Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: IZ. 2005/856
datum: 27-04-2005
onderwerp: Zuivelonderhandelingen in WTO-kader

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

Hierbij beantwoord ik, mede namens de bewindspersoon van Economische Zaken, de vraag van 16 maart jl. van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de inzet van het kabinet ten aanzien van zuivel in de WTO-onderhandelingen. Daarbij zij opgemerkt dat het in dit stadium van de onderhandelingen nog nauwelijks mogelijk is en uit onderhandelingstechnische overwegingen niet wenselijk, om op productniveau in detail te treden. In Genève wordt immers nog onderhandeld over conceptuele hoofdlijnen.

Bovendien zal in de WTO-ronde een totaalpakket moeten worden overeengekomen ('single undertaking'), waarvan de landbouw een onderdeel is. Ook wat de andere terreinen (onder andere diensten, industriegoederen) betreft, bestaat vooralsnog onvoldoende gedetailleerd zicht op mogelijke uitkomsten.


1. Inleiding
In juli 2004 is in de WTO het zogenaamde Raamwerkakkoord gesloten waarin de grote lijnen zijn uitgezet voor een verdere liberalisatie van de wereldhandel in onder meer landbouwproducten. Over de drie pijlers van het WTO-landbouwverdrag, te weten exportsteun, interne steun en markttoegang, zijn afspraken gemaakt. Deze afspraken worden gedurende 2005 verder uitgewerkt en in december 2005 moet tijdens de zesde ministeriële WTO-conferentie een akkoord worden bereikt over de zogenaamde modaliteiten van de nieuwe Landbouwovereenkomst. In deze modaliteiten zullen exacte afspraken over afbouw van tarieven en steun worden vastgelegd.


2. Raamwerkakkoord
Voor de zuivelsector zijn de afspraken uit de drie pijlers relevant. Ik zal hieronder kort aangeven welke voor de zuivel relevante afspraken in het Raamwerkakkoord zijn gemaakt.

2.1. Markttoegang
In het raamwerkakkoord staat dat er sprake moet zijn van substantiële verbetering van markttoegang. De formule voor afbouw van tarieven gaat uit van de zogenaamde 'bandbreedtebenadering'. Dat wil zeggen dat hogere tarieven sterker moeten worden gereduceerd dan lagere tarieven. De tarieven zullen worden ingedeeld in bandbreedtes. Per bandbreedte zal een andere tariefreductie worden afgesproken. Voorts bestaat de mogelijkheid om voor 'gevoelige' producten de gewenste substantiële verbetering van de markttoegang te verwezenlijken door een gematigde tariefsverlaging te combineren met vergroting van reeds aan het eind van de Uruguay-ronde geopende tariefcontingenten.

2.2. Exportsteun
In het Raamwerkakkoord is overeengekomen dat alle vormen van exportsubsidies zullen worden afgeschaft op een nader af te spreken datum en volgens een nader af te spreken schema in jaarlijkse stappen zullen worden uitgefaseerd. De afschaffing op termijn van exportsubsidies is een majeure concessie van de Europese Unie, maar deze is niet onvoorwaardelijk. Ook andere vormen van exportsubsidies zoals handelsverstorende voedselhulp (VS), handelsverstorende praktijken van staatshandelsondernemingen (Australië, Nieuw-Zeeland en Canada) en staatsondersteunde exportkredieten (VS), moeten op parallelle wijze worden afgebouwd.

2.3. Interne steun
Over interne steun is in het Raamwerkakkoord afgesproken dat de 'blauwe box' (gedeeltelijk van productie ontkoppelde steun) gemaximeerd wordt tot 5% van de productiewaarde. Voorts is afgesproken dat alle handelsverstorende interne steun, waaronder blauwe box-steun verlaagd wordt met 20% in het eerste jaar van implementatie.


3. Gevolgen voor de Nederlandse zuivelsector Met de hervorming van de EG-marktordening voor zuivel in 2003 heeft de EU een goede onderhandelingspositie op het gebied van de interne steun. De EU heeft aangegeven in de onderhandelingen niet verder te zullen gaan dan de hervormingen van 2003 toelaten. Gevolgen voor de zuivelsector zijn daarom op dit punt niet te verwachten.

Afspraken over afbouw van marktbescherming zullen waarschijnlijk wel gevolgen hebben voor de positie van de zuivelsector. De verhouding tussen de interne marktprijs en de wereldmarktprijs is nog niet dusdanig dat hele grote tariefreducties van de EU zonder gevolgen blijven voor de zuivelsector en voor boter in het bijzonder. Het is daarom denkbaar dat (bepaalde) zuivelproducten door de EU zouden moeten worden aangewezen als 'gevoelige' producten. Op dit moment ben ik nog niet in staat te beoordelen of zuivel als geheel c.q. bepaalde zuivelproducten al dan niet als 'gevoelig' zouden moeten worden aangemerkt. Over de producten die door de EU als gevoelig kunnen worden aangemerkt zal een interne EU-discussie moeten plaatsvinden. Hierbij zal een afweging moeten worden gemaakt tussen de diverse producten.

Op het gebied van markttoegang heeft de EU-zuivelsector echter ook een offensief belang bij afbraak van tariefmuren elders in de wereld. Zo beschermt de Amerikaanse overheid haar zuivelindustrie met hoge tarieven voor geïmporteerde zuivel, vooral bij kaas. Daarnaast heeft Japan hoge invoerrechten voor kaas, hoewel ze op de wereldranglijst van kaasimporterende landen op de tweede plaats staan. Ook bij de uitfasering van exportsteun is van belang dat alle landen gelijkwaardige disciplines zullen moeten aanvaarden.

Daarnaast zal de uitfasering van exportsubsidies op termijn problemen kunnen opleveren voor de zuivelsector in het algemeen en in het bijzonder voor een product als boter, waarvoor geldt dat de interne marktprijs nog aanzienlijk boven de wereldmarktprijs ligt. In dit licht zal nader moeten worden bezien of afbouw van exportsubsidies zowel qua budget als volume in gelijke tranches dient plaats te vinden, zoals in de Uruguay-ronde het geval was, of dat meer flexibiliteit wenselijk is (bijvoorbeeld geen verdere volumerestricties).


4. Inzet Nederlandse regering
Het belang voor de zuivelsector in de EU en meer nog voor Nederland is onmiskenbaar. Het kabinet tekent hierbij aan dat de Nederlandse zuivelsector in een situatie van verdergaande liberalisering concurrerend kan blijven. Van belang is dat alle vormen van exportsteun (voedselhulp, staatshandelsondernemingen en exportkredieten) op parallelle wijze worden afgebouwd, ook door andere WTO-partners. Daarnaast kan, zonder daarmee vooruit te willen lopen op de uiteindelijk te maken totale afweging, enige flexibiliteit gewenst zijn om te kunnen inspelen op veranderende marktomstandigheden.

De situatie op het terrein van markttoegang is een stuk complexer. Over de vraag of zuivelproducten als 'gevoelig' moeten worden aangemerkt, kan nu nog geen uitspraak worden gedaan.

Uw Kamer zal uiteraard verder worden geïnformeerd door het kabinet over de voortgang van de WTO-onderhandelingen en de voorbereiding van Nederlandse deelname aan de ministeriële conferentie van de WTO aanstaande december te Hongkong.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman