Intake en beoordeling bij de
bijstand
Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
R05/06, april 2005
ISSN 1383-8733
ISBN 90-5079-124-7
2 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
Voorwoord
In dit rapport geeft de inspectie haar oordeel over de samenwerking tussen het Centrum voor
Werk en Inkomen (CWI) en gemeenten bij de uitkeringsvaststelling Wet werk en bijstand. De
aanleiding voor het onderzoek waren signalen dat deze samenwerking soms moeizaam ver-
loopt. De inspectie heeft diepgaand onderzoek gedaan naar vijf samenwerkingsverbanden
tussen een CWI-vestiging en een bijbehorende gemeente. Met het geven van verklaringen voor
situaties die zich in de praktijk voordoen beoogt de inspectie ook aanknopingspunten te bieden
voor verbetering. De resultaten zijn statistisch niet representatief, dat wil zeggen dat de mate
waarin de gevonden problemen zich voordoen, niet voor alle CWI-vestigingen en gemeenten
gelden. Wel is het zeer aannemelijk, dat de problemen en patronen die de inspectie heeft
gevonden zich op grotere schaal voor zullen doen.
Het onderzoek wijst uit dat er problemen bestaan in de huidige taakverdeling tussen CWI en
gemeenten. De inspectie waarschuwt echter voor de voorbarige conclusie dat de huidige taak-
verdeling niet zou kunnen werken.
De inspectie is in de eerste plaats van mening dat CWI en gemeenten problemen zouden
kunnen overwinnen als ze hun verantwoordelijkheid om samen te werken in de praktijk meer
gestalte zouden geven. Samenwerking veronderstelt in elk geval dat partijen contact met elkaar
onderhouden en over toereikende kennis beschikken over elkaars taken. In de praktijk blijkt
het gebrek daaraan te leiden tot een werkwijze van CWI die onvoldoende aansluit op wat
gemeenten nodig hebben en tot wantrouwen en vooroordelen bij de gemeenten. Het rapport
`Afgesproken?' dat de inspectie gelijktijdig uitbrengt met dit rapport, onderstreept het belang
voor CWI en gemeenten om contact met elkaar te onderhouden. In dat onderzoek stelde de
inspectie namelijk vast dat de percepties die CWI en gemeenten hebben van afspraken verschil-
len.
Daarnaast merkt de inspectie op dat de huidige regelgeving de mogelijkheid biedt de taakverde-
ling zo in te richten, dat ruimte wordt gegeven én benut om aan te sluiten bij de deskundigheid,
de mogelijkheden en de beperkingen van beide partijen. Waar in de onderzochte cases deze
mogelijkheid werd benut, bleken beide partijen de samenwerking veel positiever te ervaren.
Het onderzoek toont onder meer aan dat de één-loket-gedachte in de praktijk niet volledig
wordt waargemaakt. Het onderzoek laat echter ook zien dat dit bij de huidige werkwijze
onvermijdelijk is, waar het belang van juiste uitkeringsverstrekking moet prevaleren.
