Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: IZ. 2005/1041
datum: 18-04-2005
onderwerp: Landbouw- en Visserijraad Luxemburg, 26 april 2005 - Geannoteerde agenda

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

Op 26 april a.s. vindt in Luxemburg de volgende vergadering plaats van de Raad van Ministers van Landbouw en Visserij van de Europese Unie. Hierbij informeer ik u over de agenda van de Raad en de Nederlandse inzet in deze.

Het is mogelijk dat nog onderwerpen aan de agenda worden toegevoegd of juist worden uitgesteld tot een volgende vergadering.

Op het gebied van visserij liggen aan de Raad ter besluitvorming voor een door de Europese Commissie nog in te dienen wijzigingsvoorstel voor de TAC- en quotaverordening 2005 en Raadsconclusies over de in december 2004 door de Commissie gepresenteerde Mededeling over Vereenvoudiging van Regelgeving van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

Wat landbouw betreft, zal de Raad wederom debatteren over het Commissievoorstel voor het nieuwe EU-plattelandsbeleid voor de periode 2007-2013. Het debat zal zich deze keer naar verwachting vooral concentreren op de definitie van probleemgebieden. Daarnaast zal de Raad ook een debat voeren over de vorige maand door de Commissie gepresenteerde Mededeling over risico- en crisisbeheer in de landbouw. Verder liggen ter goedkeuring Conclusies voor ter voorbereiding van de 5^e zitting van het United Nations Forum on Forests (UNFF5), die van 16 tot en met 27 mei aanstaande plaatsvindt in New York. Tenslotte zal de Raad spreken over de kwestie van de invoer van de niet-toegelaten genetisch gemodificeerde maïssoort Bt10 en zal de Commissie de Raad schriftelijk informeren over de fytosanitaire onderhandelingen met de Russische Federatie.

A-punten

Zover nu bekend, zal de Raad op het gebied van landbouw en visserij het volgende voorstel als A-punt, dat wil zeggen zonder verdere discussie, aannemen:

* Verordening tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1883/78 betreffende de algemene regels voor de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie en garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie.

Actieplan Vereenvoudiging Gemeenschappelijk Visserijbeleid (Raadsconclusies)

De Raad zal conclusies aannemen over de in december 2004 door de Commissie aan de Raad en het EP gepresenteerde Mededeling over Vereenvoudiging van Regelgeving. In de conclusies wordt de analyse onderschreven. In de Conclusies wordt voorts de noodzaak onderstreept van vereenvoudiging van regelgeving en vermindering van de (administratieve) lasten voor bedrijfsleven en nationale overheid, zoals deze door de Commissie is geïdentificeerd. De Conclusies onderschrijven de voorgestelde strategie om een kortetermijn- en een langetermijnbenadering te onderscheiden en voor de verwezenlijking van de vereenvoudigingsvoorstellen een Plan van Actie te formuleren, met een helder tijdspad en monitoring en rapportage aan de Raad over de voortgang. Verder wordt de Commissie opgeroepen in haar werkzaamheden op korte termijn concrete initiatieven te nemen alsmede om de stakeholders bij het vereenvoudigingsproces te betrekken.

Ik acht vereenvoudiging van regelgeving en vermindering van administratieve lastendruk van groot belang voor een betere en effectievere uitvoering van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap heb ik samen met de Commissie gewerkt aan agendering van deze problematiek op het terrein van de visserij. Ik onderstreep het belang van een gezamenlijke inzet van Commissie en lidstaten om de vereenvoudiging te realiseren. De aan de Raad voorliggende conclusies geven uitdrukking aan deze urgentie en ik onderschrijf ze derhalve van harte.

Verordening TAC en quota 2005
(Aanneming)

De Raad zal eventueel een besluit te nemen over een wijzigingsvoorstel voor de TAC- en quotaverordening. Belangrijkste element in het voorstel is het terugdraaien van de toekenning van drie extra zeedagen voor kabeljauwvissers op de Noordzee die een bepaald soort netvoorziening treffen. Overige amenderingen betreffen onder meer een technische aanpassing van het zeedagenregime zodat dit consistent wordt voor de visserij in verschillende gebieden, de communautaire vertaling en verwerking van afspraken uit overeenkomsten met derde landen (waaronder Groenland en IJsland), en enkele correcties in de TAC's voor diepzeesoorten.

Het terugdraaien van de drie extra dagen is noodzakelijk. Deze toekenning is geen onderdeel van het tijdens de Raad bereikte akkoord, maar is foutief wel opgenomen in de verordeningstekst. Bovendien heeft deze onterechte extra toekenning tot irritatie bij andere vloten geleid. Ik heb in eerdere instantie bij Commissaris Borg aangedrongen op deze wijziging en zal hem, inclusief de overige elementen uit het amenderingsvoorstel, steunen.

5^e Zitting van het United Nations Forum on Forests (Raadsconclusies)

Aan de Raad liggen ter goedkeuring Conclusies voor ter voorbereiding van de 5^e zitting van het United Nations Forum on Forests (UNFF5), die van 16 tot en met 27 mei aanstaande plaatsvindt in New York. Tijdens deze zitting van de UNFF zal vooral gesproken worden over het functioneren van het International Arrangement on Forests (IAF) en over de mogelijkheid te komen tot een juridisch bindend instrument voor bossen.

