Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

Datum
21 april 2005
Ons kenmerk
IVW/DL/OV-05.555434
Doorkiesnummer

Bijlage(n)

1
Uw kenmerk
VW-05-142
Onderwerp
Verordening instapweigering, annulering en langdurige vertraging

Geachte voorzitter,

Naar aanleiding van de brief van uw commissie van Verkeer en Waterstaat, betreffende Verordening (EG) nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna te noemen: de verordening), ontvangt u hierbij een afschrift van mijn antwoord op de brief van de Consumentenbond van 15 februari 2005.

Ter beantwoording van de vraag van uw commissie, of de extreme weersomstandigheden, zoals die zich begin maart van dit jaar hebben voorgedaan recht geven op schadevergoeding door luchtvaartmaatschappijen, kan ik u het volgende melden.

De verordening kent drie situaties waarin een luchtvaartmaatschappij een passagier moet compenseren en/of bijstand verlenen. Die situaties zijn instapweigering (artikel 4) en annulering (artikel 5) of vertraging (artikel 6). Voorts voorziet de regeling in drie vormen van "schadeloosstelling" die in die drie situaties moeten worden toegekend. Die drie vormen zijn een financiële compensatie (artikel 7), het terugbetalen van een ticket of het aanbieden van een andere vlucht (artikel 8) en verzorging - in de vorm van onder meer maaltijden, verfrissingen en hotelaccommodatie - (artikel 9).

Ingevolge de verordening kan een luchtvaartmaatschappij slechts bij het annuleren van een vlucht, en dan alleen wat betreft het recht van een passagier op financiële compensatie, zich beroepen op "buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden" (lees: overmacht). In de considerans van de verordening worden weersomstandigheden die uitvoering van een vlucht verhinderen expliciet genoemd als voorbeeld van dergelijke omstandigheden. Hieruit volgt, dat een luchtvaartmaatschappij zich niet, althans niet op basis van de verordening, kan beroepen op overmacht in het geval van een zogenoemde instapweigering of een vertraging en evenmin ten aanzien van het recht van een passagier op bijstand; dat wil zeggen terugbetaling van het ticket of een andere vlucht en verzorging.

Als een vlucht is geannuleerd als gevolg van de door uw commissie bedoelde extreme weersomstandigheden zal een luchtvaartmaatschappij zich op basis van de verordening derhalve alleen kunnen beroepen op overmacht wat betreft het recht van een passagier op financiële compensatie, echter niet wat betreft het recht van die passagier op bijstand.

Ik vertrouw erop uw commissie hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Mw. drs M.H. Schultz van Haegen

|                               |                               |
|                               |                               |
|                               |                               |
|                               |Consumentenbond                |
|                               |t.a.v. de heer K. de Jonge     |
|                               |Postbus  1000                  |
|                               |2500 BA  DEN HAAG              |
|                               |2500BA1000                     |
|Datum                          |                               |
|16 maart 2005                  |                               |
|Contactpersoon                 |                               |
|mr. drs. V.K. Jusia            |                               |
|Doorkiesnummer                 |                               |
|3357                           |                               |
|Bijlage(n)                     |                               |
|-                              |                               |
|Onderwerp                      |Uw kenmerk                     |
|EU Verordening 261/2004        |HV/13254                       |
|                               |Ons kenmerk                    |
|                               |DL/OV/05.555318                |
Geachte heer De Jonge,

Met belangstelling heb ik kennis genomen van uw brief van 15 februari 2005, kenmerk HV/13254, waarin u uw zorgen uitspreekt over de wijze waarop binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat uitvoering zal worden gegeven aan de EU Verordening 261/2004, waarin de rechten zijn vastgelegd die passagiers hebben bij instapweigering tegen hun wil en bij vertraging dan wel annulering van hun vlucht.

Dienaangaande bericht ik u als volgt.
De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW), is krachtens artikel 16, eerste lid, van de verordening aangewezen als instantie die verantwoordelijk is voor de handhaving van de verordening en die maatregelen kan nemen om ervoor te zorgen dat de rechten van de passagiers die uit die verordening voortvloeien worden geëerbiedigd. Daarnaast is de IVW krachtens artikel 16, tweede lid van de verordening aangewezen als instantie, waar een passagier een klacht kan indienen over een vermeende overtreding van de verordening. Dit is ruim voor de inwerkingtreding van de verordening bekend gemaakt aan uw organisatie, teneinde uw leden - via een artikel in de "Consumentengids" over de verordening - hierover te kunnen voorlichten. Hierbij is ook melding gemaakt van het post- en e mailadres van de IVW waar klachten over een vermeende overtreding van de verordening kunnen worden ingediend. Daarnaast is het publiek ook via andere instanties, onder meer de ANWB en de Vereniging Van Reizigers, en de IVW- website (ivw.nl) hierover bericht.