Mr. L.H.J. Kokhuis
Inspecteur-generaal
3 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
4 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
Inhoud
1 Inleiding 7
2 De uitvoeringspraktijk 9
2.1 Taakverdeling bij de uitkeringsvaststelling 9
2.2 Verzamelde informatie en benodigde informatie 9
2.3 Informatieverzameling door gemeenten 10
2.4 Gevolgen van de uitvoeringspraktijk 10
3 Verklaringen 13
3.1 Middelen 13
3.2 Kennis en deskundigheid 13
3.3 Werkwijze 13
3.4 Uitwisseling 14
3.5 Belangen 14
4 Oordeel 15
5 Reacties CWI en VNG 17
5.1 Centrale organisatie werk en inkomen en Vereniging van
Nederlandse Gemeenten 17
5.2 Nawoord IWI 17
Lijst van afkortingen 18
Bijlage 1: Reactie Centrale organisatie Werk en Inkomen en
Vereniging van Nederlandse Gemeenten 19
Publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen 25
5 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
6 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
1 Inleiding
Sinds de invoering van de Wet Structuur uitvoering werk en inkomen (Wet SUWI) moeten het
Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en gemeenten met elkaar samenwerken bij aanvragen
voor een bijstandsuitkering. CWI is de poortwachter en probeert mensen in de eerste plaats
aan het werk te helpen. Als dat niet lukt verzamelt CWI de benodigde gegevens voor de aan-
vraag van de uitkering en stuurt die aan de gemeente. De gemeente beoordeelt vervolgens de
aanvraag en stelt vast of iemand recht heeft op een uitkering. De dienstverlening moet klantge-
richt en efficiënt zijn: zo is het bijvoorbeeld de bedoeling dat de aanvrager zijn gegevens maar
een keer hoeft te verstrekken en dat CWI en gemeente taken niet dubbel uitvoeren.
De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) heeft in 2004 onderzoek gedaan naar de samenwerking
tussen CWI en gemeenten bij aanvragen voor een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand
(WWB). Aanleiding voor het onderzoek waren signalen dat deze samenwerking in een aantal
regio's moeizaam verloopt. Doel van het onderzoek is een oordeel te geven over deze samen-
werking. Met het geven van verklaringen voor problemen die zich in de praktijk voordoen
beoogt de inspectie de instanties aanknopingspunten te bieden voor verbetering. De randvoor-
waarden die de inspectie heeft betrokken zijn `voldoen aan de beoogde taakverdeling voor uit-
keringsvaststelling', `klantgerichtheid' en `efficiency'.
Het onderzoek is uitgevoerd door middel van vijf casestudies. Een case is in dit onderzoek een
samenwerkingsverband tussen een CWI-vestiging en een bijbehorende gemeente. Bij elke case
heeft de inspectie dossieronderzoek verricht, een beleidsdocumentenstudie gedaan en inter-
views afgenomen bij functionarissen van CWI en gemeente. Vervolgens heeft de inspectie op de
data een kwalitatieve en een kwantitatieve analyse gedaan. Gekozen is voor verschillende cases:
cases waarbij gemeenten aangaven problemen te ervaren, cases waarbij gemeenten aangaven
geen problemen te ervaren en een case waarvan de ervaringen bij de inspectie onbekend
waren. Daarnaast zijn de cases geselecteerd op basis van landelijke spreiding en op basis van
grootte van de gemeenten en CWI-kantoren.
De resultaten van dit onderzoek zijn statistisch niet representatief, dat wil zeggen dat de mate
waarin de gevonden problemen zich voordoen, niet voor alle CWI's en gemeenten gelden. De
inspectie heeft niet beoogd met het onderzoek een landelijk beeld te schetsen. Wel is het zeer
aannemelijk, dat de problemen en patronen die de inspectie heeft gevonden zich op grotere
schaal voor zullen doen. Ten eerste zien we, ondanks de zeer verschillende cases, steeds
dezelfde patronen optreden in de aard en samenhang van de verklarende factoren. Ten tweede
zijn de gevonden verklarende factoren voor een belangrijk deel niet beïnvloedbare factoren die
voor de instanties gelden, zoals wettelijke bevoegdheden.
7 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
8 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
2 De uitvoeringspraktijk
2.1 Taakverdeling bij de uitkeringsvaststelling
De taakverdeling tussen CWI en gemeenten is in de Wet SUWI vormgegeven als een keten.
CWI is daarin de eerste schakel. CWI verzamelt de gegevens die nodig zijn om te beoordelen
of aanspraak kan worden gemaakt op een WWB-uitkering. De gemeente gaat verder met het
werk dat CWI geleverd heeft en voert deze beoordeling uit. Beoogd is om de burger één loket
te bieden: zowel voor werk als voor inkomen kan hij bij CWI terecht.
