Ministerie van Buitenlandse Zaken

Speech door Agnes van Ardenne-van der Hoeven,
Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.Presentatie Geven in Nederland 2005 28 april 2005, Vrije Universiteit Amsterdam

(Gesproken woord geldt)

Van geven in Nederland naar resultaten in het buitenland-

Dames en heren,

"El mar". In het Spaans is "de zee" een mannelijk woord. Maar volgens Ernest Hemingway gebruiken de vissers die echt van de zee houden; die hem niet zien als een vijand, een vrouwelijk lidwoord. Ook de hoofdpersoon uit Hemingway's beroemde boek "The old man and the sea" spreekt liefkozend van "la mar". Ondanks dat hij er een strijd op leven en dood moet voeren in een klein bootje. Op een zeker moment verzucht hij: "Perhaps I should not have been a fisherman. But that was the thing that I was born for.".

Dit geldt ook voor Gomes Jayasekera, een Sri Lankaanse visser. Ondanks dat de zee op tweede kerstdag zijn twee vissersboten verwoestte en het leven van zijn vader nam. Toch bad Gomes tijdens het traditionele Sri Lankaanse nieuwjaarsfestival, op 13 april, voor een nieuwe boot. Om terug te kunnen gaan naar de zee. Om op eigen kracht weer een nieuw bestaan op te bouwen.

Zo zijn er duizenden verhalen over mensen die alles of bijna alles hebben verloren door de tsunami. Huis, goed, kinderen, ouders, andere familieleden, vrienden, bestaan, dorp. In één moment alles of bijna alles weg. Hoe kom je dit te boven? Hoe en wanneer verwerk je dit verdriet? De massale omvang van de ramp bracht gelukkig massale hulp op gang. Iedereen wilde en wil nu nog iets doen. De beelden van de tsunami waren dermate indringend, dat zelfs de oproep om te geven achter de feiten aan holde. Men had al overgemaakt via Giro 555 en veel. Mede dankzij onze helpende hand, kunnen de mensen daar hun thuis steen voor steen herbouwen. Wij zijn het aan hen verplicht.

Dames en heren,

Nederlanders voelen massaal die menselijke plicht. Volgens het rapport "Tsunami en internationale hulp" deed ruim 78% van de huishoudens een duit in het zakje. Giro 555 stroomde vol. Vlak na ons eigen nieuwjaar, op 6 januari, werd bij een grote TV-actie het recordbedrag van 112 miljoen euro bekendgemaakt. Eergisteren meldde de SHO, dat het totaalbedrag de grens van 200 miljoen euro heeft overschreden. Dat is natuurlijk fantastisch. Hartverwarmend. Maar we moeten ons wel realiseren, dat geld alleen niet genoeg is. Tijdens de TV-avond probeerde een medewerker van "Terre des Hommes" uit te leggen, dat een zorgvuldige inschatting van de problemen en mogelijke oplossingen in Sri Lanka tijd kost. Mies Bouwman had daar niet zoveel begrip voor. Je hebt toch vooral gewoon geld nodig, was haar redenering. Dat is iets te gemakkelijk. Een ongecontroleerde golf van geld kan ook veel schade aanrichten. Het gaat niet alleen om geven in Nederland, maar vooral om resultaten in het buitenland.

Terecht wil het Nederlands publiek die resultaten zien. Waar is die euro gebleven? Wat heeft het opgeleverd? Hoeveel kinderen kunnen alweer naar school? Hoeveel mensen hebben alweer water? Het is daarbij jammer, dat de media zich vooral op minder geslaagde projecten lijken te richten. Journalisten en cameraploegen struinen het rampgebied af, op zoek naar rotte appels. U heeft vast gehoord over het "Holland House of Hope", in Sri Lanka. Een weeshuis zonder wezen. En u heeft ongetwijfeld gelezen over het Indonesische meisje dat ziek werd doordat zij drie vaccinaties van drie verschillende organisaties kreeg. Ik geloof dat dat verhaal in bijna alle kranten stond. Het zal allemaal best. Maar richt nu ook eens je camera op de duizenden mensen die hun medemensen vitale hulp verlenen. En met succes. Op de levenskracht, de wilskracht die de overlevenden zelf, zoals Gomes Jayasekera, aan de dag leggen. Op de duizenden tenten en dekens die op kosten van Nederland naar het rampgebied gestuurd zijn. Op het baggerschip dat in de haven van de Sri Lankaanse stad Galle, de woonplaats van Gomes Jayasekera, van de kade is getild met Nederlandse hulp. Toon niet alleen de rotte appels, maar ook de nieuwe bomen die geplant worden.