Het IAF werd in 2000 ingesteld ter bevordering van het beheer, het behoud en de duurzame ontwikkeling van alle soorten bos en ter versterking van politieke betrokkenheid op lange termijn om dit doel te bereiken. Het IAF bestaat uit het UNFF, waar landen lid van zijn, en het Collaborative Partnership on Forests (CPF). Het UNFF moet, in samenwerking met relevante organisaties verenigd in het CPF, uitwerking geven aan deze doelstelling. Daarnaast kreeg de UNFF de opdracht om zich na vijf jaar uit te spreken over een juridisch bindend instrument voor alle soorten bos en over eventuele financieringsmechanismen ten behoeve van de uitvoering van een dergelijk instrument.
In de voorliggende Conclusies wordt aangegeven dat de EU altijd de doelstellingen van het IAF heeft gesteund, maar dat de effectiviteit van het IAF onvoldoende is gebleken om deze doelstellingen te bereiken. Continuering zal slechts een optie zijn als er mondiale doelstellingen gekoppeld aan specifieke targets komen. De Conclusies geven hiertoe een aanzet. De EU is van mening dat deze doelstellingen en targets het beste gerealiseerd kunnen worden via een juridisch bindend instrument of een ander gelijkwaardig instrument dat het IAF versterkt. Verder moeten volgens de Conclusies de uitvoeringsmechanismen sterk verbeterd worden. Tevens moet het CPF een duidelijker rol krijgen met een helderder sturing vanuit het UNFF. Ten slotte erkent de EU dat er gekeken moet worden naar efficiëntere en versterkte financiële mechanismen om te komen tot duurzaam bosbeheer.

Nederland streeft op internationaal niveau een additioneel instrument voor bossen na. Dit instrument dient mijns inziens een effectieve bijdrage te leveren aan het duurzaam beheer van alle soorten bossen. Een bosseninstrument moet gericht zijn op heldere doelstellingen die bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de World Summit on Sustainable Development (WSSD, Johannesburg, 2002) en van de Millennium Development Goals. Hierbij gaat wat mij betreft de voorkeur uit naar een juridisch bindend instrument dat voorziet in een financieel en nalevingmechanisme of naar een vergelijkbaar alternatief instrument. Verder is Nederland van mening dat de toekomst van UNFF afhankelijk is van de totstandkoming van een instrument zoals hierboven genoemd als een belangrijk onderdeel van versterking van het IAF. Voortzetting van het UNFF in de huidige vorm is niet acceptabel. Deze lijn vind ik terug in de voorliggende Conclusies. Ik zal de Conclusies dan ook ondersteunen.

Genetisch gemodificeerde organismen: de invoer van ongeautoriseerde maïs
(Verzoek Duitsland)

Onlangs is bekend geworden dat vanuit de Verenigde Staten de niet-toegelaten genetisch gemodificeerde maïssoort Bt10 van het bedrijf Syngenta naar de EU is geëxporteerd en op de markt gebracht. Op verzoek van Duitsland en hierin gesteund door een aantal andere lidstaten is deze kwestie op de agenda geplaatst.

Direct na de melding van het probleem heeft de Commissie er bij de Amerikaanse autoriteiten en het bedrijf Syngenta op aangedrongen alle noodzakelijke informatie ter beschikking te stellen. Door het Permanent Comité voor de voedselketen en diergezondheid (PCVD) wordt thans bekeken welke maatregelen getroffen kunnen worden om te voorkomen dat Bt10 op de communautaire markt wordt ingevoerd.

Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Van Velzen, heeft Syngenta aangegeven zo snel mogelijk specifieke referentiematerialen en detectiemethoden te leveren voor de gerichte controle op de aanwezigheid van Bt-10 maïs. De VWA en het Rikilt bereiden zich op dit moment voor om die methoden zo snel mogelijk te implementeren om de aanwezigheid van Bt10 in geïmporteerde maïs te kunnen detecteren.

Plattelandsontwikkelingsfonds 2007-2013
(Oriënterend debat)

De Raad zal wederom debatteren over het Commissievoorstel voor het nieuwe EU- plattelandsbeleid voor de periode 2007-2013 1. Het debat zal zich deze keer naar verwachting vooral concentreren op de definitie van probleemgebieden. Mogelijk zal het voorzitterschap de Raad ook een herziene versie van de ontwerpverordening voorleggen.