Hoe deze taakverdeling precies door de partijen moet worden vormgegeven, is niet exact
voorgeschreven. In de praktijk geven partijen de samenwerking op lokaal niveau vorm door
middel van een serviceniveau-overeenkomst (SNO). Ook kunnen CWI en gemeente beroep
doen op het zogeheten experimenteerartikel. Op basis van dit artikel kunnen vormen van
samenwerking in de praktijk worden beproefd, die niet binnen de wettelijke kaders passen.
Wanneer een aanvrager zich meldt bij CWI voor een uitkering, vindt eerst de werkintake
plaats. Dit hoort bij de poortwachterstaak van CWI. De bedoeling is dat de aanvrager eerst
door een `haag van vacatures' wordt geleid, zodat hij eventueel weer via werk in zijn inkomen
kan voorzien. De inspanning is zoveel mogelijk gericht op het realiseren van werk boven uitke-
ring. Lukt dat niet, dan kan de aanvrager bij hetzelfde CWI terecht voor een uitkeringsaanvraag.
De aanvrager van een WWB-uitkering is verplicht alle gegevens en bewijsstukken die voor het
beoordelen van het recht op de uitkering relevant zijn aan CWI te verstrekken. CWI contro-
leert de gegevens op juistheid, volledigheid en consistentie. Indien blijkt dat de verzamelde
gegevens en bewijsstukken onjuist, onvolledig of inconsistent zijn dan vraagt CWI de aanvrager
de juiste of ontbrekende gegevens of bewijsstukken alsnog te overleggen. CWI kan bij nalatig-
heid van de aanvrager niet besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.
Is er sprake van verwijtbare gedragingen, werkt een aanvrager onvoldoende mee, of voldoet de
aanvrager niet aan zijn verplichtingen, dan dient CWI daarvan onmiddellijk mededeling te doen
aan de gemeente. Hierdoor is de gemeente in staat om een sanctie op te leggen. Bij het niet
voldoen aan verplichtingen gaat het bijvoorbeeld ook om situaties waarin de aanvrager door
eigen toedoen zijn baan verliest en als gevolg daarvan een beroep moet doen op bijstand. De
aanvrager is dan niet de verplichting nagekomen om waar mogelijk in het eigen bestaan te voor-
zien.
CWI stuurt het dossier met de ingevulde aanvraagformulieren, bewijsstukken en een over-
drachtsformulier vervolgens aan de gemeente. Daarbij geeft CWI ook een oordeel over de
juistheid, volledigheid en consistentie van de bewijsstukken. De overdracht is gebonden aan een
wettelijke termijn van acht werkdagen. De gemeente moet vervolgens vaststellen of de aanvra-
ger voldoet aan de voorwaarden voor het recht op uitkering op basis van het CWI-dossier. De
uitkering wordt uitbetaald door de gemeente.
2.2 Verzamelde informatie en benodigde informatie
Bij de bestudering van de WWB-dossiers heeft de inspectie geconstateerd dat dikwijls niet alle
benodigde bewijsstukken aanwezig zijn in het CWI-dossier. Met andere woorden: de dossiers
zijn niet compleet.
Eén reden hiervoor is dat landelijk is afgesproken tussen CWI en gemeenten dat CWI niet alle
documenten zelf hoeft te verzamelen, maar ook mag aangeven welke documenten CWI nog
niet heeft verzameld. CWI maakt dit dan kenbaar op een formulier, de zogenoemde boodschap-
penlijst. Het gaat bijvoorbeeld om bewijsstukken als bankafschriften, huurcontracten en derge-
lijke. Dergelijke bewijsstukken zijn essentieel, omdat daarop aanwijzingen te vinden zijn of een
aanvrager toch aanspraak kan maken op een bepaald inkomen of vermogen. In deze gevallen
sluit de geleverde informatie door CWI niet aan op de informatie die nodig is voor de beoor-
deling door de gemeente.
