Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB)


Nieuws

Monitor 2004 Plan van Aanpak Zwemvaardigheid verschenen

27 april 2005

De monitor 2004 voorziet in ideeën en mogelijkheden voor de invulling van het Plan van Aanpak Zwemvaardigheid: 'een bron van informatie en inspiratie'.

Uit de monitor is naar voren gekomen dat gemeenten maatregelen hebben getroffen op het gebied van het (school)zwemaanbod, voorlichting en de registratiesystematiek.

Op 2 oktober 2001 is door de toenmalige staatssecretaris van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OC&W), mevrouw drs. K.Y.I.J. Adelmund, een Plan van Aanpak Zwemvaardigheid (PvAZ) ingediend bij de Tweede Kamer. Met uitvoering van het plan (ook wel Stimuleringsregeling Zwemvaardigheid genoemd en in de volksmond de vangnetregeling) is ingestemd.

Het plan heeft als voornaamste doelstelling de zwemvaardigheid van basisschoolkinderen te verbeteren ter minimalisering van de kans op verdrinking. Het plan richt zich enerzijds op voorlichting aan ouders ter stimulering van de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot de zwemvaardigheid van hun eigen kinderen en anderzijds op het creëren van vangnetten voor die kinderen die desondanks niet beschikken over voldoende zwemvaardigheid (lees het zwemdiploma A).

Om versnippering van de middelen te voorkomen en daarmee tot een effectieve inzet te komen is ervoor gekozen te starten met de 36 grootste (GOA) gemeenten. Het PvAZ betreft een driejarige pilot. De beschikbare middelen zijn via een verdeelsleutel toegekend aan de gemeenten voor de jaren 2002, 2003 en 2004. Uiteindelijk zijn 35 gemeenten aan de slag gegaan met het PvAZ en is door hen over het jaar 2002 en 2003 een tussenrapportage aangeleverd aan het Ministerie van OC&W over de voortgang. Uit de tussenrapportage van 2002 is gebleken dat de gemeenten met enige vertraging aan de uitwerking van het plan zijn
begonnen. De late toekenning van de gelden medio 2002 is daar voor een groot deel debet aan. Om die reden heeft het Ministerie van OC&W besloten de regeling met een jaar te verlengen, aangevuld met een extra toekenning van 5/12 van het jaarbudget.

Om de pilot kracht bij te zetten is in opdracht van het Ministerie van OC&W een landelijke ondersteuning in het leven geroepen. Aan het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), LC Nederlands instituut voor lokale Sport & Recreatie (LC) en de Nationale Raad Zwemdiploma's (NRZ) is gevraagd invulling te geven aan deze ondersteuningstaak. Dat heeft geleid tot het oprichten van de werkgroep 'Landelijke Ondersteuning Zwemvaardigheid', waarin de betreffende organisaties zijn vertegenwoordigd.

Onderdeel van de ondersteuning is het monitoren van de Stimuleringsregeling
Zwemvaardigheid. Dit rapport beslaat de opzet en uitvoering van de monitor 2004. Het is de tweede monitor op rij, nadat in het najaar van 2003 de eerste monitor heeft plaatsgevonden.
De monitor geeft een beeld van de landelijke ontwikkeling van het PvAZ en de progressie die gemaakt wordt. Daarnaast draagt het bij aan kennisontwikkeling en verspreiding van de aanpak(mogelijkheden). Gemeenten kunnen ideeën opdoen en uitwisselen.

De monitors 2003 en 2004 zijn uitgevoerd door aXXio, in opdracht van NISB. Uit de 35 deelnemende gemeenten zijn er 10 geselecteerd voor een diepte-interview. Gemeenten die betrokken waren bij de monitor van 2003 zijn buiten de steekproef gehouden om een zo breed mogelijk beeld te verkrijgen. De interviews zijn afgenomen in de maanden september tot en met november 2004. Uit de monitor is naar voren gekomen dat gemeenten maatregelen hebben getroffen op het gebied van het (school)zwemaanbod, voorlichting en de registratiesystematiek.

Met betrekking tot het (school)zwemaanbod hebben gemeenten gekozen voor een
combinatie van maatregelen. Het schoolzwemaanbod is gedifferentieerd en beter afgestemd op de doelgroep door het uniforme schoolzwemprogramma in te ruilen voor een schoolzwemprogramma op maat. Functionele ongelijkheid is in deze toegepast.
Daarnaast zijn verschillende vangnetten gecreëerd, waaronder schoolzwemvangnetten, vrije vangnetten, georganiseerde vangnetten en doelgroepvangnetten.

Voorlichting heeft in het jaar 2004 duidelijk een impuls gekregen. Bleef de voorlichting in 2003 nog achter ten opzichte van de genomen maatregelen op het gebied van het zwemaanbod, in 2004 is het tot bloei gekomen. Er is een grote variatie aan voorlichtingsmaterialen aangetroffen en een grote diversiteit aan inzet.

De regeling vraagt van gemeenten een registratiesystematiek op te zetten om de
zwemvaardigheid in kaart te brengen en bij te houden. Er zijn geen voorwaarden gesteld aan wat, op welke wijze, wanneer geregistreerd moet worden. De (onderzoeks)systematiek en kwaliteit ervan variëren daardoor in sterke mate, met als gevolg dat de gegenereerde gegevens niet vergelijkbaar zijn. Daardoor ontbreekt het bovendien aan een landelijk nulpunt en kan het effect van de regeling landelijk niet bepaald worden.

In de praktijk blijkt het registeren van (de vorderingen) van de zwemvaardigheid een behoorlijke klus te zijn. De meeste gemeenten kiezen voor een jaarlijkse inventarisatie via de scholen om zicht te krijgen op de (ontwikkeling) van de zwemvaardigheid. Konden in 2003 vier van de tien gemeenten nog geen informatie geven op dit punt, in 2004 zijn alle tien onderzochte gemeenten erin geslaagd de zwemvaardigheid in kaart te brengen. Door het vele werk zoeken gemeenten naar een meer structurele en minder tijdrovende oplossing, door bijvoorbeeld het zwemdiplomabezit op te nemen in het leerplichtsysteem /
leerlingvolgsysteem.

De monitor 2004 voorziet in ideeën en mogelijkheden voor de invulling van het Plan van Aanpak Zwemvaardigheid: 'een bron van informatie en inspiratie'.

U kunt hier het volledige rapport (7,5 Mb!) downloaden...

http://www.nisb.nl/zv/downloads/Rapportlandelijkemonitor2004.pdf