Dames en heren,

Bij iedere ramp leren we hoe we die bomen nog beter kunnen planten. Hoe we nog meer levens kunnen redden en meer overlevenden een waardig bestaan kunnen teruggeven. Ieder leven verloren, ieder leven verwoest, is er één teveel.

De grote les die we uit de aanpak van de tsunami-ramp kunnen en moeten trekken is het belang van internationale coördinatie vanaf de allereerste dag. Dit voorkwam dubbel werk, verspilling van tijd en geld, en het redde simpelweg veel levens. De coördinatie was succesvol, mede dankzij het feit dat Nederland zelfs na 1 januari op verzoek van Luxemburg het EU-Voorzitterschap op dit thema kon voortzetten. Dat vraagt zelfbeheersing en heel veel energie, goede communicatie en overredingskracht. Maar het is gelukt. Niet eerder in de geschiedenis heeft de internationale gemeenschap de coördinatietaak van de VN voor de noodhulp erkend én gerespecteerd zoals in het tsunami-gebied. Nederland sloot daarvoor zelfs een tijdelijke alliantie met landen die aanvankelijk een eigen koers wilden varen: de VS, Canada, Australië en Japan. Deze alliantie werd op 6 januari in Jakarta, tijdens de eerste tsunami-conferentie, opgeheven. Colin Powell verklaarde hier, dat de VN het voortouw moest krijgen bij de coördinatie van de noodhulp. Vanaf het allereerste begin heb ik een duidelijke keuze gemaakt voor coördinatie. Door te werken via flexibele bijdrages aan professionele organisaties als het Rode Kruis, de VN en de Samenwerkende Hulporganisaties. Op 28 december al vertrokken de eerste vluchten van het Rode Kruis, georganiseerd vanuit ons departement. Nog vóór het einde van het jaar gingen er op deze manier onder meer 1150 tenten naar Sri Lanka en 9600 dekens naar Indonesië. Nog vóór het einde van het jaar stond een eerste bijdrage van 2 miljoen euro op de bankrekening van het Rode Kruis. Toen nog een groot bedrag, nu zeg je, waar heb je het over? Maar het was toen belangrijk om snel te reageren. Nog vóór het einde van het jaar kon de VN rekenen op een Nederlandse bijdrage van twintig miljoen euro voor activiteiten in Sri Lanka en Indonesië.

Een paar weken geleden keek de noodhulpcoördinator van de VN, Jan Egeland, in de Financial Times terug op de afgelopen maanden: "The tsunami showed that only the UN has the universal legitimacy, capacity and credibility to lead in a truly global humanitarian emergency.". Hij heeft gelijk. Er is altijd kritiek op de VN en, laten we eerlijk zijn, soms is dat terecht. Maar nog nooit eerder heeft de VN in zo korte tijd een zo omvangrijke hulpoperatie uit de grond gestampt. Dat was tien jaar geleden, korter nog ondenkbaar geweest.

Dames en heren,

De internationale coördinatie heeft gewerkt. Ook nationaal heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken vanaf de eerste dag na de ramp de coördinatie stevig in handen genomen en veel van de goed bedoelde initiatieven en vooral half uitgewerkte initiatieven van andere departementen en decentrale overheden gekanaliseerd. Die overlegorganen bestaan nog steeds, want er komen nog steeds nieuwe initiatieven binnen. Maar mijn keuze voor coördinatie heeft links en rechts wel verwijten aan mijn adres opgeleverd over een gebrek aan Nederlands profiel in het rampgebied. Ik vind effectiviteit van de hulp belangrijker dan het planten van de Nederlandse vlag in het rampgebied. Een hulpoperatie is een hulpoperatie en geen vorm van "public diplomacy" voor eigen land of achterban. Hooggeplaatste personen moeten dan ook grote terughoudendheid in acht nemen bij het bezoeken van de getroffen gebieden. Een bezoek kan de aandacht van de wereld op de ramp richten, en soms is dat nodig, maar ook de aandacht afleiden, de lokale hulpverlening vertragen en in de war sturen. Jakarta vroeg op een gegeven moment om even niet langs te komen. De vluchten waren nodig voor voedsel, dekens en medicijnen. Zelf heb ik ervoor gekozen om niet onmiddellijk naar het rampgebied te gaan.

Dames en heren,

Naast het belang van coördinatie kunnen we natuurlijk nog meer lessen trekken voor de nood- en wederopbouwhulp.