9 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
In een aantal gevallen ontbreekt echter deze `boodschappenlijst' in de dossiers, of is deze
onvolledig ingevuld. Dat betekent dat er in die gevallen sprake is van onvolledigheid van dos-
siers volgens de definitie die voor de landelijke registratie van volledigheid wordt gehanteerd.
Ook is er sprake van het ontbreken van bewijsstukken als gevolg van het niet signaleren van
inconsistenties. Het komt voor dat CWI inconsistenties niet opmerkt omdat bewijsstukken
ontbreken, maar ook komt het voor dat CWI (aanvullende) bewijsstukken niet opvraagt omdat
bepaalde inconsistenties over het hoofd worden gezien. Met andere woorden: de toets op
juistheid en consistentie is onvoldoende kritisch. In deze gevallen sluit de informatie die CWI
levert inhoudelijk niet aan op wat de gemeente nodig heeft.
In de helft van de onderzochte dossiers is de situatie die afgeleid kan worden uit het CWI-
dossier, anders dan de situatie die afgeleid kan worden uit het gemeentedossier. In vrijwel alle
gevallen van deze afwijkende dossiers heeft de afwijking bovendien gevolgen voor de uitkomst
van de claimbeoordeling.
De inspectie heeft daarnaast geconstateerd dat gemeenten in bijna alle gevallen niet direct de
claimbeoordeling uitvoeren, maar zelf eerst nog gegevens verzamelen. Dat gebeurt ook wan-
neer het CWI-dossier een volledige weergave geeft van de situatie van de aanvrager. In deze
gevallen is het dossier in de beleving van de gemeente kennelijk niet compleet.
Daarbij heeft de inspectie gezien dat gemeenten op twee manieren afwijken van de in de Wet
SUWI beoogde taakverdeling. In de eerste plaats verzamelt de gemeente aanvullende gegevens.
In de tweede plaats trekken gemeenten bepaalde gegevens nog eens na. De gemeente legt bij-
voorbeeld huisbezoeken af of belt met ex-werkgevers. Zeer regelmatig neemt de gemeente
ook contact op met de aanvrager.
2.3 Informatieverzameling door gemeenten
In de meeste dossiers heeft de inspectie gezien dat de gemeente zelf contact opneemt met de
aanvrager. Daarbij viel met name op dat de gemeente de aanvrager dikwijls opnieuw uitnodigt
voor een intakegesprek. Daarnaast sturen gemeenten zeer vaak een brief aan de aanvrager met
daarin het verzoek om extra bewijsstukken in te leveren. De aanvrager moet dus in de meeste
gevallen ook gegevens aanleveren bij de gemeente.
De extra uitvraag door gemeenten heeft dus twee mogelijke redenen. In de eerste plaats
vragen gemeenten gegevens, als CWI er niet in geslaagd is alle bewijsstukken te verzamelen
voordat de overdracht moet plaatsvinden. In de tweede plaats vindt de uitvraag plaats, als
gemeenten van mening zijn dat er extra gegevens nodig zijn, of een extra controle van gegevens
nodig is, om de claimbeoordeling te kunnen doen, ongeacht hetgeen CWI heeft aangeleverd.
Uit de bestudeerde dossiers bleek dat de gemeente zelden contact opneemt met het CWI.
Slechts in één van de onderzochte dossiers heeft de gemeente contact opgenomen met de
CWI-consulent en de vestigingsmanager, om toelichting te vragen op het geleverde dossier. In
dat geval is daarna de aanvraag direct beoordeeld. Des te vaker heeft de inspectie dossiers aan-
getroffen, waarin de gemeenteconsulenten wel wijzen op vermeende `fouten' van CWI, maar
daar CWI niet over geraadpleegd hebben. Andersom heeft de inspectie ook geen aanwijzingen
gezien dat de CWI-consulent contact opneemt met de gemeenteconsulent.