In 2003 heeft de Europese Rekenkamer stevige kritiek geuit op de criteria die onder de huidige Kaderverordening Plattelandsontwikkeling worden gehanteerd voor de vaststelling van probleemgebieden anders dan bergstreken en gebieden die met specifieke belemmeringen te kampen hebben (in Nederland bijvoorbeeld bepaalde delen binnen het Veenweidegebied). Naar aanleiding van deze kritiek stelt de Commissie nu voor de definitie van deze zogenaamde 'andere' probleemgebieden te herzien. Deze begrenzing is onder de huidige verordening gedeeltelijk gebaseerd op sociaal-economische criteria als leegloop en ontvolking. In veel gevallen zijn deze criteria echter verouderd. De Commissie stelt voor een nieuwe begrenzing te baseren op objectieve criteria als de productiviteit van de bodem, de klimaatgesteldheid en het belang van extensieve landbouw. Voor Nederland zal de herdefiniëring van deze andere probleemgebieden geen directe negatieve gevolgen hebben daar in ons land niet zulke gebieden zijn aangewezen. Ik deel de mening van de Europese Rekenkamer dat de aanwijzing van andere probleemgebieden moet gebeuren op basis van objectieve criteria teneinde een effectief beleid te kunnen voeren. Dit zal ik dan ook in de Raad aangeven.

Risico- en crisisbeheer in de landbouw
(Debat)

De Raad zal een debat voeren over de vorige maand door de Commissie gepresenteerde Mededeling over risico- en crisisbeheer in de landbouw. Zoals ik u heb geschreven in mijn brief aan uw Kamer van 29 maart 2004 met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 14 maart (zie Kamerstuk 2004-2005, 21501-32, nr. 118, TK) beschrijft de Commissie drie instrumenten ter vervanging van de huidige ad hoc maatregelen. Deze instrumenten zouden opgenomen moeten worden in het nieuwe Plattelandskaderverordening voor de periode 2007-2013. Hiervoor zou dan maximaal 1 procentpunt van de modulatiegelden aangewend kunnen worden. Het gaat hier om een bijdrage in de door de landbouwer te betalen premie voor een verzekering tegen natuurrampen of het bevorderen van nationale herverzekeringen, tijdelijke en degressieve steun voor de administratieve kosten van onderlinge stabilisatiefondsen en een basisdekking tegen inkomenscrises. Deze opties zouden - apart of samen, volledig of gedeeltelijk - kunnen worden toegevoegd aan het keuzemenu van
plattelandsontwikkelingsmaatregelen.

Nederland stelt zich op het standpunt dat risicobeheer in de landbouw in principe de eigen verantwoordelijkheid van de sector is. Alleen bij extreme omstandigheden kan de overheid mogelijk een beperkte rol spelen, in aanvulling op de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. In deze optiek moet de rol van de overheid beperkt blijven tot het faciliteren bij de bewustwording van het belang van risicobeheer via voorlichting en onderwijs. Ook kan de overheid het bedrijfsleven stimuleren initiatieven te ontplooien. In de initiële fase van instrumenten voor risicobeheer kan de overheid een ondersteunende rol spelen. Dit betekent concreet ten aanzien van de Mededeling dat maatregelen zich dienen te beperken tot tijdelijke en beperkte steun voor initiatieven die zonder overheidssteun niet van de grond komen. De steun voor verzekeringspremie of herverzekering zou hiermee in lijn kunnen worden gebracht. Tijdelijke steun voor administratieve kosten van onderlinge stabilisatiefondsen is in lijn met de Nederlandse inzet. Een basisdekking tegen inkomenscrises daarentegen past niet binnen de Nederlandse visie omdat dit instrument neerkomt op directe inkomenssteun door de overheid. Nederland hecht verder belang aan de keuzevrijheid van lidstaten om de maatregelen al dan niet over te nemen en kan daarom de integratie van de maatregelen in de nieuwe Plattelandskaderverordening steunen. Dit evenwel op voorwaarde dat het het bestaande instrumentarium en kader voor risico- en crisisbeheer niet doorkruist en WTO-conform is. Bij de beoordeling van concrete maatregelen zal Nederland daarnaast ook kijken naar de administratieve lasten.

Ook heeft de Commissie onderzocht of het wenselijk is om het bestaande veiligheidsnet voor de rundvleessector - namelijk de mogelijkheid voor de Commissie om in geval van ernstige en langdurige verstoringen van de markt noodmaatregelen te treffen - uit te breiden naar andere sectoren. Ze komt tot de conclusie dat met de invoering van de ontkopppelde inkomenssteun ondernemers beter in staat zijn in te spelen op marktontwikkelingen. De Commissie acht een uitbreiding van het veiligheidsnet daarom niet noodzakelijk. Ik deel dit standpunt van de Commissie.

Diversen

a. Fytosanitaire onderhandelingen met de Russische Federatie (Schriftelijke informatie van de Commissie) Op 16 maart jl. hebben de Europese Commissie en de Russische Federatie met succes de fytosanitaire onderhandelingen over een geharmoniseerd EU-certificaat voor de export van planten en plantaardige producten uit de EU naar Rusland afgerond met de ondertekening van een Memorandum (zie mijn brief aan uw Kamer d.d. 29 maart 2004 met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad, Kamerstuk 2004-2005, 21501-32, nr. 118, TK). Vervolgens zijn op technisch niveau de bilaterale besprekingen voortgezet ter voorbereiding van de implementatie van de bepalingen uit het Memorandum. De Commissie zal naar verwachting de Raad hierover verslag doen.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman


1 De Raad heeft hierover eerder gedebattee rd in november 2004, en januari en maart 2005.