In de eerste plaats, de betrokkenheid van de overlevenden. De overlevenden, die zelf het beste weten wat er nodig is, wat er moet gebeuren. Tijdens een TV-rapportage keek een westerse verslaggever op het strand toe, terwijl de plaatselijke bevolking al druk bezig was om het puin op te ruimen. "De hulp is nog niet op gang gekomen," was zijn conclusie. Dit illustreert, hoezeer wij in het westen de mensen zelf als slachtoffers blijven zien en hoezeer wij hun eigen veerkracht miskennen. Later hebben bijvoorbeeld groepen Sri Lankaanse burgers verwoeste dorpen "geadopteerd" om ze huis voor huis weer op te bouwen. Hulpprogramma's moeten hier meer rekening mee houden. Met de kracht van de samenleving zelf.

In de tweede plaats, de kwetsbaarheid van vrouwen. Voor de kinderen die op het strand speelden waren de golven simpelweg te hoog. De moeders renden vaak met opgegeven handen tegen de muur van water op, om hun kinderen uit de greep van de tsunami te redden. Maar, in tegenstelling tot de vaders, hadden zij meestal niet geleerd om te zwemmen. Volgens een rapport van Oxfam, zijn in sommige gebieden vier keer zoveel vrouwen als mannen omgekomen. Bij de hulpinspanning moet expliciet rekening worden gehouden met de kwetsbare positie van vrouwen. In opvangkampen voor overlevenden, waar zij vaak in de minderheid zijn, hebben vrouwen bescherming nodig tegen verkrachting. Ook moeten er faciliteiten aanwezig zijn om de reproductieve gezondheid van vrouwen te waarborgen. ICCO en KerkinActie voeren in Indonesië met mijn steun een programma op het terrein van reproductieve gezondheid uit voor circa 25.000 mensen. Daar ben ik dankbaar voor. Ook bij de wederopbouw verdienen vrouwen extra hulp: zij kunnen bijvoorbeeld vaak geen verzekeringsgeld krijgen, omdat de verzekering op de naam van hun overleden man staat.

In de derde plaats hebben we bij de internationale reactie op de tsunami de opkomst van een aantal relatief nieuwe donoren gezien: China, Rusland en een aantal golfstaten hebben substantieel bijgedragen aan de internationale hulpinspanning. Ik hoop, dat deze landen dit commitment ook doortrekken naar een grotere rol als donor binnen de reguliere ontwikkelingssamenwerking. Voor een opkomende macht als China zou het geven van meer ontwikkelingshulp een bewijs zijn van de eigen economische ontwikkeling. Ook buurland Japan werd, na het vergaren van de eigen rijkdom, één van de belangrijkste gevers. In het rapport "Tsunami en internationale hulp" lees ik overigens, dat binnen Nederland eveneens een nieuw geverspubliek is opgestaan: 40% van de donaties aan Giro 555 komt van dat nieuwe publiek. Het is de uitdaging om de aandacht van deze mensen vast te houden en hun oog te richten op andere rampen. Het gaat om beelden en indrukken. Niet alleen de rampen laten zien maar ook de resultaten van de hulp. De komende tijd moeten we media als televisie en internet benutten om meer aandacht te besteden aan het nieuwe publiek.

Dames en heren,

De Engelse schrijver H.G. Wells zei eens: "Human history becomes more and more a race between education and catastrophe.". We moeten leren van de afgelopen maanden als we beter voorbereid willen zijn wanneer een volgende catastrofe zich aandient. Maar oude gewoontes slijten moeilijk. Dat zie ik nu alweer bij de wederopbouw, waarvoor Nederland zoals bekend 200 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld.

Het belang van coördinatie en harmonisatie lijkt door sommige landen alweer vergeten. Zo wordt slechts 10% van de hulp aan Indonesië via het gezamenlijk wederopbouwfonds besteed, het zogenaamde "multi-donor trust fund". Nederland ondertekende op 25 april jongstleden een overeenkomst met Indonesië en de Wereldbank voor een bijdrage dit jaar van 60 miljoen euro aan het fonds. Ook de Asian Development Bank, Zweden, Denemarken en Noorwegen hebben al getekend. Maar helaas blijven andere donoren nog achter. Wanneer zet de Verenigde Staten zijn handtekening? Wanneer Japan? Frankrijk? Regionale grootmacht Australië? Deze landen hebben wel afgelopen maart in Parijs hun handtekening gezet onder een verklaring waarin het belang van donorharmonisatie benadrukt wordt. Niet alleen meer hulp, maar ook betere hulp, bijvoorbeeld door harmonisatie van procedures. Die nobele principes mogen we niet alleen met de mond belijden ­ iedereen moet ze ook in de praktijk ter hand nemen. Anders zal de verklaring van Parijs een dode letter worden. Die dode letter zal letterlijk levens kosten, doordat hulpprogramma's langs elkaar heen draaien en niet goed aansluiten op de noden van de mensen.