2.4 Gevolgen van de uitvoeringspraktijk
De inspectie concludeert, dat in de huidige uitvoeringspraktijk niet volledig wordt voldaan aan
de één-loket-gedachte. De burger moet voor zijn WWB-aanvraag niet alleen bij CWI, maar
ook bij de gemeente gegevens leveren en een intakegesprek voeren. De klantgerichtheid van de
uitvoering komt hiermee in het gedrang. Het feit dat gemeenten vaak extra werk verrichten bij
het uitvoeren van de claimbeoordeling, en daarbij een deel van het werk van CWI overdoen,
brengt met zich mee dat ook de randvoorwaarde van een efficiënte uitvoering in het gedrang
komt. Tenslotte concludeert de inspectie dat de onderzochte organisaties zich niet precies aan
de beoogde taakverdeling houden. In de eerste plaats omdat de dossiers van CWI niet alle
benodigde en geverifieerde bewijsstukken en informatie bevatten. In de tweede plaats omdat de
10 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
werkwijze van gemeenten ertoe leidt dat de aanvrager voor een uitkering meerdere malen
gegevens moet verstrekken.
In iets minder dan de helft van de onderzochte gevallen zou de beslissing op basis van het dos-
sier van CWI anders zijn uitgevallen dan die op basis van het dossier van de gemeente. Dit
betekent dat bij het werken volgens de beoogde taakverdeling sprake is van een risico voor de
juistheid van de uitkeringen. Of de claimbeoordelingen op zichzelf juist zijn, heeft de inspectie
niet onderzocht.
11 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
12 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
3 Verklaringen
De inspectie heeft geconstateerd dat de huidige uitvoeringspraktijk beïnvloed wordt door een
aantal factoren. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om verschillen tussen CWI en gemeente ten aan-
zien van middelen, kennis en deskundigheid en werkwijze. Maar ook zijn er factoren die iets
zeggen over de kwaliteit van de samenwerking: de wijze waarop CWI en gemeente contact met
elkaar onderhouden, de belangen van partijen en het vertrouwen dat ze in elkaar hebben.
3.1 Middelen
Er is sprake van een verschil in middelen die CWI en de gemeente kunnen inzetten. Zo heeft
CWI geen mogelijkheden de aanvrager te dwingen ontbrekende gegevens te leveren. CWI
beslist niet over de uitkering en moet het dossier op verzoek van de aanvrager aan de
gemeente sturen. De gemeente beschikt wel over middelen om de aanvrager te dwingen om
gegevens te overleggen en maakt hiervan ook vaak gebruik. Ook kan CWI geen huisbezoeken
afleggen bij twijfels over de woonsituatie van de aanvrager. CWI kan dan niet voorkomen dat
mensen een uitkering aanvragen die daar geen recht op hebben, bijvoorbeeld omdat ze samen-
wonen. In deze gevallen moet de gemeente dan wel contact opnemen met de aanvrager, om te
voorkomen dat ten onrechte een uitkering wordt toegekend.
3.2 Kennis en deskundigheid
Tussen CWI en gemeenten bestaan verschillen in kennis en deskundigheid.
Bij CWI ligt de nadruk meer op deskundigheid ten aanzien van arbeidsbemiddeling. Het is
immers de hoofdtaak van CWI om burgers te ondersteunen bij het vinden van werk. Daarvoor
zijn andere vaardigheden nodig. Waar bij arbeidsbemiddeling vooral de mogelijkheden van de
burger centraal staan om in te stromen in werk, gaat het bij de uitkeringsverstrekking vooral
om het kritisch beoordelen van het recht van de burger op een uitkering. In het onderzoek
heeft de inspectie gezien dat CWI-medewerkers vooral de neiging hebben mee te denken met
de aanvrager in plaats van het verhaal van de aanvrager kritisch te toetsen. CWI maakt in dit
proces andere afwegingen dan gemeenten.
Bij CWI-medewerkers is ook sprake van een kennisachterstand. Medewerkers moeten niet
alleen grondige inhoudelijke kennis hebben van de WWB, maar ook bijvoorbeeld van de WW.
