ChristenUnie
Vragen over Derde spoor Nederlandse grens - Oberhausen Woensdag 6
April 2005 - 08:05
Vragen van de leden Slob (ChristenUnie) en Dijksma (PvdA) aan de
minister van Verkeer en Waterstaat over het derde spoor tussen de
Nederlandse grens en Oberhausen. (Ingezonden 6april 2005)
1. Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Duitsland geen geld
beschikbaar heeft voor het derde spoor tussen de Nederlandse grens
en Oberhausen?1
2. Klopt het bericht dat de directeur van de Deutsche Bahn, de heer
Mehdorn, in antwoord op vragen van de Kleefse CDU, heeft gesteld
dat zowel de deelstaat Nordrhein-Westfalen als de bondsregering
geen geld heeft voor de aanleg van het derde spoor en dat dit geld
er voorlopig niet komt ook?
3. Hoe moet die opmerking worden gezien in het licht van uw antwoord
op Kamervragen van de leden Bruls en Van Hijum van augustus 2004?2
4. Wanneer zal de aanleg van het derde spoor nu naar verwachting
gerealiseerd kunnen worden? Is uw uitspraak tijdens het algemeen
overleg van 7 april 2004 nog actueel, namelijk dat het derde spoor
tussen 2010 en 2011 is gerealiseerd3 of wordt het later? Als het
later wordt, bent u daarvan dan van Duitse zijde op de hoogte
gebracht na 7 april 2004?
5. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de afwikkeling van het
goederenvervoer en voor de omwonenden?
6. Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over de
16e voortgangs-rapportage inzake de Betuweroute?
1 De Gelderlander, 31 maart jl.
2 Aanhangsel Handelingen nr. 2244, vergaderjaar 20032004. Antwoord 3:
«Het derde spoor is opgenomen in het nieuwe Bundesverkehrswegeplan
(BVWP). Dit langetermijnplan legt het wettelijk kader voor de
investeringen in de infrastructuur over de periode 20042015. De
spoorverbinding EmmerichOberhausen is daarin prioritair opgenomen.
Intern ligt er een overeenkomst tussen de Bund, het Bundesland NRW en
de DB AG van 2002 waarin NRW een derde van de voorziene 895 mln.
investering voor zijn rekening neemt. De Mittelfrist planning voor de
periode 20082012 zal de realisatie van het derde spoor nader moeten
uitwerken.»
3 Kamerstuk 22 026/ 22 589, blz. 5.
---