Naast het belang van coördinatie wordt in een aantal gevallen nog voorbijgegaan aan de betrokkenheid van de plaatselijke bevolking. In Indonesië zou de regering de mensen in Atjeh meer moeten betrekken bij de wederopbouwplannen. Die mensen weten zelf het beste wat zij nodig hebben. Beter dan ambtenaren en politici in Jakarta. Het conflict in Atjeh speelt bij dit alles natuurlijk ook een belangrijke rol. De nasleep van de tsunami-ramp biedt zowel kansen als risico's voor het vredesproces. Het gaat niet alleen om wederopbouw, maar ook om vredesopbouw. Ik ben blij dat er intiatieven zijn zoals het Finse initiatief. Hopelijk leidt dit tot een akkoord. Hierna moeten we bijvoorbeeld oog hebben voor jonge strijders. We moeten hen banen bieden, dan heeft de vrede een kans van slagen. In Sri Lanka is de situatie ernstiger. Daar verlopen de onderhandelingen tussen de centrale overheid en de Tamil Tijgers over het gezamenlijke hulpfonds uiterst traag. Zonder dat fonds kunnen we niet aan de slag. De internationale donorgemeenschap moet gezamenlijk druk uitoefenen op beide partijen.

Dames en heren,

Behalve algemene steun aan de wederopbouwplannen via de gezamenlijke hulpfondsen, draagt Nederland ook met een aantal andere concrete activiteiten bij. Een kleine greep:


· Een waarschuwingssysteem voor tsunami's bij Atjeh: ik draag met maximaal 350.000 euro bij aan het "early warning system" van de VN. Voorkomen is beter dan genezen.


·Het spoorwegsysteem van Sri Lanka: de totale schade aan het mede door Nederlandse bedrijven geïnstalleerde systeem wordt geschat op 12 miljoen euro. Ik ben bereid tot een bijdrage aan de herstelwerkzaamheden.


· De haven van Banda Atjeh: ik heb de Indonesische regering mijn steun aangeboden bij het herbouwen van deze haven. De kosten van de eerste fase van deze operatie worden geschat op 8 miljoen euro.


· De drinkwatervoorziening in Atjeh: de Nederlandse watersector werkt nog aan een plan om de lokale drinkwatervoorziening te herstellen. De waterbedrijven hebben hiervoor een bedrag van 5 miljoen euro verzameld, wat ik zal verdubbelen wanneer zij met een goed plan komen.

Dames en heren,

Ook in Afrika blijft onze hulp van levensbelang. Op dit continent, waar grootscheepse armoede, oorlog en aids de bevolking als een tsunami blijven overspoelen, dreigen de Millenniumdoelen van de VN niet gehaald te worden. Vlak na de tsunami ging er één stem op in Nederland om financiële hulp aan Soedan te gebruiken voor Azië. Zoals uit het indrukwekkende rapport "Tsunami en international hulp" blijkt, is Nederland het hier massaal mee oneens ­ om precies te zijn 84% van de bevolking. Ik lees zelfs, dat meer dan de helft vindt, dat mijn budget verhoogd moet worden, zodat de hulp aan het tsunami-rampgebied niet ten koste gaat van andere programma's. Ik constateer, dat het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in Nederland nog altijd zeer groot is. Afrika blijft het zwaartepunt van die Nederlandse ontwikkelingssamenwerking.

Dames en heren,

Ik sluit af. "Medelijden is een gevoel dat vele harten beroert, maar weinig portemonnees", zo wordt wel gezegd. Het Nederlandse volk heeft dit spreekwoord na de tsunami-ramp luid en duidelijk tegengesproken. Maar de compassie van de Nederlanders is niet vrijblijvend: het gaat om resultaten. Zoals ik heb benadrukt, kunnen we die resultaten alleen behalen door lering te trekken uit het verleden en internationale coördinatie centraal stellen: coördinatie is cruciaal. Ik verwelkom de "zakelijke" compassie van het Nederlandse publiek. Te lang ging het in ontwikkelingssamenwerking meer om geven in Nederland dan om resultaten in het buitenland. Op de derde woensdag in mei, de zogenaamde "woensdag gehaktdag", zal deze minister voor Ontwikkelingssamenwerking als eerste een resultatenrapportage naar het parlement sturen. Ik wil laten zien dat ontwikkelingssamenwerking werkt. Maar ik voel het ook als een plicht om dit te doen.

Laten zien dat ontwikkelingssamenwerking mensen weer op de been helpt. Mensen zoals Gomes Jayasekera. Zodat hij binnenkort het opvangkamp voor tsunami-slachtoffers kan verlaten en weer op eigen kracht het nieuwe jaar tegemoet kan lopen. Een toekomst waarin hij aan boord kan gaan van de boot waar hij voor gebeden heeft. Opnieuw kan leven van het leven in de zee."La mar".

Dank u.