Bovendien heeft CWI voor alle wetten taken zowel voor uitkering als voor reïntegratie.
Er wordt bij de bijstand gesproken van een `fingerspitzengefühl' om te weten waar bij een cliënt
risico's zitten - dus op welke aspecten informatie moet worden getoetst - en welke informatie
relevant is. Omdat CWI de beoordeling zelf niet uitvoert hebben de medewerkers daarvoor
minder gevoel. Zo'n `antenne' is iets wat zich in jaren moet ontwikkelen. Gemeenten hebben
door jarenlange ervaring meer kennis over welke informatie in welke situatie nodig is. Dat is
ook de reden dat zij er vaak voor kiezen de aanvrager zelf te spreken. Uit ervaring weten zij
dat inzicht in de persoon van de aanvrager belangrijk is om mee te nemen in de afwegingen.
In één case hebben de partijen deze verschillen onderkend en gekozen voor een alternatieve
werkwijze. Die leidt er toe dat moeilijker bemiddelbare aanvragers in een eerder stadium aan
de gemeente worden overgedragen, en dat CWI zich meer richt op de arbeidsbemiddeling van
kansrijke aanvragers. In alle gevallen krijgen de aanvragers nog wel een vorm van een intake bij
CWI. Hoewel zich bij deze taakverdeling voor een deel dezelfde problemen voordoen als in de
andere cases, ervaren de partijen de relatie als goed.
3.3 Werkwijze
CWI moet voor elke aanvrager een uitgebreid formulier invullen, met een aantal bijlagen. Dit is
zeer tijdrovend. Zowel CWI als gemeenten geven aan het formulier niet handig te vinden. Het
13 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
wordt gezien als een compromisstuk waarin de wensen van alle 483 gemeenten verwerkt zijn
en dat daarom veel te lang is geworden. Omdat CWI werkt met een landelijk uniform formulier
zijn de wensen van alle gemeenten daarin verwerkt. Op deze manier is het intakeproces ver-
worden tot een uitgebreid administratief proces, in plaats van het voorwerk voor een profes-
sionele beoordeling.
Voor alle cliënten verzamelt CWI bovendien dezelfde informatie. Door deze werkwijze moet
CWI veel tijd besteden aan het laten invullen, het aanvullen en het completeren van alle formu-
lieren, bijlagen en bewijsstukken. Er blijft weinig tijd over om de geleverde informatie te toet-
sen, omdat CWI wel aan de wettelijke overdrachtstermijn moet voldoen.
De gemeente krijgt vervolgens veel informatie waar niet direct behoefte aan is, en ontbeert
bovendien de (gewogen) informatie die wél nodig is. Juist bij de bijstand verschilt het per aan-
vrager aan welke informatie behoefte is. Gemeenten wegen daarom per cliënt af welke informa-
tie op welke manier een rol moet spelen. Dit is ook de reden dat gemeenten grote behoefte
hebben om de aanvrager zelf te zien en te spreken. Dit is volgens de gemeenteconsulenten een
moeilijk vervangbare bijdrage aan het claimbeoordelingsproces.
Gevolg is dat de gemeente opnieuw contact op moet nemen met de aanvrager.
In een van de onderzochte cases heeft CWI zich daarom voorgenomen te gaan werken met
een aangepast lokaal aanvraagformulier.
3.4 Uitwisseling
Er is weinig contact tussen CWI en de gemeente bij hun werkzaamheden voor de uitkerings-
verstrekking. Partijen hebben weinig inzicht in elkaars werkzaamheden. CWI weet niet goed
hoe een gemeentefunctionaris te werk gaat, welke informatie hij nodig heeft en waarop CWI
dus kritisch moet letten. CWI geeft aan dat gemeenten ook niet terugkoppelen naar CWI over
het aangeleverde dossier of over de werkwijze van CWI. Ook de inspectie heeft daarvan in de
dossiers weinig aanwijzingen gezien. Bovendien konden gemeentefunctionarissen ook de inspec-
tie moeilijk uitleggen hoe ze precies te werk gaan, met name als het gaat om het maken van
inhoudelijke afwegingen.