In haar berichtgeving heeft de IVW er ook op gewezen, dat een ontevreden passagier zich altijd eerst tot de luchtvaartmaatschappij in kwestie dient te wenden alvorens zich met een klacht tot de IVW te richten. Het is immers de verantwoordelijkheid van de passagier om met een klacht terug te gaan naar de desbetreffende luchtvaartmaatschappij en vervolgens de taak van die luchtvaartmaatschappij om te zorgen voor eerlijke en transparante afhandeling van de klacht.

Adequate klachtafhandeling gaat het ontstaan van geschillen tegen. Ten aanzien van de individuele klachtafhandeling zal de IVW een faciliterende rol vervullen. Naast het geven van voorlichting zal IVW ingekomen klachten over een vermeende overtreding van de verordening registreren en vervolgens naar de betrokken luchtvaartmaatschappij doorsturen ter afdoening binnen een redelijke termijn en met inachtneming van de verordening. De IVW zal een individuele klacht niet inhoudelijk behandelen. Indien de passagier er samen met de luchtvaartmaatschappij niet uitkomt, is er sprake van een geschil. Het is aan de passagier om een eventueel geschil aan de bevoegde rechterlijke instantie voor te leggen.

In het kader van haar krachtens de verordening opgedragen handhavingstaak heeft de IVW een brief doen uitgaan naar alle Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en naar een groot aantal niet communautaire luchtvaartmaatschappijen die vanuit Nederland vertrekken. In die brief wordt de luchtvaartmaatschappijen gevraagd informatie te verstrekken over de door hen genomen maatregelen en voorzieningen ter naleving van de verordening. Hierbij zijn zij nog eens gewezen op hun verplichting ingevolge artikel 14 van de verordening; het informeren van de passagiers over hun rechten.
Voorts is de luchtvaartmaatschappijen gevraagd op welke wijze zij hun klachtenafhandeling hebben georganiseerd.

Opgemerkt wordt dat de overige communautaire luchtvaartmaatschappijen niet zijn aangeschreven, omdat er in redelijkheid op mag worden vertrouwd dat de autoriteiten van de overige EU-lidstaten ervoor zullen zorgdragen dat de luchtvaartmaatschappijen waaraan zij een exploitatievergunning hebben verleend in overeenstemming met de verordening zullen handelen. Hiermee is overigens niet gezegd dat IVW-DL ten aanzien van de communautaire luchtvaartmaatschappijen die zich op het grondgebied van Nederland (structureel) niet houden aan de verordening geen maatregelen zal nemen. Die maatregelen zullen bestuursrechtelijk van aard zijn.

Tot slot wordt opgemerkt, dat wat betreft de handhaving van de verordening er zowel bij de IVW als bij de luchtvaartmaatschappijen sprake is van een aanloopfase. Afgewacht moet worden hoe de luchtvaartmaatschappijen in de praktijk invulling zullen geven aan hun verplichtingen ingevolge de verordening. Na het komende vakantieseizoen zal dan ook een inventarisatie en evaluatie hiervan plaatsvinden. Hierbij is de inbreng van en samenwerking met maatschappelijke organisaties, zoals de Consumentenbond en de ANWB, gewenst.
In het overleg van 4 maart jongstleden heeft de IVW hierover reeds afspraken gemaakt met de ANWB. Aangezien de Consumentenbond niet bij dat overleg aanwezig kon zijn, zal de IVW op korte termijn een nieuwe afspraak met u maken.

Ik vertrouw erop u met het vorengestelde voldoende te hebben geïnformeerd. Mocht u nog vragen hebben dan kunt u contact opnemen met de hierboven vermelde contactpersoon.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
namens deze,
DE INSPECTEUR-GENERAAL VERKEER EN WATERSTAAT,
namens deze,
de Directeur-Hoofdinspecteur van de divisie Luchtvaart,

mw. mr. H. Neppérus