Sociaal-Economische Raad

P E R S B E R I C H T

7 april 2005 kp 1860, fax, pubstar, co-blad, dagbl,

opinie, persb, rtv, depvl, se-med, sz-p

STICHTING GEEFT VOORLOPIG OORDEEL OVER NIEUWE WAO

De Stichting van de Arbeid heeft in een brief aan de Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid haar voorlopig oordeel gegeven over de kabinetsvoorstellen voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De brief is bedoeld ter voorbereiding van een rondetafelgesprek van de Stichting met de Vaste Kamercommissie op donderdag 14 april.

De volledige tekst van de brief is als bijlage opgenomen.

Geachte dames en heren,

Het Bestuur van de Stichting van de Arbeid vraagt uw aandacht voor het volgende.

Onlangs is het wetsvoorstel Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) voor parlementaire behandeling naar de Tweede Kamer gestuurd. De Stichting van de Arbeid is verheugd over het feit dat het kabinet een beslissing over een nieuw WAO-stelsel heeft genomen en dat beoogd wordt dit nieuwe WAO-stelsel op 1 januari 2006 in te voeren. De Stichting heeft in dat verband voorts kennis genomen van de brief van de Minister aan uw Kamer d.d. 11 maart 2005 over de invoering van de WIA. kan worden ingevoerd.

Het ijkpunt voor de zienswijze van de Stichting van de Arbeid over de wenselijke inrichting van de arbeidsongeschiktheidsregelingen wordt gevormd door de twee SERadviezen over de WAO (maart2002 en februari 2004). De daarin geformuleerde voorstellen vormen een integraal en onderling samenhangend pakket, met inbegrip van de afspraken d.d. 22 maart 2002 resp. 5 november 2004 van de in de Stichting van de Arbeid vertegenwoordigde centrale organisaties van werkgevers en van werknemers alsmede van de desbetreffende Kabinetsverklaring. d.d. 5 november 2004.

Met betrekking tot de hoofdpuntenlijnen van de toenmalige regeringskabinetsvoornemens in vergelijking met de SER-voorstellen heeft de Stichting uw Kamer op 26 maart 2004 een brief gestuurd waarin acht hoofdlijnen zwaarwegende punten aan de orde werden gesteld.

Met de onderhavigeze brief geeft de SichtingStichting haar voorlopige oordeel over de voorstellen zoals deze nu voorliggen. Het geven van een eindoordeel is op dit moment nog niet mogelijk, omdat uw Kamer nog in afwachting is van de Invoeringswet WIA. In deze wet worden onder andere de financiering en de wijze van eigen risicodragen / premiediffferentiatiepremie-differentiatie geregeld. Ook worden daarmee pas de administratieve lasten en de precieze uitvoeringskosten inzichtelijk. Bovendien kondigt het kabinet op tal van onderdelen nog nadere regelgeving aan, wat eraan bijdraagt dat een totaalbeeld op dit moment ontbreekt. Overigens is de Stichting van oordeel dat het kabinet met het onderhavige wetsvoorstel op hoofdlijnen tegemoet is gekomen aan de door de Stichting genoemde punten.

Over die hoofdlijnen stelt de Stichting thans nog het volgende vast.

Arbeidsongeschiktheidscriterium: duurzame arbeidsongeschiktheid

De Stichting van de Arbeid constateert dat het kabinet bij de invulling van het criterium voor duurzame arbeidsongeschiktheid zeer nauw heeft aangesloten bij de uitwerking in de SER-adviezen. Kennelijk heeft ook volgens het kabinet de SER voldoende inzichtelijk gemaakt dat met dit criterium de instroom van volledig duurzaam arbeidsongeschikten niet boven de 25.000 per jaar zal komen. Dit komt ook tot uitdrukking in de inschatting die het kabinet zelf maakt over die instroom in de Memorie van Toelichting. Wel constateert de Stichting dat er juist bij dit onderdeel van de wetgeving veel nadere regelgeving wordt aangekondigd, wat op meerdere punten vragen oproept. Een voorbeeld hiervan betreft de zogenaamde 'beslissingsautoriteit', die een belangrijke rol speelt bij de claimbeoordeling. Het komt de Stichting voor dat hier voor een andere invulling gekozen wordt dan de SER voor ogen stond. De Stichting wil in dit verband nogmaals nadrukkelijk verwijzen naar de opvattingen in het SER-advies waarin sprake is van een onafhankelijke commissie binnen het UWV die de uiteindelijke beslissing moet bekrachtigen, en niet van een functionaris die bijgestaan wordt door een adviescommissie................………………….

NB. Nadere invulling.