Gemeentefunctionarissen hebben geen idee van de mogelijkheden en beperkingen van CWI,
noch weten ze hoe de CWI-consulent te werk gaat bij de intake. Dat maakt dat er wantrouwen
en vooroordelen leven bij de gemeenten over het werk van CWI. De gemeente is daardoor
geneigd het werk van CWI over te doen, ook als het dossier van CWI wel een volledig beeld
geeft.
In een aantal cases heeft de inspectie voorbeelden gezien van functionarissen die met elkaar
meelopen in hun dagelijkse werkzaamheden. De ervaring was, dat dit leidde tot een groter
wederzijds begrip, tot meer uitwisseling en contacten tijdens de intake en claimbeoordeling en
uiteindelijk tot een betere samenwerking.
3.5 Belangen
De beperkte betrokkenheid tussen de partijen wordt versterkt door verschillen in aansturing
en in belangen. De partijen worden niet gestuurd op een gezamenlijke doelstelling. CWI is
inhoudelijk niet verantwoordelijk voor de juiste uitkeringsverstrekking, de gemeente wel. De
hoofdtaak van CWI is het bemiddelen naar werk. Anders dan de gemeente ervaart CWI geen
financiële gevolgen van een onjuiste uitkering. Gemeenten ervaren die financiële prikkel mede
door de invoering van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2004 zeer sterk. Voor gemeenten
is het soms moeilijk te accepteren dat een taak die zij zelf jarenlang hebben uitgevoerd bij een
andere organisatie is belegd, terwijl zij wel financieel verantwoordelijk zijn. Zij ervaren eenzij-
dige afhankelijkheid, waarbij de gemeente afhankelijk is van de intake van CWI, maar CWI
andersom geen afhankelijkheid ervaart. Dit leidt ertoe dat de partijen vooral vanuit het eigen
organisatiebelang handelen, in plaats vanuit een gemeenschappelijk belang, en daardoor weinig
betrokkenheid bij elkaar ervaren.
14 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
4 Oordeel
Bij de uitkeringsvaststelling WWB is sprake van gebreken in de samenwerking tussen CWI en
de gemeente. De inspectie heeft in het onderzoek verklaringen gevonden die leiden tot het
oordeel dat de geconstateerde tekortkomingen de instanties ten dele is aan te rekenen.
Samenwerking
In de praktijk handelen partijen niet geheel volgens de beoogde taakverdeling, waarbij CWI de
informatie verzamelt op basis waarvan de gemeente de aanvraag voor een WWB-uitkering
beoordeelt. De informatie van CWI sluit onvoldoende aan op de behoefte van de gemeente.
Het onderzoek van de inspectie wijst uit dat de dossiers die CWI overdraagt vaak niet voldoen
aan de eisen van juistheid, volledigheid en consistentie, zoals die in de wet zijn geformuleerd.
De gemeente verzamelt daarom extra informatie. Het onderzoek wijst echter ook uit dat de
gemeente soms onnodig informatie verzamelt. Dit leidt ertoe dat de klantgerichtheid en een
efficiënte uitvoering in het gedrang komen. De aanvrager moet voor zijn WWB-aanvraag niet
alleen bij CWI, maar ook bij de gemeente gegevens leveren en een gesprek voeren. De
gemeente verricht vaak extra werk bij het uitvoeren van de claimbeoordeling en doet daarbij
een deel van het werk van CWI over.
Verklarende factoren
CWI beschikt in een aantal gevallen niet over middelen om de aanvrager te dwingen om ont-
brekende gegevens te leveren of om de juistheid van gegevens te toetsen. Voorts heeft CWI
een achterstand in kennis en ervaring ten opzichte van gemeenten die de uitkeringsintake jaren-
lang hebben uitgevoerd. De werkwijze van CWI en de gemeenten sluiten niet op elkaar aan.
