van 0-12 jaar met ernstige opvoedproblemen;
· Ten hoogste 5% van de kinderen van 0-12 jaar kampt met
meerdere problemen tegelijk;
· Eén op de tien kinderen in de hoogste klassen van de
basisschool wordt twee keer per maand of vaker gepest;
· Van de 8-12 jarigen is 77% lid van een sportvereniging.
Dit zijn enkele conclusies uit de SCP/TNO-publicatie Kinderen in
Nederland die op woensdag
6 april jl. is aangeboden aan staatssecretaris drs. C.I.J.M. Ross-Van
Dorp van VWS. Het rapport is opgesteld door onderzoekers van het
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en TNO -Kwaliteit van Leven. In
het rapport geven dr. Elke Zeijl, dr. Matty Crone, drs. Karin
Wiefferink, dr. Saskia Keuzenkamp en prof.dr. Menno Reijneveld een
beeld van de leefsituatie, het welbevinden en het voorzieningengebruik
van Nederlandse kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar. Het is voor
het eerst dat een landelijke representatieve steekproef van alle
kinderen van 0-12 jaar op een groot aantal aspecten wordt onderzocht.
In totaal ging het om een kleine 5.000 kinderen, waarvan de
8-12-jarigen zelf een vragenlijst invulden. Aan het onderzoek werd
verder meegewerkt door de ouders van de kinderen en deskundigen van de
jeugdgezondheidszorg (jgz)), zoals medewerkers van consultatiebureaus
en de GGD.
Met de meeste kinderen van 0-12 jaar in Nederland gaat het goed.
Eén van de belangrijkste conclusies van het rapport is dat het met de
meeste 0-12-jarige kinderen in Nederland ( ruim 2,5 miljoen) goed
gaat. Van tenminste 85% van de ruim 2,5 miljoen kinderen in deze
leeftijdscategorie geven zowel ouders als medewerkers van de
jeugdgezondheidszorg (jgz) aan dat zij geen al te grote problemen
hebben. Van 95% van de kinderen zeggen de ouders dat hun kind op
school gemiddeld of hoger presteert. Veel ouders hebben dus een wat al
te positief beeld van de schoolprestaties van hun kind.
12% van de kinderen van 0-12 jaar heeft lichamelijke problemen
12% van de ouders geeft aan dat hun kind een langdurige ziekte,
aandoening of handicap heeft. Ruim de helft van deze kinderen wordt in
hun ontwikkeling niet ernstig door deze ziekte of handicap belemmerd.
Ziekten en handicaps komen meer voor bij kinderen op de basisschool
(13%) dan bij baby's en peuters (9%).
Circa 5% van de kinderen van 0-12 jaar heeft psychosociale problemen
Volgens de ouders heeft 4% van de kinderen van 14 maanden
psychosociale problemen (zoals eetstoornissen, excessief huilen) en 6%
van de kinderen van 3 tot 12 jaar (zoals angsten, agressief gedrag en
taal- en ontwikkelingsproblemen). Medewerkers van de
jeugdgezondheidszorg signaleren vaker psychosociale problemen bij
kinderen dan de ouders. Hierbij gaat het vooral om lichte gevallen.
Bij lichte gevallen wordt het kind niet gehinderd in het functioneren
en wordt ervan uitgegaan dat het probleem door het kind en/of de
ouders zelf kan worden opgelost. Het percentage zware gevallen, dat
niet zonder hulp kan worden opgelost, komt niet boven de 3%. Overigens
worden bij jongens vaker psychosociale problemen geconstateerd dan bij
meisjes.
5% van de ouders van 0-12 jarigen kampt met ernstige opvoedproblemen
Medewerkers van de jeugdgezondheidszorg signaleren ernstige
opvoedproblemen bij 5% van de ouders met kinderen in de leeftijd van
0-12 jaar. Deze problemen worden doorgaans veroorzaakt door emotionele
of gedragproblemen bij het kind en beperkte opvoedvaardigheden van de
ouders. 6% van de ouders is ontevreden over de opvoeding, vindt deze
belastend en zwaar, maakt zich veel zorgen over de ontwikkeling van
hun kind en kampt vaak met onzekerheden.
Meerdere problemen tegelijk bij ten hoogste 5% van de kinderen van 0-12 jaar
Bij ten hoogste 5% van de kinderen in de leeftijdscategorie van 0-12
jaar is sprake van meerdere problemen tegelijk. Hoewel dit percentage
relatief laag is, gaat het in absolute aantallen toch om een
aanzienlijke groep van ongeveer 130.000 kinderen. Zo hebben ouders met
een kind met emotionele of gedragsproblemen vaker een negatieve
beleving van de opvoeding dan andere ouders. Zo ook hebben kinderen
met een langdurige handicap of ziekte in de peuter- en
basisschoolleeftijd vaker last van emotionele problemen dan andere
kinderen.
Risicogroepen
Ouders met een zwakkere maatschappelijke positie (niet-westerse
ouders, ouders die met het gezin onder de armoedegrens leven, ouders
met een lage opleiding, alleenstaande ouders) hebben een verhoogd
risico op opvoedproblemen en problemen met de psychosociale gezondheid
van hun kind. In al deze gezinnen komen deze problemen vaker voor dan
in andere gezinnen, maar de kans daarop neemt vooral toe als meerdere
van deze kenmerken tegelijkertijd voorkomen in één gezin (bijvoorbeeld
een éénoudergezin met een laagopgeleide moeder en een inkomen onder de
armoedegrens).
Eén- en tweeverdieners en het welzijn van kinderen
In Kinderen in Nederland zijn maar weinig verschillen gevonden tussen
gezinnen met één en met twee werkende ouders. Zo zijn er geen
verschillen als het gaat om de tevredenheid van de ouders met de
opvoeding, de mate waarin zij zich hierover zorgen maken of hoe zeker
zij zijn in verschillende opvoedsituaties. Ook de meningen van de
kinderen over de thuissituatie wijken niet veel af. Bovendien zijn er
tussen de twee gezinssituaties geen verschillen gevonden waar het gaat
om het welzijn van de kinderen of de mate waarin zij psychosociale
problemen hebben.
Wel is er een verschil tussen ouders uit één- en tweeverdienergezinnen
als het gaat om de mate waarin zij de opvoeding belastend en zwaar
vinden. Verrassend genoeg blijkt dat juist ouders uit
éénverdienergezinnen de opvoeding vaker als belastend ervaren dan
ouders uit tweeverdienersgezinnen. Ook hebben ouders uit
éénverdienergezinnen vaker het gevoel te weinig aan andere zaken toe
te komen en de zorg voor hun kinderen ook niet goed te kunnen
combineren met andere bezigheden. Dat heeft mogelijk ook te maken met
het feit dat er onder deze groep meer gezinnen met drie of meer
kinderen voorkomen.
Pesten
Aan de kinderen in de hoogste klassen van de basisschool is gevraagd
hoe zij aankijken tegen de school, hun klasgenoten en hun
leerkrachten. De meeste kinderen vinden het (heel) leuk op school,
voelen zich geaccepteerd door hun klasgenoten en hebben nauwelijks
ruzie met docenten. Opvallend is dat jongens over de gehele linie een
iets minder gunstige kijk op deze zaken hebben dan meisjes. Toch geeft
één op de drie kinderen aan in de afgelopen maanden gepest te zijn.
Van deze kinderen wordt één op de tien structureel gepest, dat wil
zeggen twee keer per maand of vaker.
Verenigingslidmaatschap
Veel basisschoolkinderen zijn lid van een vrijetijdsvereniging.
Sportverenigingen zijn daarbij het meest populair: 77% van de
8-12-jarigen is hier lid van. Kinderen die lid zijn van een vereniging
vervelen zich minder dan kinderen die dat niet zijn. Verder blijkt uit
het onderzoek dat vrijwel alle kinderen van drie jaar en ouder
regelmatig buiten spelen.
SCP/TNO-publicatie 2005/4, Kinderen in Nederland, Elke Zeijl, Matty
Crone, Karin Wiefferink, Saskia Keuzenkamp, Menno Reijneveld, Den
Haag/Leiden, Sociaal en Cultureel Planbureau/TNO-Kwaliteit van Leven,
april 2005, ISBN 90 377 0209 0, prijs EUR 14,90.
De publicatie is verkrijgbaar bij de boekhandel of te bestellen bij
het SCP via fax 070 - 340 7044,
e-mail: bestel@scp.nl of via de web-site: www.scp.nl
Sociaal en Cultureel Planbureau