Uitvoering WGA

Uitvoering

Van groot belang bij de uitvoering van de regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten is in de ogen van de Stichting het zogenaamde level playing field. De Stichting heeft kennis genomen van het feit dat het kabinet thans laat onderzoeken hoe een en ander moet worden vormgegeven (advies Kist). Ook hier moet de Stichtingen wij echter constateren dat het ontbreken van de Invoeringswet een goede beoordeling moeilijk maakt. Wat tot nu toe bekend is op hoofdlijnen roept in ieder geval vragen op over de vormgeving van het level playing field. Daarbij gaat het vooral om de premiestelling in het private en het publieke domein.

In de kabinetsbrief bij het wetsvoorstel is aangekondigd dat de UWV bij alle werkgevers in eerste instantie in 2006 de publieke premie gaat heffen, ongeacht of zij publiek verzekerd (willen) zijn. Werkgevers die kunnen aantonen eigenrisicodrager te zijn geweest in 2006, krijgen in 2007 de onverschuldigd betaalde premie terug. Ditlevert materieelen psychologisch een stevige barrière op voor eigen risicodragen / privaat verzekeren. De Stichting roept in dat verband in herinnering dat de SER heeft gepleit voor private uitvoering van de WGA.Mocht uw Kamer toch kiezen voor de door het kabinet voorgestelde "hybride" uitvoering, dan is een in alle opzichten level playing field tussen private en publieke uitvoering een essentiële voorwaarde. De Stichting zal dewetgevingsvoorstellen hierop scherp toetsen. De Stichting bepleit hoe dan ook gerichte aandacht voor dit aspect bij de voorziene evaluatiemomenten.

Uitkeringsregime

Het uitkeringsregime in de WGA is ingevuld in lijn met de afspraken in het overleg van 5 november 2004. De Stichting constateert dat de uitwerking van het gekozen systeem erg complex overkomt, en vraagt zich af of hiermee geen onnodige administratieve lasten worden gegenereerd. Naast de maandelijkse beoordeling van verdiensten speelt hierbij ook de declaratieregeling voor eigen risicodragers bij het UWV een rol.

De Stichting heeft overigens kennis genomen van de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer d.d. 11 maart 2005 waarin deze te kennen geeft dat toekomstige wijzigingen in de WW als uitvloeisel van een binnenkort te verschijnen SER-advies ook gevolgen kunnen hebben voor de loongerelateerde WGA-uitkering. Het kabinet hanteert daarbij als uitgangspunt dat wijzigingen in de WW ook zullen worden doorgevoerd in de WIA tenzij er gegronde redenen zijn om dat niet te doen. De Stichting is voornemens om hierop, zo nodig,, zo nodig, terug te komen.

Premie WGA

Over een mogelijke compensatie van de inkomenseffecten als gevolg van de tussen werkgevers en werknemers overeengekomen fifty-fifty-premieverdeling in de WGA is het overleg binnen de Stichting nog gaande.

Gefaseerde invoering

Het ontgaat de Stichting waarom het punt van het arbeidsverleden pas vanaf 2008 in aanmerking wordt genomen en niet bij invoering van de nieuwe regelgeving per 1 januari 2006.

Herbeoordeling van de huidige WAOuitkeringsgerechtigden

Over de herbeoordelingsoperatie van de huidige arbeidsongeschikten zijn enkele aanpassingen afgesproken in het overleg van 5 november 2004. Inmiddels zijn de eerste resultaten van deze operatie bekend. Het laat zich aanzien dat de gevolgen in termen van herziening van arbeidsongeschiktheidspercentages forser uitpakken dan voorzien. In het SER-advies werd gewaarschuwd voor een te theoretisch karakter van de beoordelingen bij bepaalde aanpassingen van het CBBS-systeem. Dit zou gezien de eerste rapportages het geval kunnen zijn bij het meenemen van deeltijdfuncties, gezien de eerste rapportage van de kant van het UWV, die de minister op 3 maart jl. aan uw Kamer heeft toegezonden. In deze rapportage geeft het UWV aan dat tegen de verwachting in niet het terugbrengen van het aantal benodigde arbeidsplaatsen, maar het eerder mee kunnen wegen van deeltijdfuncties een bepalende invloed heeft .(pagina 3, punt 4 van de UWV-rapportage).

NB. Bronvermelding naar de 'eerste resultaten van deze operatie'.

Positie uitzendkrachten

De aanbevelingen van de SER over de specifieke positie van de uitzendsector zijn door de wetgever inmiddels overgenomenhet kabinet adequaat vertaald in de voorliggende wetsvoorstellen. In het wetsvoorstel WIA wordt een conforme regeling voorgesteld wat betreft de WGA-lasten. De Stichting gaat er vanuit dat deze regeling adequaat wordt uitgewerkt in de Invoeringswet WIA. Uitkeringsregime WGA

Het uitkeringsregime in de WGA is ingevuld in lijn met de afspraken in het overleg van 5 november 2004. De Stichting constateert dat de uitwerking van het gekozen systeem erg complex overkomt, en vraagt zich af of hiermee geen onnodige administratieve lasten worden gegenereerd. Naast de maandelijkse beoordeling van verdiensten speelt hierbij ook de declaratieregeling voor eigen risicodragers bij het UWV een rol.

Extra Garantieregeling Beroepsrisico's (EGB)

De Stichting van de Arbeid verwijst ten aanzien van dit onderwerp naar de desbetreffende beschouwingen in het SER-advies van 2004. In dat advies concludeerde de SER heeft in haar brief van 24 maart 2004 aandacht gevraagd voor de EGB. De Stichting onderschreef daarbij de stelling van de SER de wenselijkheid van een dergelijke regeling nader te willen bezien, bijvoorbeeld in het kader van een verkenning van de toekomst van het stelsel van sociale zekerheid. De Stichting heeft in dat verband kennis genomen van de brief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 maart 2005 aan de International Labour Organisation (ILO), en wil graag te zijner tijd nader geïnformeerd worden over de bevindingen.

WAOhiaat

De Stichting constateert dat het kabinet het voorstel van de SER om het WAO-hiaat te laten vervallen, de voorstellen over het opheffen van het zogenaamde 'WAO-hiaat' volledig heeft opgevolgd.

Financiering en premieverdeling arbeidsongeschiktheidsregelingen

Over de financiering van het nieuwe WAO-stelsel en met name de premieverdeling tussen werkgevers en werknemers is de Stichting, zoals bekend, nog met het kabinet in gesprek.

Eventuele overige punten
- Flexibele keuring
; pas na zes maanden en pas in 2008
De Stichting acht het ongewenst om zoals thans wordt voorgesteld, pas na zes maanden over te gaan tot de mogelijkheid van een flexibele keuring in plaats van na drie maanden zoals voorgesteld door de SER. Het ontgaat de Stichting voorts waarom de mogelijkheid van een dergelijke flexibele keuring pas in 2008 zijn beslag kan krijgen en niet met ingang van 1 januari 2006.

- Rol arbodienst

Op meerdere plaatsen in de tekst van de Memorie van Toelichting wordt gerefereerd aan de rol van de arbodiensten. De Stichting vraagt zich af of hierbij wel ten volle is rekening gehouden met de liberalisering van de arbodienstverlening. Met name de passage over de rol van arbodiensten bij arbeidsconflicten roept vragen op. Hierbij is sprake van een 'multifactoriële omgevingsanalyse' door de arbodienst. Als deze interventie een verplicht karakter zou krijgen, kan de Stichting dit niet rijmen met de bedoelde liberalisering.NB. Tekst in te vullen door Tasma / van 't Hooft.(multifactorele omgevinsganalyse bij conflict)

- Gefaseerde invoering (minstens op één punt, nl. arbeidsverleden pas vanaf 2008) -
Referte-eis (tegen risico-karakter en ILO)

Als gevolg van het incorporeren van de WW in de WGA wordt een referte-eis ingevoerd in de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De Stichting onderkent de logica hiervan in het kader van de door het kabinet gemaakte keuzen, maar wijst anderzijds op het risico-karakter van de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De Stichting acht een nadere beschouwing over de achtergronden en gevolgen van dit voorstel gewenst. mist een beschouwing over de gevolgen hiervan. Het karakter van risicoverzekering die zonder opbouw of andersoortige drempel het betreffende risico verzekert, is indertijd bewust aan de WAO toegekend. Los van de interne Nederlandse discussie over de gewenste verzekering, spelen hierbij bovendien internationale verplichtingen een rol, zoals bij ILO-verdrag 121 over beroepsrisico's. NB. Eventuele tekst Tasma.
- Dreiging ingijpen bij bovenwettelijk aanvullen op WGA

Al met al is de Stichting van oordeel dat het kabinet met het wetsvoorstel in voldoende mate lijkt te zijn tegemoetgekomen aan de door de Stichting benoemde hoofdlijnen. Een eindoordeel laat de Stichting afhangen van de tekst van de Invoeringswet WIA. De Stichting verzoekt u met haar boven weergegeven opvattingen rekening te houden bij uw verdere besluitvorming.

Afschrift van deze brief is gezonden naar de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Hoogachtend,
STICHTING VAN DE ARBEID

drs. E.H. Broekema
secretaris

cc: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid



Sociaal-Economische Raad