Ook onderhouden CWI en gemeenten weinig contact met elkaar, hebben ze weinig idee van de
mogelijkheden en beperkingen van de andere partij, noch hebben ze een goed beeld van elkaars
werkzaamheden. Vooral bij de gemeenten leidt dit tot wantrouwen. Uiteenlopende belangen
brengen met zich mee dat beide partijen weinig betrokkenheid bij elkaar ervaren.
15 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
16 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
5 Reacties CWI en VNG
De inspectie legt al haar conceptrapportages voor een bestuurlijke reactie voor aan de betrok-
ken uitvoeringsinstanties en neemt de kern van deze reactie op in het rapport. Als het onder-
zoek over gemeenten gaat, vraagt de inspectie een bestuurlijke reactie van de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG). Dat is ook gebeurd bij dit rapport. CWI en VNG hebben
laten weten in grote lijnen dezelfde betekenis toe te kennen aan de bevindingen en het oordeel
van de inspectie. Dit heeft geleid tot een gezamenlijke reactie. In dit hoofdstuk is een samen-
vatting opgenomen van de belangrijkste punten van deze reactie, gevolgd door het commentaar
van IWI. De volledige reactie van CWI en VNG is opgenomen als bijlage.
5.1 Centrale organisatie werk en inkomen en Vereniging van
Nederlandse Gemeenten
CWI en VNG laten weten het rapport zeer informatief te vinden. De praktijk van de uit-
keringsintake WWB wordt in hun ogen treffend beschreven. Zij beamen dat een aantal verbete-
ringen mogelijk zijn. Wel vinden beide partijen het belangrijk dat de geschetste problematiek in
breder SUWI-verband wordt geplaatst. In SUWI zijn immers keuzes gemaakt over de taakver-
deling tussen CWI en gemeenten ten aanzien van de uitkeringsintake. Op grond van deze taak-
verdeling is volgens beide partijen op de meeste plaatsen in het land een praktijk van samen-
werking tussen CWI en gemeenten ontstaan die voor beide partijen, maar ook voor de cliënt,
bevredigend is.
CWI en VNG geven aan gezamenlijk te werken aan verbeteringen in het ketenwerkproces. In
ketenverband zijn verschillende initiatieven genomen gericht op een efficiënte en klantgerichte
uitvoering van de uitkeringsintake WWB en het proces van claimbeoordeling.
5.2 Nawoord IWI
In de eerste plaats waardeert de inspectie het bijzonder dat CWI en VNG gezamenlijk een
bestuurlijke reactie op dit rapport hebben gegeven. De samenwerking tussen de ketenpartners
komt hiermee tot zijn recht. De inspectie heeft met waardering kennis genomen van de verbe-
teringen die CWI en gemeenten in gang hebben gezet en over de inzet van de ketenpartners
om het ketenwerkproces efficiënter en klantgerichter uit te voeren. Hiermee wordt een
belangrijke bijdrage geleverd aan het realiseren van de doelstellingen van de wetgever op het
terrein van werk en inkomen. Met haar rapporten beoogt IWI dergelijke verbeteringen moge-
lijk te maken. Met genoegen constateert de inspectie dat dit rapport CWI en gemeenten daad-
werkelijk aanknopingspunten biedt.
17 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
Lijst van afkortingen
CWI Centrum voor Werk en Inkomen
IWI Inspectie Werk en Inkomen
SNO serviceniveau-overeenkomst
VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Wet SUWI Wet Structuur uitvoering werk en inkomen
WWB Wet werk en bijstand
18 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
Bijlage
Reactie Centrale organisatie Werk en
Inkomen en Vereniging van Nederlandse
Gemeenten
19 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
20 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
21 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
22 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
23 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
24 Inspectie Werk en Inkomen Intake en beoordeling bij de bijstand
Publicaties van de Inspectie Werk en
Inkomen
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid