Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer 6 april 2005 SV/AL/05/25896 333 nr. 2040512060
Onderwerp Datum Contactpersoon Kamervragen van de leden Bussemaker en Van 27 april 2005
Dijken

Hierbij zend ik u mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de antwoorden op de vragen van de leden Bussemaker en Van Dijken (PvdA) over het feit dat pijn en vermoeidheid bij de WAO-keuring niet meetellen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

2040512060

Vragen van de leden Bussemaker en Van Dijken (beiden PvdA) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid Welzijn en Sport over het feit dat pijn en vermoeidheid bij de WAO- keuring niet meetellen. (Ingezonden 5 april 2005)

Vraag 1
Bent u op de hoogte van het rapport van de Stichting De Ombudsman en het Breed Platform Verzekerden `Meer confrontatie en minder begrip' waarin wordt geconcludeerd dat klachten als pijn en vermoeidheid bij mensen met moeilijk objectiveerbare klachten voor de WAO-keuring nauwelijks een rol spelen? 1)

Antwoord 1
Ik heb kennis genomen van dit rapport.

Vraag 2 en 3


2

Hebt u andere signalen dat mensen met moeilijk objectiveerbare klachten zich vaak niet serieus genomen voelen? En welke conclusies trekt u uit het feit dat uit het onderzoek blijkt dat in de praktijk de richtlijnen voor verzekeringsartsen weinig worden gebruikt?

Antwoord 2 en 3
Zowel de minister van VWS als ik krijgen brieven van mensen die moeilijk objectiveerbare klachten hebben. In een aantal gevallen zijn betrokkenen ongelukkig met de uitslag van de claimbeoordeling WAO als die leidt tot een lagere uitkering. Ik betreur het als betrokkenen het idee hebben dat er weinig begrip voor hen is. Het aangehaalde onderzoek betreft een inventarisatie van klachten naar de beoordelingspraktijk en geen representatief onderzoek. Het gaat om een schriftelijke vragenlijst die door 17 arbeidsongeschikten is ingevuld en om een doorlichting van 20 dossiers van personen die problemen ondervonden bij hun claimbeoordeling en zich gemeld hebben bij de Stichting de Ombudsman en het Breed Platform Verzekerden en Werk. Genoemde gegevens bieden onvoldoende basis voor conclusies over de praktijk.

Vraag 4
Bent u bereid de aanbeveling van beide organisaties inhoudende dat het UWV meer onderzoek kan doen naar het opstellen en implementeren van heldere, actuele en in de praktijk werkzame richtlijnen voor verzekeringsartsen over te nemen?

Antwoord 4
UWV heeft een aantal verzekeringsgeneeskundige richtlijnen opgesteld, die in de praktijk goed werken. Het streven is gericht op het verder beteren van de kwaliteit van de uitvoering. Om die reden vindt nu bijvoorbeeld een intensievere claimbeoordeling plaats in bepaalde gevallen, en is UWV gestart met het versterken van de wetenschappelijke onderbouwing ervan met het programma verzekeringsgeneeskunde (samen met de UvA en de VU). Daarnaast heeft UWV in zijn programma de ontwikkeling van nieuwe en de herziening en actualisering van bestaande richtlijnen (waaronder de richtlijn Arbeidsduurbeperking) opgenomen.

Vraag 5
Bent u bereid de aanbeveling inhoudende dat er ook meer aandacht komt voor het ontwikkelen van instrumenten die de gevolgen van moeilijk objectiveerbare aandoeningen als pijn en vermoeidheid kunnen meten, over te nemen?

Antwoord 5
In het verleden is gebleken dat aan instrumenten om fysieke inspanning te meten, veel nadelen kleven en dat zij niet betrouwbaar genoeg zijn om bij de claimbeoordeling gebruikt te kunnen worden. Er is geen rechtstreeks verband tussen dergelijke metingen en de fysieke inspanning die iemand bij het verrichten van werkzaamheden kan leveren, onder andere omdat daar ook andere individuele kenmerken een rol bij spelen.

Vraag 6
Kan de aanbeveling inhoudende dat de verzekeringsarts meer kan worden aangespoord om gebruik te maken van de mogelijkheden die de wet biedt, zoals het instellen van een arbeidsduurbeperking, ook in het kader de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen kan worden uitgevoerd?

Antwoord 6
Het komt bij de huidige claimbeoordeling regelmatig voor dat de verzekeringsarts een medische urenbeperking indiceert. Ik heb geen aanwijzingen dat verzekeringsartsen te weinig gebruik zouden maken van dit instrument. Bij de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen zal dit instrument op dezelfde wijze ingezet worden. De verzekeringsgeneeskundige richtlijn hierover geldt namelijk ook voor de Wet WIA.

Vraag 7
Hoe verloopt nu de communicatie en de samenwerking tussen huisarts, behandelaar, bedrijfsarts en verzekeringsarts? Welke belemmeringen voor goede samenwerking ziet u in de wet- en regelgeving en in de culturele omgangsvormen?


3

Antwoord 7
De communicatie tussen huisarts en andere behandelende artsen enerzijds en bedrijfs- en verzekeringsarts anderzijds verloopt beter dan vroeger, maar verbeteringen zijn zeker mogelijk. Het gaat er bij een goede arbocuratieve samenwerking om dat individuele artsen en behandelaars elkaar weten te vinden. Ik wijs in dit verband op het belang van het ontwikkelen van multidisciplinaire richtlijnen met aandacht voor de factor arbeid, zoals dit bijvoorbeeld gebeurt door het CBO samen met de diverse beroepsgroepen. De KNMG stelt een plan op over het versterken van de aandacht voor de factor arbeid in de curatieve zorg. Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 7 dat de Minister van VWS, mede namens mij, heeft gegeven op de vragen van de Kamerleden Bussemaker en Arib d.d. 28 februari 2005 (2040507280).


1) Zie persbericht op www.stichtingnationaleombudsman.nl